Er is een nieuwe huttentocht in de Dolomieten: de Primiero Slow Tour in San Martino di Castrozza. Een waanzinnige vijfdaagse trekking door de beboste heuvels van de Primierovallei, omringd door het rotsgeweld van de Pale di San Martino en de Vette Feltrine. Vijf dagen, vier rifugi en tientallen antipasti, primi en secondi.
Soms wordt alles alleen maar beter, alleen besef je dat vaak in het begin nog niet. Sinds we vanuit het dal in Primiero de heuvels zijn ingetrokken, hebben we zoveel beleefd dat het lijkt alsof deze dag niet meer te overtreffen valt. We plukken eekhoorntjesbrood zo groot als kinderampjes, zien hoe een kleine adder een aanval op mijn bergschoen plant en zijn net op tijd bij een malga bovenop de berg om de zon achter de zilveren bergen te zien verdwijnen. Precies op het moment dat de blonde retrievers de geiten terugleiden naar de stallen, verschijnt in de hemel een regenboog. De boer, in de schuur met een bezem bezig, stopt een loodzware accu in onze handen. Of we het schikdraad onderaan de heuvel voor hem willen aansluiten met twee tangen. Een positieve, de rode, en een negatieve, de zwarte, of net andersom. Mocht om welke reden het schrikdraad niet aangaan, wat ik zeker niet van plan ben zelf te testen, zouden de koeien ‘s nachts de benen kunnen nemen.
Nu zitten we in het heiligdom van Marco en Cristina. De alm waarop rifugio Vederna staat is in melkachtige nevelslierten gehuld en boven het naastgelegen kerkje wordt de Melkweg zichtbaar. Maar binnen is alles warm en zacht en goed. Naast ons knagen vlammen in de vuurpit aan de houten blokken, op tafel staat een doploze fles zelgemaakte grappa. We zijn de laatste gasten van het seizoen en dus hebben de huttenwaarden alle tijd om gezellig mee te eten. In de wintermaanden werkt Marco als chef in restaurants en dientengevolgde zorgt hij ervoor dat het op de betafelkleedde houten tafel niet aan iconische berggerechten ontbreekt. Risotto gemaakt van rode kool, linguine met paddenstoelen, verschillende smaken canederli, polenta, lokale kazen en brood met gesmolten Trentingrana. Cristina geeft een tevreden knikje. Ze beseft zich heel goed dat ze bovenop de berg met een jackpot samenwoont.
Waar de meeste hutten op grote hoogte in september de deuren sluiten, blijven de hutten in de lagergelegen Primiero-vallei vaak wat langer open. Het is halverwege oktober en voor Marco en Cristina wordt het zo langzamerhand ook tijd om de boel voor de winter af te sluiten. ‘We halen alle tafels en stoelen naar binnen, wassen alle lakens en kussens, melden het kassasysteem af, sluiten de waterleidingen af en nemen alle drankflessen mee naar huis.’ Als over een paar dagen de laatste houtsblokken van het seizoen zijn opgebrand en Marco en Cristina de deur achter zich dicht trekken, om maanden later pas weer terug te keren, zal de ijzige adem van de winter het in het huisje overnemen. Zelfs de sterkedranken zijn dan niet veilig. Dit alles is de reden waarom Kamila en ik de Primiero Slow Tour achterstevoren doen. Zouden we een paar dagen later arriveren, dan zou het koppel al vertrokken zijn.
Met de belofte dat we iedereen in Nederland op de hoogte brengen van Marco’s kookkunsten, trekken we de volgende morgen door de nevelslierten. We volgen een grintpad dat na verloop van tijd recht omhoog gaat, de heuvel over. Achter mij hoor ik Kamila voor het eerst deze tocht mopperen. Ze is nieuw in de bergen en ervaart voor het eerst hoe het is om een zware bepakking mee de heuvel op te slepen en voorlopig nog niet thuis te zijn.
Plotseling worden we opgeschrikt door een geweerschot. Het schelle geluid reist door het woud, en verstomt weer. Wat volgt is het gejoel van mannenstemmen, een hondenfluitje en iets dat heel snel over de dorre bladeren onze kant op komt. Onmiddellijk versnellen we onze pas, we hollen bijna, richting de top van de heuvel waar een omheinde boerderij staat. Op de open plek worden we ingehaald door een English Setter met één oog, maar verder niet onvriendelijk. Het is een sterkgebouwd dier waarvan de staart als een ruitenwisser manisch heen en weer zwiept. Het heeft een spoor te pakken en zonder te twijfelen springt het in een troebel waterreservoir. De cycloop inspecteert het riet, heft zijn kop op bij het horen van de hondenfluit en schiet in een rechte lijn terug naar zijn baasjes in het bos.
Achter de boerderij verdwijnt een smal vochtig pad het bos in en de herfst heeft er zijn intrede gemaakt. Laag bij de grond groeien roestige krokanten varens en om ons heen laten hoge beukenbomen hun gele bladeren en nootjes vallen. Voor het eerst deze reis hebben we het gevoel dat we ver buiten het bereik van de valleidorpen zijn. We wandelen door de wildernis, in een galmend vochtig bos waarvan de honderden jaren oude zilversparren – ooit een belangrijke bron voor de koolproductie voor de lokale mijnen – onze stappen volgen. Als stille getuigen kijken ze op ons neer hoe we door hun leefgebied op weg zijn naar rifugio Fonteghi.
Bij de stenen hut op de oever van de rivier verschijnen meteen twee grote pullen bier op tafel. Het nieuws dat ik vandaag 42 jaar ben geworden verspreidt zich snel over de beboste hellingen van Primiero. Met een stevige handdruk wenst huttenwaard Franca me auguri en legt ze uit dat we zo dadelijk voldoende tijd hebben om uit te rusten. Zoon Julio gooit pas om zeven uur de keuken open en onze kamer op de eerste verdieping heeft een comfortabele douche en een tweepersoonsbed. Als ons verjaardagscadeautje op is, zie ik vanachter het raam in onze kamer hoe het water in de rivier na een lange zomer zijn laagste stand bereikt heeft. Op de oever liggen de houtblokken onder een stevig zeil opgeslagen en in het groententuintje groeit een deel van ons diner.
In het kleine zaaltje op de begane grond delen we de chefkok met een man en vrouw uit Veneto. De twee zijn met de auto een dagje aan het toeren in het berglandschap van Trentino en zijn bij rifugio Fonteghi gestrand voor het avondeten. Tot tevredenheid van mijn vriendin, die al snel ontdekt dat de vrouw van geboorte uit dezelfde hoek van Polen komt. In de warmgestookte hut op de oever van de rivier wordt er luidruchtig in het Engels, Pools, Italiaans en Nederlands gesproken. Maar ook Duits is hier niet vreemd, vertelt de echtgenoot van Franca die als het geluidsniveau verder toeneemt, zijn verduisterde televisiekamer uitkomt. ‘In delen van het berggachtige gebied wordt door de bewoners Duits gesproken. Voor de oorlog hoorde Trentino-Zuid-Tirol bij Oostenrijk-Hongarije. Mussolini deed er alles aan deed om Duitse namen te vervangen door Italiaanse, maar in sommige delen van het platteland wordt nog altijd de voorkeur aan het Duits gegeven. En als er verkiezingen zijn, stemmen ze steevast op niet-Italianen.’
Franca en haar man kunnen de nieuwe trekking die bezoekers langs hun rifugio leidt, wel waarderen. ‘De meeste wandelaars die naar San Martino di Castrozza komen, komen om de Palaronda te doen, of de Numero 2 die hierachter bij de Vette Feltrine eindigt.’ Terwijl Franca op de kaart de verschillende routes door het hooggeberte aanwijst, blijft Julio gerechten op de tafel zetten: gnocchi van pompoen met gerookte ricotta, polenta met gegrilde uien, lamsvlees in een stroperige herfstsaus, radicchio uit de tuin. ‘Maar de Slow Tour is ook leuk voor beginnende wandelaars en gezinnen. Je geniet van het Dolomietenlandschap, zónder daarvoor lastige beklimmingen te maken. Voordeel is dat je tijdens de Slow Tour veel meer van de omgeving ziet. Wandelend over de almen krijg je een inkijkje in het pastorale leven van Primiero.’
Op aanraden van Franca steken we de volgende morgen niet meteen de rivier over, maar nemen we een nieuw wandelpad. Het pad zakt in een opeenvolging van haarspeldbochten af naar de oever van het Noanameer, dat turkoois en langgerekt tussen de steile rotswanden ligt ingekapseld. De kruinen op de wanden staan in vuur en vlam. We zijn precies op het juiste moment: over een paar dagen hangen de rode, oranje en gele bladeren niet meer in de beukenbomen, maar liggen ze levenloos op de bodem.
Na een klein half uur wandelen staan we aan de voet van een Tibetaanse brug. De stalen constructie schiet wiebelend naar de overkant van de kloof. Onder het stalen rooster onder onze voeten stroomt het wasverzachterblauwe water naar het meer. Aan de andere kant van de hangbrug moeten we meteen omhoog. Het pad leidt door gehuchten waar de luiken ofwel hermetisch gesloten zijn, of de walmpjes uit de schoorsteen verraden dat er iemand thuis is. Terwijl we via het kerkje van San Giovanni langzaam omhoog sjokken, kijk ik afgunstig naar de groententuintjes op de alm waar de kolen en slasoorten ongehinderd groeien. Niet veel later zien we vanaf de kam voor het eerst de reikweidte van de Primierovallei. Door de bladerdaken links zien we de in nevel gehulde rotsformaties van de Pale di San Martino, aan de andere kant de Vette Feltrine met de piramidevormige Monte Pavone aan de buitenzijde.
We zijn al vijf uur onderweg en kijken ondertussen uit naar het moment dat we onze schoenen kunnen uittrekken, en ons op een bord canederli kunnen werpen.
We vinden rifugio Caltena precies zoals Cristina het op de eerste dag beschreven had. Een grote moderne herberg van meerdere verdiepingen, met houten balkons en ruime kamers die door de huttenwaard met oog voor detail zijn ingericht. Behalve een slaapkamer in boetiekstijl met een in nevel gehuld dennenbos op de muren, een schapenvel op de grond, is er een woonkamertje met een deur naar het balkon. Op het erf zie ik een meisje uit de bediening in een dirndl een vaste gast uitzwaaien, die minuten later met zijn grote licht naar de vallei afzakt. Op de achtergrond steken de Vette Feltrine zwart en detailloos af tegen de nachtelijke duisternis.
De weg naar het kruis bovenop de Monte Padela is lang en smal en gaat gepaard met klaagliederen in mijn kielzog. Omdat we de Slow Tour in tegengestelde richting lopen, vallen het aantal hoogtemeters vandaag iets hoger uit. Er lijkt geen einde te komen aan de beklimming, die aan de voet van de berg werd ingeluid met een bordje waarop ‘Sentiero per escursionisti esperti’ stond: ‘Alleen voor ervaren wandelaars’.
Ik probeer mijn vriendin af te leiden door te vertellen over de adelaar die langs de rotsen glijdt en de zwarte gems die vlak voor ons met zijn witte kontje in het goudoranje struikgewas verdwijnt, maar het lijkt haar op dit moment allemaal niet zoveel te kunnen schelen. Ze is verwikkeld in een strijd met haar eigen gedachten en ziet door het aantal haarspeldbochten de top niet meer. Komt vast goed. Pijntjes komen en pijntjes gaan. Net als de mist die onder ons door de valleien trekt. Als we eindelijk het kruis bereiken dat op een hoogte van 1.800 meter op een smalle uitstekende rots is bevestigd, zie ik dat haar humeur langzaam bijtrekt. Overal om ons heen rijzen bergen omhoog, sommige gehuld in wolken. Of het het allemaal waard is geweest, vraag ik haar als ze zich tegen het kruis laat vallen en haar lunchbox openmaakt. ‘Vraag dat nog maar een keer als we weer thuis zijn.’
De zon doet steeds minder moeite om de valleien te belichten. Het is half tien en licht, maar de zon verschuilt zich nog achter de bergtoppen. Voor nu volgen we het geruis van een rivier die vanuit de Pale di San Martino in de richting van Primiero stroomt, het dorp waar onze huttentocht is begonnen, en weer eindigt.
Beseffend dat dit de laatste uren in het gebergte zijn, wandelen we extra traag. We klauteren meer dan eens naar de oever van de rivier om naar het onwaarschijnlijk heldere water te kijken en wandelen aan de overkant van de weg rondom de oevers van een schilderachtig meertje, Lago Welsperg. Hier, en in de dorpjes die we lager in de vallei doorkruisen, loert het puntige rotsmassief als een monster op de achtergrond.
Ook de laatste tweehonderd meter naar het hotel stellen we nog even uit. We zijn terug in Primiero, het sympathieke dorpje met de twee rivieren die in het centrum samenkomen en waar de Spritz maar viereneenhalve euro kost, inclusief bruschetta’s. Op het pleintje langs de kerk proberen we ons voor te stellen hoe het dorp over een paar weken, een paar dagen misschien zelfs wel, bedekt wordt met een maagdelijk witte mantel. En hoe het zou zijn om hier te wonen. ‘En’, vraag ik mijn vriendin. ‘Zou je graag nog eens willen terugkomen? Is het de pijn en de emoties waarde geweest?’ Lang hoeft Kamila niet over het antwoord na te denken. Ze pakt haar glas, stoot die tegen het mijne en zegt Cin Cin. ‘Volgend jaar. Maar dan in tegengestelde richting.’
Wil je nog meer weten over bergwandelen in San Martino di Castrozza? Kijk dan op de website van San Martino of Visit Trentino.