Soms kruipt een lezer van Op Pad ook zelf in de pen om van een mooie tocht verslag te doen. Zo ontvingen we van Jaap Hos dit verhaal van zijn wandelavontuur over de E4, de langeafstandwandelroute die heel Kreta doorkruist. Jaap loopt de E4 in etappes verdeeld over meerdere jaren. In 2015 liep hij het eerste deel, waarover je hier meer leest. Dat het een niet te onderschatten route is, werd snel duidelijk...
Als ik voor de zoveelste steile sneeuwhelling sta zinkt de moed mij in de bergschoenen. Dit keer ontbreken de voetsporen van de onbekende die mij als eerste in deze lente voorging. Die sporen hielpen mij de afgelopen twee dagen een veilige weg te vinden door de Levka Ori, de Witte Bergen op Kreta. Wat nu? Ik doe mijn rugzak af en ga zitten.
Telkens als ik door Kreta reisde zag ik de Witte Bergen uitdagend oplichten. Wit van de sneeuw in de winter, wit door reflectie op de kale kalksteen in de zomer. Mysterieus in wolken en nevel in de vroege ochtend of bij zonsondergang. Het moest er een keer van komen. In het voorjaar kies ik de E4 wandelroute om goed in te lopen. Hij begint in Kissamos en leidt je via de westkust en de zuidkust naar een routevariant die over de Witte Bergen gaat. Na tien dagen ontspannen lopen en wennen aan mijn rugzak bereik ik het dorpje Sougia. Dan begint het echte werk.
Vanaf Sougia kies ik voor een route die door de Irinikloof via Omalos naar de Witte Bergen loopt. Zo vermijd ik het drukke verkeer in de buurt van de Samariakloof. Vroeg in de ochtend ga ik op pad. Een paar Griekse technici vragen mij de weg. Dat is toch de omgekeerde wereld. Dan duik ik de Irinikloof in. Prachtig groen en gevarieerd en duizend meter omhoog. Vanwege het lage tempo door mijn volle bepakking word ik ingehaald door twee wandelaars. Het zijn Nederlanders die een wandelroute van SNP lopen. Ze overnachten ook in Omalos, zodat ze morgenochtend vroeg bij de Samariakloof kunnen zijn, voordat het circus met de bussen op gang komt. In de namiddag bereik ik de vlakte van Omalos.
Alles staat in volle bloei en miljoenen bijen verzorgen een zoemend concert. Ik negeer de hotelletjes met Samariagangers en neem mijn intrek in een Kafenion waar kamers worden aangeboden. De hele familie begroet mij en als ze merken dat ik een paar woorden Grieks spreek, komt ook opa nieuwsgierig aangelopen. Zijn geweer en zijn trofeeën hangen aan de muur. Het eten is goed en goedkoop. De landwijn is van het soort waarvan je niet kan zeggen of hij rood of wit is, maar hij smaakt voortreffelijk. Tijdens mijn maaltijd komt een Zwitser binnenlopen die de Witte Bergen op zijn duimpje blijkt te kennen. Hij vindt het hier veel spannender dan in de Zwitserse bergen. Heel prettig dat ik mijn route met hem kan doorspreken.
De volgende dag ga ik over een weinig belopen pad naar de enige bemande berghut die Kreta rijk is. Het landschap is in alle opzichten grillig: rotsen, bomen en struiken vertonen spookachtige vormen. Veroorzaakt door het weer en de geiten die de struiken in de meest vreemde figuren snoeien. Bij een hek van betongaas staat een geit met zijn kop erdoorheen te jammeren. Zij is er met de horens achter blijven haken en zit vast. Met enig risico om een trap te krijgen, bevrijd ik het dier. Later passeert mij een groepje wandelaars met dagrugzakken. Hoewel ze mij op vier meter afstand voorbij lopen, zien ze mij niet. Iedereen let op zijn voorganger. Even later haal ik ze in tijdens hun lunchpauze. Ik praat met één van de begeleiders. Ze vertelt me dat twee van hun wandelaars op een lastig traject zijn uitgegleden. Schaafwonden, kneuzingen en emoties; gelukkig geen breuken. We delen onze ervaringen als begeleider en ze is dankbaar er even over te kunnen praten.
Tegen de avond bereik ik de Kalergihut op 1.500 meter hoogte aan de rand van een ravijn. Machtige lammergieren vliegen laag over. Ik kijk 1.000 meter naar beneden in de Samariakloof. De hut is jarenlang door een Oostenrijker in stand gehouden, maar nu doen de Grieken het weer zelf. De jonge herbergier Christoforos bereidt er uitstekende maaltijden en hij kan je ook sandwiches meegeven, zodat je niet alles omhoog hoeft te sjouwen. Christoforos heeft nog maar één trekker gesproken die dit voorjaar over de bergen is gekomen, omdat er nog veel sneeuw ligt. Dat is een tegenvaller. Ik overleg mogelijke routes met hem. ‘s Avonds praat ik met een Engelsman die zijn hele leven 'all over the world' heeft gewerkt. Vliegtuig in, vliegtuig uit; hotels, vergaderingen. Maar hij zegt: 'Toch heb ik toen niets van de wereld gezien'. Nu zwerft hij al twee jaar wandelend rond en geniet.
Na een koude nacht trek ik de Witte Bergen in. Eerst naar een top op 2.100 meter hoogte, de Melintaou. Ik hoop vanaf die hoogte nog een zendmast te bereiken om even met het thuisfront te kunnen bellen en dat lukt! Van nu af zit ik twee dagen zonder contact. Tijdens de afdaling wisselen grillige rotspartijen, sneeuwvelden en hemelse groene dalen met duizenden bloemen elkaar af. Hele velden krokussen en blauwe bloemetjes zijn net onder de sneeuw vandaan gekropen. Ik neem de tijd om uit te rusten en ervan te genieten. Maar dan wordt het menens. Boven 1.900 meter ligt veel smeltende sneeuw en pas na een uur of vijf baggeren bereik ik de gesloten Katsivellihut. Dan ben ik er ook achter dat ik mijn voorgenomen route naar Ammoudari wel kan vergeten. Er is nog geen voetspoor te zien in de sneeuw in die richting. Teveel sneeuw, te riskant op dit ruige traject. Ik vind een sneeuwvrij plekje voor mijn tentje. De nacht is geluidloos en koud, tegen het vriespunt. Miljarden sterren boven mijn hoofd. Ik word om drie uur klappertandend wakker en leg mijn jas en de inhoud van mijn geïmproviseerde kussen over mijn slaapzak.
De ochtend begint nevelig en ik besluit eerst maar eens een uur warm te lopen voordat ik ga eten. Het begin is niet moeilijk. Ik pik het voetspoor weer op in dunne sneeuw. Bij het ontbijt ben ik blij dat ik chocola heb meegenomen. Dat brengt het speeksel wat op gang. Heb ik toch te weinig gedronken? Dan begint de ellende. Steile sneeuwhellingen waar je gemakkelijk 300 meter naar beneden kunt vallen. Ik maak mijn telescoopstok kort om die bij uitglijden in de sneeuw te kunnen stoten en volg het voetspoor van mijn voorganger. Maar bij de zoveelste helling ontbreekt het spoor: deze is gevaarlijk steil. Ik doe mijn rugzak af en ga zitten. Desnoods, en dat is me vaker gebeurd, moet ik dezelfde weg terug. Ik heb voedsel genoeg. Lopen vanuit het principe dat je niet oververmoeid moet raken, helpt me goed na te denken. Ik neem bijna een uur om twee routes om de sneeuwvelden heen zonder rugzak te verkennen.
Waarom komt er nou net niet toevallig iemand je tegemoet? Een weinig besneeuwde helling naar beneden lijkt minder lastig dan op het eerste gezicht. Een klimmetje van 25 meter daarna moet ook kunnen. Een poging waard en die slaagt. Ik vind zowaar een markeringspunt en het voetspoor weer terug. En het klopt met de waypoints in mijn gps. Later volgt nog een traverse door een wand waar je weliswaar niet moet vallen, maar die zoveel houvast biedt dat ik nauwelijks aarzel. In een waterig zonnetje rijzen rotsen als prehistorische monsters uit boven het sneeuwdek. Ik ben zo blij als een kind als ik een weg bereik die door 4WD’s bereden kan worden, ware het niet dat deze nog door elf sneeuwhellingen versperd wordt. Achter elke bocht volgt weer een ijselijke verrassing. Voor de laatste helling kom ik drie Amerikanen tegen in zeer zomerse kleding. Ze willen de Pachnes, 2.400 meter hoog, beklimmen. Als ik ze vertel wat ze te wachten staat, komen hun Go Pro’s tevoorschijn om mijn verhaal te registreren. Ik zie er kennelijk avontuurlijk uit met modder, stof en een scheur in mijn broek. Maar ze besluiten gelukkig direct om van hun beklimming af te zien. Ik krijg fruit en vers water.
Hun mountainbikes staan bij de eerste sneeuwhelling. Later loop ik ze nog drie keer voorbij, terwijl ze banden plakken. En uiteindelijk, vlak voor het dorp Anopoli, zie ik ze in de achterbak van een vrachtwagentje. 'Nine punctures', schreeuwen ze als ze mij passeren. Als ik later mijn schoenzolen bekijk blijkt dat de scherpe rotsen ook hier veel schade hebben aangericht.
Het laatste stuk van die dag is triest. Ik loop bijna drie uur over een slecht onderhouden voetpad door een stervend bos. Talloze omgevallen bomen versperren het pad in de beekbedding. Kennelijk heeft iemand besloten het water boven het bos af te tappen. Het ruikt er naar rook en even later kom ik door een gebied waar een brand heeft gewoed.
Bij het eerste Kafenion ziet de eigenaar dat ik een bijzondere dag achter de rug heb. Hij heeft aan een paar woorden genoeg en brengt mij direct water en cola. Hij zorgt er ook voor dat ik ergens een kamer krijg. De dagen erna vragen dorpsbewoners mij regelmatig over de sneeuw, hoe ver je met een pick-up truck kunt komen en waar ik schapen heb gezien.
In de laatste week loop ik een alternatief E4 traject verder langs de zuidkust. Voldaan dat de tocht door de Witte Bergen gelukt is. Maar de fut is eruit. Goed om met een paar stranddagen te eindigen. Volgend jaar verder op de E4, zeker weten.
Het gebied van de Levka Ori op West-Kreta is de afgelopen jaren steeds veiliger geworden voor ervaren bergwandelaars. Er is een betrouwbare kaart beschikbaar en op internet kan men zich goed oriënteren. Gps-routes zijn met enig zoekwerk goed op internet te vinden. Gps is overigens noodzaak in dit gebied. De markeringen zijn over het algemeen goed, maar af en toe moet er gezocht worden. Zeker als er sneeuw ligt. Sommige E4 palen zijn geknakt door het natuurgeweld. Er is één schuilhut midden in het gebied bij de doorgaans gesloten Katsivellihut (sleutel op aanvraag bij de Griekse bergsportvereniging). Reken op minstens één overnachting. De hoeveelheid mee te nemen water is sterk afhankelijk van het seizoen en of je sneeuw kunt smelten.