Elk jaar gebeuren er ongelukken in de bergen. Voor een deel door vallen of struikelen. Maar voor een deel zijn er andere oorzaken, die ook te voorkomen zijn. Bergwandelen is ontzettend mooi en leuk, maar hou het wel veilig!
De Deutsche Alpenverein (Duitse bergsportvereniging) houdt sinds de jaren vijftig een ongevallenstatistiek bij onder de eigen leden. Ze doen dat tweejaarlijks. De laatste gegevens (d.d. mei 2019) laten zien dat er in 2016 en 2017 in totaal 558 ongelukken waren te betreuren, waarvan 30 met dodelijke afloop. Dit betreft dus alleen mensen die lid zijn van de Duitse Alpenclub, het is nog geen totaaloverzicht.
In 47% van de gevallen was struikelen of vallen de oorzaak. In 33% was sprake van een zogenoemde ‘blokkade’. Een ‘blokkade’ is een situatie waar de persoon zichzelf niet uit bevrijden kan, ook al is er geen sprake van een verwonding. Ongeveer de helft van de bergwandelaars was de oriëntatie kwijt, in de meeste andere gevallen speelde uitputting een grote rol. Dit laatste doet vermoeden dat zelfoverschatting en de verkeerde routekeuze belangrijke factoren zijn geweest.
Problemen tijdens een bergwandeling kunnen ontstaan doordat je de oriëntatie kwijtraakt, slechte weersomstandigheden en lastig terrein of een combinatie van dit alles. In ‘Sicherheit und Risiko in Fels und Eis’, een standaardwerk over veiligheid in de bergen, beschreef Pit Schubert tal van praktijkvoorbeelden van ongelukken in de bergen, die aantonen dat een ongeluk in een klein hoekje zit. Een van de voorbeelden gaat over een echtpaar dat in de jaren negentig een hoogtewandeling wilde maken in de Schladminger Tauern in Oostenrijk van de Planei naar de Preintaler Hütte. Ondanks het slechte weer bij aanvang (sneeuwval op de toppen en graten) namen ze de kabelbaan, die je in luttele minuten omhoog naar de Planei brengt op 1.900 meter hoogte, en begonnen te lopen. Onderweg verloren ze door het slechte zicht de routemarkering uit het oog. Ze verdwaalden en kwamen in een blokkenveld (een veld vol met keien) terecht, waar geen pad meer te bekennen was. Het lukte hen niet meer om de markeringen terug te vinden. Het pad was intussen ondergesneeuwd. Twee dagen later werden hun lichamen gevonden op tweehonderd meter van het pad. Door een combinatie van lastig terrein (geen duidelijk pad) en slecht weer ging het mis.
Een blokkenveld is een voorbeeld van terrein in de bergen waar geen duidelijk pad meer is. Andere voorbeelden zijn hele steile trajecten, die soms gezekerd zijn met stalen kabels (en soms trappen) om de wandelaar wat meer houvast te bieden. Of sneeuwvelden. Allemaal padloos terrein, die tredzekerheid vereisen en waar je vrij moet zijn van hoogtevrees. Als beginnende bergwandelaar kun je onaangenaam verrast worden als je in dit soort terrein terechtkomt, zeker bij slecht weer met weinig tot geen zicht. Begin er dus alleen aan als je voldoende ervaring hebt en de weersvoorspellingen gunstig zijn.
Wil je graag een wandelvakantie langs berghutten gaan doen, maar kun je wel wat hulp gebruiken bij het organiseren ervan? Bekijk dan het aanbod huttentochten van SNP Natuurreizen.
Belangrijk is dat je begint met een route die jouw niveau niet overstijgt en het liefst iets onder jouw niveau ligt, zodat je altijd nog iets overhoudt in het geval van een onvoorziene situatie. Je moet dus altijd over voldoende uithoudingsvermogen beschikken om de route uit te lopen. Daarnaast mag er onderweg geen ‘blokkade’ optreden. Met blokkade bedoelen we dat, zonder dat er sprake is van een ongeluk, je niet meer in staat bent om de route te vervolgen. Je kunt niet verder doordat er bijvoorbeeld problemen ontstaan met oriëntatie of doordat het terrein zelf te lastig is om je door voort te bewegen of een combinatie van die factoren.
Om de haalbaarheid van je tocht te bepalen en inzicht te krijgen in de tijd die je ervoor nodig hebt, stippel je de route vooraf uit op een wandelkaart. Een wandelkaart geeft je de noodzakelijke informatie over afstanden en soort terrein waar de route door loopt. Met kleur wordt aangegeven wat bossen, sneeuwvelden, gletsjers en rotsen zijn. De belangrijke hoogtelijnen op een wandelkaart geven je informatie over de hoeveelheid hoogtemeters die zijn te overbruggen en over de steilte van het terrein. Door een kaart goed te lezen, weet je wat je op een route kunt verwachten. Op die manier kun je ook de lastige trajecten vermijden.
Om een wandelkaart goed te gebruiken, moet je ‘m kunnen lezen. Hoe leer je dat? Een goede tip is om te beginnen met een kaart te gaan wandelen in een voor jou bekend gebied. Dat kan gewoon in Nederland zijn. Bekijk op de kaart hoe de omgeving wordt weergegeven. Ben je in een onbekend gebied, kijk dan elke 15 minuten op de kaart. Zodra je niet meer weet wat jouw positie is op de kaart en geen herkenningspunten in het landschap (een beekje, een brug, een bergtop of een hut) kunt terugvinden op de kaart, moet je teruglopen (15 minuten) naar het laatste punt waarvan je zeker weet dat het goed was.
Hoewel je in de praktijk niet zo snel een kompas nodig zult hebben, zeker niet als beginner op de eenvoudigere routes, is het in veel gevallen toch wel goed om er een bij je te hebben en te weten hoe je er gebruik van maakt. Bij helder weer als je genoeg herkenningspunten ziet in de omgeving, die je ook op de kaart weet terug te vinden, volstaat een wandelkaart. Zodra echter het zicht verslechtert of je moeite hebt om herkenningspunten in het landschap te vinden, heb je al snel een kompas nodig. Een cursus kaart en kompas is een aanrader en kun je bijna niet vroeg genoeg mee beginnen. Onder andere de SNP Outdoorschool biedt dergelijke cursussen aan via www.snpoutdoorschool.nl.
Laat mensen weten van je routeplan en informeer naar lokale informatie over de route (zijn er bijvoorbeeld bepaalde stukken afgesloten of slecht begaanbaar door bijvoorbeeld steenval).
Een gouden regel in het bergwandelen is een vroege start. Zo zorg je niet alleen dat je voor het donker binnen bent (ook als een tocht onverhoopt langer duurt dan gepland). Op warme dagen in de bergen kan er warmte-onweer optreden, meestal in de middag. Zorg dat je ruim hiervoor binnen bent.
In de bergen ben je blootgesteld aan de elementen. In de hogere regionen is het kouder, kan het zelfs hartje zomer vriezen en sneeuwen. Het terrein is rotsachtig en steil en kan glad zijn. Een goede uitrusting beschermt je tegen de elementen en bergschoenen met een goed profiel voorkomen dat je snel uitroetsjt. Lees meer over de benodigde uitrusting in deel 3 van dit dossier.
Het weer speelt op bergtochten een grote rol. Het is natuurlijk veel leuker om met mooi weer op de top te staan en van het uitzicht te genieten dan om met regen en mist geen hand voor ogen te zien. Het weer in de Alpen is vaak ook een bepalende factor voor de veiligheid tijdens bergtochten. In de bergen is niets zo veranderlijk als het weer. Bewolking ontneemt in de bergen snel het zicht. Bij de passage van een koufront kan regen zomaar overgaan in sneeuw, ook midden in de zomer. En onschuldig ogende wolken kunnen uitgroeien tot een gevaarlijk warmte-onweer, gepaard met bliksem, hevige regen en hagel. Een absolute must is dan ook dat je altijd het weerbericht checkt de avond en ochtend voor je begint aan je bergtocht. Ook kun je bijvoorbeeld aan de wolken zien wat de heersende weersituatie is en of er een verandering op komst is. Het is goed om dit soort voortekenen te leren herkennen.
Vermijd de bergen bij onweer. In de bergen is onweer gevaarlijker dan beneden in het dal. Er is weinig beschutting en er zijn meer inslagen. Als er sprake is van een koufront kan het onweren gedurende de hele dag. In de bergen kan daarnaast ook warmte-onweer optreden als er sprake is van warme en vochtige lucht, die gedurende de dag tegen de bergen opstijgt. Deze onweerswolk, de cumulonimbus, ontstaat uit ‘gewone’ cumulus, stapelwolken. Je herkent ze aan dat ze uitgroeien aan de bovenkant. Op hoogte, waar het afkoelt krijgen ze de vorm van een paddenstoel of aambeeld mer daarboven een ijskap. Zorg dat je bij warmte-onweer ruim op tijd, voor het uitbarst, weer binnen bent. Mocht je toch overvallen worden door onweer, vermijd stalen kabels en ladders. Leg eventueel aluminium wandelstokken een eind weg. Ga niet in paniek een afsteker nemen. Maak een afweging: als een schuilplek te ver verwijderd is, ga dan gehurkt zitten en maak je klein om het ergste uit te zitten.
Ondanks de prachtige omgeving en de relaxte sfeer kunnen in de bergen ook noodsituaties ontstaan. Bijvoorbeeld doordat er kleine of grotere ongelukken gebeuren, het weer plotseling omslaat, door navigatiefouten of het overschatten van jezelf en/of groepsleden. In de meeste gevallen kun je zelf met gezond verstand veel problemen oplossen. Soms is het echter nodig de hulp in te roepen van anderen of zelfs van noodhulpdiensten, zoals de bergreddingsdienst. Zorg voor vertrek dat je telefoon is opgeladen en dat je de nummers van de lokale reddingsdiensten hierin hebt opgeslagen. En maak je bekend met de internationale noodsignalen en de nationale en lokale reddingsdiensten.
Het alpiene noodsignaal kun je afgeven met bijvoorbeeld een fluitje en/of een zaklamp. Blijf het afgeven totdat iemand bij je staat. Het alpiene noodsignaal is speciaal gemaakt zodat er internationaal eenduidigheid en bekendheid bestaat over een hulpkreet. Het is een belangrijk signaal om te kennen.
Fluitje of zaklamp. Andere soorten signalen: rook, kleurcontrasten, bewegingen, knallen, flitsen, fluiten etc. Het kan van alles zijn, zolang het maar opvalt in de omgeving en de aandacht trekt.
Tegenwoordig worden de meeste bergreddingen voornamelijk uitgevoerd met behulp van helikopters. Om de piloot en/of bergwacht duidelijk te maken wat er aan de hand is, gebruik je altijd en alleen de internationale tekens.
Plaats indien mogelijk ook een herkenningsteken, bijvoorbeeld felgekleurd stuk kleding aan een wandelstok.
In Groot-Brittannië bestaan de reddingsdiensten uit vrijwilligers die afhankelijk zijn van donaties en giften. Als je gered wordt, zitten hier doorgaans geen kosten aan verbonden. Dit is anders in de Alpenlanden. Daar zijn de reddingsdiensten professioneel en wordt redding een verzekeringskwestie. Heb altijd je paspoort en verzekeringspas bij je, dit is een van de eerste dingen waar ze naar vragen! Heb je de speciale bergsportverzekering van de Nederlandse bergsportvereniging (NKBV) afgesloten, dan weet je zeker dat je gedekt bent, ook als er een helikopter aan te pas moet komen.
Iemand die als geen ander op de hoogte is van de risico’s in de bergen, is een berggids. Berggids is een internationaal gecertificeerd beroep, waarvoor je een opleiding van vier jaar moet volgen van de Union Internationale des Associations de Guides de Montagnes (UIAGM). Een berggids is in staat om klim-, zekerings- en reddingstechnieken uit te voeren en is opgeleid in weerkunde, etc. Een berggids mag werken in hoogalpiene omgeving. Als beginner zul je daar niet zo snel komen en kun je in veel gevallen ook mee met een bergwandelgids (ook wel: accompagnateur en montagne of international mountain leader genoemd), die een erkend diploma heeft van de UIMLA (International Mountain Leader Association) om mensen mee te nemen op bergtochten waarvoor geen speciale uitrusting benodigd is. Meegaan met een gids is een prima manier om nieuwe bergwandelervaring op te doen.