Zeven jaar is er aan gewerkt. En meer dan 1.000 kilometer lang is ze uiteindelijk geworden. De Maasroute, oftewel La Meuse à Velo die je van de bron in midden-Frankrijk naar de monding in Hoek van Holland brengt. Nog voor de route helemaal af was fietste Op Pad langs de oevers. Als eerste!
Een emotioneel moment. Op zijn minst zal er een traantje worden weggepinkt, en fietsgenoot Elisabeth in de armen gevlogen. ‘Het allereerste begin van de Maas!’, zal ik daarbij snikken, ‘de rivier waar ik bij opgroeide, die ik zag uitmonden in de zee!’.
De werkelijkheid is een tíkje anders. Het is dat er een houten bordje staat, met Source de la Meuse erop, anders zou je aan de bron voorbijfietsen. De oorsprong van onze heilige rivier is niet meer dan een prutterige poel. Boven de bron is een muurtje gemetseld met een plaquette waarop de loop van de Maas is ingetekend. Dat is alles.
Ik denk aan gisteravond, bij de start, 30 kilometer terug, en schiet in de lach. “We hebben ervoor gekozen de route te laten beginnen in Langres”, zei Pierre Labadie toen, de coördinator van de Maasroute voor deze regio. “Langres heeft een TGV-station, én het is een prachtige stad. Het is de geboortestad van Diderot, het ligt strategisch op een heuvel en je kunt fietsen over de oude stadsmuren, de langste fortificatie van Europa!” Pierre had het gelijk van de wereld. Meer nog dan we gisteren dachten. En bovendien: vanaf nu zal de rivier alleen maar groter worden. Dat is wél ontroerend. Het doet wat met je als je ziet hoe die enorme rivier van thuis, van babyrivier tot grande dame groeit. ‘Eigenlijk staan we hier aan het begin van haar levensloop’, zeg ik. ‘Haar wiegje.’ ‘En we noemen haar Meusje!’, zegt Elisabeth.
De volgende morgen is het meteen duidelijk. Dit is Jeanne d’Arc-land. Op een wat onooglijk pleintje in Neufchâteau staat een enorm standbeeld van Frankrijks grootste heldin. Toch gaat onze aandacht meer uit naar Meus. Die is er gelukkig ook weer. Eventjes fietsen we zelfs naast haar. Nog steeds is ze geen echte rivier - je zou er niet op kunnen varen -, maar al weer véél meer dan een prutterige poel. Een stroompje met grinteilanden, groen, en hier en daar een stuk strand. Vandaag lijkt ze een groeispurt mee te maken. Bij Frébecourt is een brug met vier pontons nodig om haar te overbruggen.
Dan dringt Jeanne zich weer even tussen ons en Meus. Met een grote basiliek op de plek waar zij in het bos stemmen hoorde. Ze moest op pad, vertelden die haar, de Engelsen verjagen, en de Franse kroon weer op een Frans hoofd zetten. Vlakbij de basiliek ligt het dorpje Domrémy-la-Pucelle, met haar geboortehuis. Onveranderd sinds 1412. Na Domrémy is er lang geen rivier te bekennen. We zwoegen zonder dat er ook maar ergens water lijkt te zijn. Maar ineens is Meus er weer. We schrikken er bijna van. Ze is nog steeds wild, vol groen en eilandjes. Maar zo groot! ‘Ik denk wel veertig meter breed!’, fluister ik eerbiedig.
Het verhaal van de Maas is ook het verhaal van West-Europa. De oorlogen die Europa verscheurden speelden zich voor een belangrijk deel af in het land van de Maas. Nergens wordt dat duidelijker dan in Verdun. Een onverwacht mooie stad met een trieste geschiedenis. Hier wordt in 1916 de Slag om Verdun uitgevochten. De grootste veldslag uit de geschiedenis. In krap een jaar tijd vallen er naar schatting meer dan 700.000 doden, gewonden en vermisten. Als we horen dat er sinds kort een fietsroute is naar de champs batailles (slagvelden), aarzelen we niet. Dit is waar het om gaat in Verdun.
Voorbij Verdun verandert er iets aan de Meuse à Velo. In plaats van boerenwegen zijn er strakke, autovrije fietspaden, voie vertes. Er is hier land onteigend en geld in nieuwe paden gestoken. Meteen voorbij Verdun, verderop bij Sedan nog meer. Dankzij de paden fietsen we vlak langs de Maas.
Intussen heeft vriendin Paula zich bij ons gevoegd. Met zijn drieën rijden we door de Franse Ardennen, door België en een stukje Zuid-Limburg. Een hoogtepunt is Charleville-Mézières. Een dubbelstad met een plein omzoomd door arcades. Op dit Place Ducale staat in het midden een schattig draaimolentje. Het zal het enige vertier onderweg zijn. En de enige plek waar we mensen zien. Niemand gebruikt de nagelnieuwe fietspaden, op één man na. Met zijn handpalmen omhoog staat hij te mediteren en vertelt dat hij mensen kan genezen. ‘Zegt u het maar, mankeert u wat?’ Of het aan de genezer ligt weten we niet, maar moeiteloos bereiken we Givet. Al bijna in België!
België is anders. Vanuit Nederland, maar ook vanuit Frankrijk bezien. De huizen, de rommeligheid, de toenemende industrie. Ook anders is de Maas zelf. Meus is Madame Maas geworden, een kloeke dame die zich door de keiharde steen van de Ardennen heeft gegraven. Dankzij haar noeste arbeid fietsen we dwars door de Ardennen zonder ook maar één noemenswaardig heuvel. Aan de oevers rijzen steile rotsen op. Madames breedte is nu zeker het dubbele van veertig meter. Vanaf de grens wijkt de route niet van de oevers. Jammer dat er niet veel scheepvaart is. Pas voorbij Namen wordt het drukker. Vooral vlak voor Luik, waar de industrie het meest in verval is. Het contrast met de stad zelf kan bijna niet groter. In Luik heeft zich een metamorfose voltrokken. De Maasoevers zijn opgepimpt tot wandel- en fietsgebied, er zijn nieuwe musea met parken langs het water, en we fietsen ineens tussen de flaneurs.
Vanaf Luik ben je zo in Nederland, waar het weer kalm is en de Maasroute van het water afgaat, de Limburgse heuvels in. Weg van de grens waar weleens iets schijnt voor te vallen. Op het schiereilandje Presqu'île de L'Ilal met name, waar stropers, naaktlopers, dealers, struikrovers, snordragers en ander gespuis de baas zijn. Of waren. Afgelopen jaar is het na een grenscorrectie overgegaan in Nederlandse handen: de Belgische politie kon er alleen met een bootje bij.
Wat opvalt zodra de rivier weer in beeld komt: in Nederland is men zo bezig met de Maas. Net over de grens ontstaat het RivierPark Maasvallei, verderop de Maasplassen. Mevrouw Maas krijgt de ruimte. Behalve nieuwe recreatie-, annex uitstroomgebieden zijn vooral de oude dorpen en stadjes leuk. Vooral Thorn (klein stukje om), en het vestingstadje Stevensweert. Ook opvallend: in Nederland is de route vaak weer autovrij. We fietsen over fietspaden en dijkjes met dijkhuisjes waarin bedrijfjes zijn gevestigd als Trimsalon Annemieke en Kapsalon Anja. Een Duits stel kan de rust ook wel waarderen. Ze fietsen de route andersom en zijn lyrisch. ‘Alles is zo schattig hier. En al die leuke vestingstadjes!’ Vanaf dan kijken we met een Duitse blik. Wat een wondertjes. Arcen, met zijn enorme kasteeltuin, Grave, Ravenstein, Slot Loevestein en Woudrichem. Het houdt niet op.
Na Woudrichem ben je al bijna in Dordrecht, maar van een stedelijke omgeving merk je niets. De route gaat door de Biesbosch en de Oude Maas. Pas bij Hoogvliet en de Beneluxtunnel (voor de fietsers een mooi gedicht van Jules Deelder) wordt het industriëler. Maar nu zijn we ook al bijna bij Mevrouw Maas’ monding. We zoeven langs Vlaardingen, Maassluis - hoekie om gekkenhuis -, over een fietspad langs de Waterweg. Alleen nog een pauzetje bij de imposante Maeslantkering. Aan de waterkant staren oude mannen naar de boten die voorbijvaren. En dan, nog sneller dan gedacht, doemt Hoek van Holland op. Je kunt stoppen in het dorp maar wij gaan door tot het gaatje. De pier! Op de pier mag je fietsen en dan sta je op het verste landpuntje in zee. Een mooier einde bestaat niet.
Wil je graag langs de Maas fietsen maar heb je geen tijd om alles zelf te organiseren? Kijk dan eens naar onderstaande fietsvakantie, georganiseerd door SNP Natuurreizen.
Meer informatie over deze reis is te vinden op de website van SNP Natuurreizen. Of ga direct naar vertrekdata en boeken.
Op de Hoekse pier zitten vissers. ‘Zaggie ‘m?’, zegt er één. ‘Dat speklappie van een zeehond? Je ziet ze hier steeds vaker!’ We stappen af en verdorie, we zien de zeehond ook! Ons speklappie blijkt geen uitzondering te zijn. In de Nieuwe Waterweg zijn ze volgens het Bureau Stadsnatuur Rotterdam zelfs vrij gewoon aan het worden: ‘Het Papegaaienbekeiland in de Nieuwe Waterweg wordt door zeehonden gebruikt als rustplaats, en geregeld worden hier tot tientallen dieren gezien.’
Vlakbij Grave ligt het Brabantse Velp, waar een kapucijnerklooster staat. Wie zich van tevoren aanmeldt en de huisregels respecteert kan rekenen op een bed en een warme ontvangst. Niet-religieuzen mogen het bidden overslaan en wel meedoen met het borreluur.