De Moezel inspireert al eeuwenlang schilders en dichters. Hoog boven de vallei loopt de Moselsteig, een van Duitslands langste en mooiste wandelroutes.
Een van de vele literaire figuren die eeuwen geleden in de Moezelvallei opdook, was Johann Wolfgang von Goethe. De vermaarde dichter was in november 1792 op doorreis, na zijn deelname aan de veldtocht van de Pruisische en Oostenrijkse legers tegen het Jakobijnse Frankrijk. Om de ‘moeizame’ route over land tussen Trier en Koblenz te verkorten, besloot Goethe met de boot verder te reizen. Een noodlottige beslissing, want tijdens de trip in een open roeiboot raakte hij al vlug in nood. Hij schreef: ‘Al snel kwam de storm opzetten, heftige windstoten wisselden met woest gebulder; de ene golf na de andere sloeg over de boot, we waren tot op het bot doorweekt. De schipper stak zijn verlegenheid niet onder stoelen of banken; de situatie werd steeds hachelijker en bereikte haar dieptepunt toen de dappere man verried dat hij niet meer wist waar hij was, noch waar hij heen moest...’
Een voorproefje van wat Goethe meemaakte, staat Britta en mij te wachten wanneer we op een sombere novemberdag vanuit Bernkastel vertrekken. Onder een druilerige motregen doorkruisen we het pittoreske vakwerkstadje, waar de Engelse romantische schilder William Turner tijdens zijn tweede reis naar de Moezel in 1839 enkele van zijn mooiste aquarellen en gouaches maakte. Terwijl we langs de beroemde Berncasteler Doctor wijngaard omhoogklauteren, steekt de wind op. Wanneer we ten slotte vanaf de rand van het plateau over de Moezel uitkijken, worden we begroet door ijzige hagelbuien en keiharde windstoten. Uit het bos voor ons weerklinkt een onheilspellend geraas. Als klap op de vuurpijl dondert pal voor onze ogen een boom met een doffe klap op het pad. Zo begint onze tocht op de Moselsteig...
De 365 kilometer lange route voert in 24 etappes van Trier naar Koblenz, waar de Moezel uitmondt in de Rijn. Wij willen acht etappes lopen, van Bernkastel-Kues naar Cochem. Maar op dit moment vragen we ons af of dat wel een goed idee is...
Wel, dat is het zeker! Om de haverklap worden de wolken door de wind opengereten en dompelt de zon een wijngaard, heuveltop of vakwerkdorp in een gouden licht dat Turner twee eeuwen geleden in vervoering zou hebben gebracht. Een van die windvlagen drijft ons de ‘Zeltinger Hof’ binnen, waar we worden ontvangen met een glas riesling. De wijnkaart van het riesling-themahotel verraadt: ‘Denk eraan! Het maakt niet uit of het glas halfvol of halfleeg is. Het enige dat telt, is hoeveel flessen er nog over zijn.’ Klinkt goed, vooral als je weet dat je uit meer dan 2.500 soorten kunt kiezen...
De storm raast ook tijdens de tweede etappe lekker door. Die voert ons langs de ruïnes van de vesting Mont Royal, gebouwd door de ‘Zonnekoning’ Lodewijk XIV, naar Traben-Trarbach. Over zijn aankomst aldaar schreef Goethe: ‘En zo werden we in het pikkedonker eindeloos lang heen en weer geslingerd, tot eindelijk in de verte een lichtje en daarmee ook nieuwe hoop opdook.’ In Traben-Trarbach werd de dichter hartelijk ontvangen door de welgestelde koopman Ludwig Böcking. In zijn villa is nu het Mittelmosel-Museum gevestigd. Veel andere historische gebouwen gingen in vlammen op tijdens de grote stadsbranden van 1857 en 1879. In hun plaats kwamen imposante jugendstilpanden die nog steeds het stadsbeeld bepalen. Aan geld was er in die dagen geen gebrek. Rond 1900 was Traben-Trarbach na Bordeaux het grootste wijnhandelscentrum van Europa.
Via een kronkelend pad klauteren we vanuit Trarbach naar de ruïne van de Grevenburg. Later slingert de Moselsteig over een bergkam en verrast met prachtige uitzichten over de valleien van de Moezel en de Ahringsbach. Tijdens de afdaling naar het pittoreske vakwerkdorp Enkirch wijst Britta wat geïrriteerd naar de wijnranken naast het pad. ‘Zie je al die rotte druiven?’ Hier lijkt iets niet te kloppen, want de druivenoogst is allang voorbij. ‘De natte zomer was een ramp voor veel wijnboeren’, verzucht Herbert, een oude man die aan de rand van het dorp zijn hond uitlaat. ‘Net toen de druiven veel zon nodig hadden, regende het dagenlang! De witte druiven werden aangetast door grauwe schimmel, de rode door de Aziatische fruitvlieg.’
Actieve wijngaarden wisselen af met verlaten, overwoekerde wijnbergen, lichte beukenbossen en ruige kammen. Vanaf de Prinzenkopfturm bij Bullay kijken we uit over een uitgestrekte meander van de Moezel, geflankeerd door de dorpen Bullay en Pünderich. Het Marienburger Sattel is amper 400 meter breed, maar de rivier heeft 14 kilometer nodig om eromheen te kronkelen. De met grind beladen schuit die moeizaam stroomopwaarts tuft, zal pas meer dan een uur later weer opduiken aan de andere kant van de meander. De goederentrein die onder onze voeten door de tunnel naar Bullay ratelt, legt dezelfde afstand af in een halve minuut.
De in 1905 geopende spoorlijn van Bullay naar Trier, die veel wijndorpen langs de Moezel verbindt, kreeg al snel de bijnaam ‘Saufbähnchen’. Een van de bekendste passagiers was de schrijver en journalist Kurt Tucholsky. Uit zijn verslag van een treinreis die hij samen met zijn vrienden Karlchen en Jakopp ondernam, blijkt dat het er bijzonder vrolijk aan toe ging: ‘Aan de Moezel viel het nog wel mee. Al zuipend baanden we ons langzaam een weg stroomafwaarts, we namen het ‘zuiptreintje’ van Trier naar Bullay, en bij ieder derde stationnetje stapten we uit om te zien hoe het er met de wijn gesteld was. Goed was het gesteld...’
‘Dat meen je niet!’ Met enige verbijstering wijst Britta naar de ladders en ijzeren beugels in de loodrechte leisteenrots, die voor onze neus uit de wijnranken lijkt te groeien. In Zell, de thuisbasis van de Zeller Schwarze Katz (zie kader), vertoont de Moselsteig zowaar trekjes van een via ferrata. Op weg naar de Collisturm, de beroemde uitkijktoren van Zell, versperren meerdere rotswanden de weg, die met het nodige ijzer moeten worden overwonnen (tenzij je het eenvoudigere alternatieve pad neemt).
Al net zo avontuurlijk gaat het er de volgende dag in de Bremmer Calmont aan toe. Een pittige variante van de Moselsteig voert hier dwars door de steilste wijngaard van Europa. ‘Ik vraag me af hoe ze hier überhaupt wijn kunnen verbouwen’, vraagt Britta zich hardop af, terwijl we ons met behulp van staalkabels, ladders en beugels hoog boven de Moezel een weg banen naar Ediger-Eller. De Bremmer Calmont heeft een hellingsgraad tot 68 graden. De druiventeelt blijft ook vandaag een uitdaging, ondanks de aanleg van monorails. Tijdens de wijncrisis aan de Moezel in de jaren 1970-80 zonk de bebouwde oppervlakte van 24 tot 4 hectare. De Calmont was een stervende wijngaard. Wijnbouwers zoals Ulrich Franzen bliezen hem nieuw leven in. Hij kocht de wijngaarden van veel kleine wijnboeren op, rooide de braambesstruiken en plantte 7.900 nieuwe rieslingwijnstokken aan. Met succes: inmiddels behoort de riesling van de Calmont weer tot de beste van de Moezel.
Voor de drie laatste etappes maken we gebruik van een vast verblijf in Cochem. Dat is mogelijk dankzij de goede verbindingen met het openbaar vervoer. Het traject door de wijngaarden boven het vakwerkdorp Ediger, vaak ‘Rothenburg aan de Moezel’ genoemd, is een droom. Later kronkelt de Moselsteig over een smal bospad langs een diepe afgrond naar Beilstein, waar het bos na een regenbui plots openschuift en een prachtig doorkijkje biedt op de in de avondzon badende ruïne van de Burg Metternich, geflankeerd door een machtige regenboog. Nóg een tafereel dat Turner wel had kunnen smaken. Zijn schilderijen van Beilstein maakten het vakwerkstadje in de 19de eeuw wereldberoemd.
Later ontdekten filmregisseurs het plaatsje, dat werd omgedoopt tot ‘Doornroosje aan de Moezel’. We slenteren door smalle steegjes met kinderkopjes, lopen onder met wijnranken versierde stenen bogen door en dalen de 108 treden van de kloostertrap af, waarover de Keulse acteur Willy Millowitsch in 1960 als Der wahre Jakob naar beneden draafde.
Nog een paar rivierkronkels scheiden ons van onze eindbestemming Cochem. Het tempo ligt laag, maar dat komt niet alleen door de pittige stijgingen, maar ook door de vele uitzichten. Eerst zijn de contouren van het karmelietenklooster van Beilstein nog een hele tijd zichtbaar tussen het gebladerte. In de late namiddag duikt achter een bocht van de Moezel plots de Reichsburg Cochem op.
Aan de voet van deze machtige burcht ontmoette de schrijver Rudolf G. Binding een plaatselijke schone met liefdesverdriet die een boottocht op de Moezel maakte. Bij de beschrijving van zijn verovering lijkt de dichter echter niet zozeer aan een rozentuin te hebben gedacht, maar eerder aan een paardenmarkt: ‘Vol bewondering staarde ik haar aan. Zo’n prachtige tanden, zo'n parelwitte, schitterende, gebogen dubbele balustrade van een gebit – wat zeg ik: nijptang – had ik voor zover ik mij kan herinneren, nog nooit van mijn leven gezien.’ De affaire was geen onverdeeld succes: in Trier gaf het ‘gebit’ de dichter de bons…
Ook het bezoek van William Turner ging niet onopgemerkt voorbij. In 1839 zette hij Cochem op de kaart met zijn wereldberoemde schilderij ‘The Enderttor and Alte Thorschenke’. Ik vraag mij af of Tucholksy en zijn drinkebroers hier ook langskwamen. Britta lijkt mijn gedachten te raden. ‘Wat denk je, zullen we even kijken hoe het hier met de wijn gesteld is?’ klinkt een vertrouwde stem naast mij. Dat lijkt mij een uitstekend plan…
Volgens de legende maakten in 1863 drie wijnhandelaren uit Aken hun opwachting bij wijnboer Peter Anton Mayntzer in Zell. Na een ‘grondige’ proeverij in de wijnkelder waren de mannen al behoorlijk aangeschoten, maar konden het niet eens worden welk vat ze nu zouden kopen. Toen sprong plots de zwarte kat van de wijnboer op een van de vaten. Het dier kromde zijn rug, begon woedend te blazen en klauwde naar iedereen die zich in de buurt van het vat waagde. De kooplieden oordeelden dat het vat dat zo heftig door de kat werd ‘verdedigd’ dan wel het beste moest zijn en kochten dit vat. De wijn deed het zo goed dat ze later de hele voorraad van de wijnberg opkochten. De wijngaard kreeg daarop de naam Zeller Schwarze Katz.