De Serra da Estrela in Midden-Portugal is een compact gebergte van net geen tweeduizend meter hoog. Voor langeafstandwandelaars is er de T-1, een vijfdaagse trektocht van camping naar camping. Wij deden het anders. We maakten dagtochten vanuit twee rustieke casas - het ene op een berg, het andere in een vallei. En ’s avonds? Eerst badderen, dan aan de bubbels met de benen omhoog. Muy relajado…
Sinds 1976 is de Serra da Estrela een natuurpark, het grootste van Portugal. Oerkrachten stuwden de bodem op, tonnen sneeuw en ijs, wind en regen vlakten de bergen weer af. De top van de Torre, de hoogste berg van het Portugese vasteland, is een grote platte postzegel, opgerekt tot 2.000 meter met een zeven meter hoog markeringspunt. Het vele bergwater, de kou (soms tot -20 C in de winter), plus de tienduizenden schapen maakten van de Serra da Estrela het mekka van de middeleeuwse wolindustrie.
Door de granieten bergen van de Serra da Estrela waait een frisse wind als we op weg zijn naar Gouveia, een dorp langs de westrand van de Serra. In sierlijke bochten slingert de N339 om grote, gladgeschuurde granietblokken die lukraak in het landschap lijken neergestrooid. Het zonlicht sprankelt door de brede gletsjerdalen van de rivieren Zêzere en Mondego. We zien glanzende meertjes, verstopt in de plooien van het graniet. De Serra da Estrela strekt zich uit tussen de plaatsen Covilha, Seia en Guarda, lekker compact, maar toch uitgestrekt genoeg om wekenlang in te wandelen. Echt zwaar wordt het bijna nergens. Het gebergte bestaat uit granieten plateaus, groene valleien en bossen met schaduw. Op het plein van bijna elk dorp vind je een informatiebord met routes, korte en langere, gemarkeerd en wel. Het enige wat je nodig hebt, zijn een goede kaart en zin.
Klauteren
Kaart en zin hebben we, en de track van de wandeling staat in de gps. Toch is het zoeken naar het begin van de PR5. Naar links? Rechts? Nee, omhoog… daar! We staan bij Covão da Ametade, in de berm langs de N336, op 1.450 meter hoogte. Achter ons ligt het vijftien kilometer lange gletsjerdal van de Zêzere, een glijbaan voor reuzen waarin de Zêrere een glanzend spoor trekt. Wat vóór ons ligt is andere koek: een steile wand van rots, begroeid met wat struikjes en daartussen vaag een verfstreepje. Onze route en dé route in de Serra, want de Torre is een moetje. We klauteren van blok naar blok, soms een handje geholpen door de struiken. We moeten naar de rand van een panvormige kom die uiteindelijk naar de top van de Torre voert. Voorgangers hebben steenmannetjes geplaatst, want de verfstrepen zijn niet altijd duidelijk. ‘Daarheen!’, wijst Margriet, langs een blinkend meertje, verder omhoog. Over de rand van de pan kolken flarden mist en rook, alsof er een toverkollendrank gestookt wordt. Voorzichtig klauteren we verder, tot we op de rand van de kam staan. Volgende hindernis is een blokkenterrein, met spleten en al. Margriet zucht. Dit kennen we van een eerdere tocht in Montenegro, waar de gids ons probeerde te ontspannen met grapjes. Dat de spleten vol mensenbotten lagen bijvoorbeeld.
Offers voor een regenbui
Het is nog fris. Aan een waslijntje wappert een vlag van Benfica, tussen theedoeken en roze schorten. Schapenkeutels bedekken de kieren van de straatjes. Folgosinho is leverancier van queijo da serra, het beroemde schapenkaasje dat we gisteravond in Casa Madre de Aguas voor het eerst proefden. Het is vloeibaar als gele vla, een beetje kleverig en lekker smeuïg. De april-kaasjes zijn de lekkerste. Die zijn van de melk in december, toen het dier nog comfortabel in zijn vacht zat bij lekker frisse temperaturen. Op een keramieken dorpsplattegrond zijn de bezienswaardigheden van Folgosinho geschilderd. In de velden rond het dorp zijn geen schapen maar kazen ingetekend en de varkens in de wei zijn alvast vervangen door hammen. De weg voor vegetariërs is in Portugal nog lang niet geplaveid.
De kerkklok slaat tien als we het dorp uit wandelen. Het pad voert omhoog tussen dennenbosjes, bloeiende brem en roze kardinaalsmuts. Hoger op de berg, de Galhardos, staan de bermen vol reuzenvarens. Er is de laatste twee weken veel regen gevallen, had Andrea verteld, maar vandaag is het heet. Elk jaar, op 8 september, lopen de bewoners van Folgosinho naar een kapel verderop. Wandelen er drie rondjes omheen, bieden de mooiste exemplaren van hun kudde aan de heilige Maria aan en storten zich daarna in het gras om te picknicken. Die jaarlijkse processie zouden ze Maria beloofd hebben in ruil voor een flinke regenbui. En die kregen ze. Vanaf hoog op het pad zien we de rode daken van Folgosinho liggen, aan de voet van de berg de Galhardos, omringd door akkers, en daarachter een tijd langs niets, alleen een uitgestrekte vlakte. Dwars door het hoge gras dalen we af naar het dorp. Langs een slapende herder, zijn grazende kudde, over een Romeins pad waar madeliefjes zich massaal tussen de stenen door hebben geboord, langs steenmuurtjes bedekt met vetplanten en mossen. De klok gongt vijf, terwijl de zon de keienstraatjes uitbleekt. Op het plein vechten twee straathondjes om de kuiten van wandelaars. ‘Wegwezen’, roept Margriet.
José, de schaapsherder
Een maf petje, een geruit overhemd en een grijns van oor tot oor. José schudt ons de hand. Zijn beroep: herder, zijn kudde: ruim zestig Bordaleira-schapen. In de zomer grazen de dieren op de hooggelegen weiden van Loriga, een levendig dorp, aan de rand van een spinaziegroene vallei. Laag op laag zijn de moestuinen en akkertjes in de vallei aangelegd, verder wat boerderijtjes van grofgrijze schiststenen, wat plukken bos en ruisend water. José vindt het wel leuk dat we gaan wandelen in zijn vallei. Hij wijst de weg: eerst door dat dennenbos, dan over de flank van een heuvel. We volgen een avontuurlijk steenpad hoog boven een ruisende beek, ruiken lavendel, laveren om manshoge varens. De terrassen staan vol gele bloemen, verderop groeien sinaasappels en boontjes. De schuurtjes van leisteen zijn soms halve ruïnes, maar de wijnranken en aardappelveldjes liggen er goed onderhouden bij. ‘Wat is dit mooi’, zegt Margriet, en het mooiste moet dan nog komen. We steken een oude stenen brug over, en komen uit op een smal graspad dat kilometerslang een irrigatiekanaal (levada) volgt. Links ligt de imposante groene wand van de Malhadindas, in de diepte stroomt Rio de Loriga. In een boog volgen we de levada om de berg, een paadje van nog geen 50 cm breed op 555 meter hoogte, op de rand van een granieten kanaaltje waar het water klotsend doorheen stroomt. Aan de voet van een fluweelgroene berg liggen de moestuintjes van Cabeça, ons keerpunt.
In casas Penhas Douradas worden de cocktails geshaket, een beetje gin, een beetje tonic, wat basilicum en een radijsje erbij. We dobberen tevreden in de wellness-pool. ‘Ik snap die grijns van José wel’, zegt Margriet.
Het afwisselende landschap van de Serra da Estrela is verrassend door zijn woeste schoonheid, lieflijke cultuurlandschappen en oorspronkelijkheid. Maak op deze individuele reis een voettocht door de Serra da Estrela, het hoogste granietgebergte van Portugal, met overnachtingen in uiteenlopende accommodaties: van simpele dorpspensions tot comfortabel hotel met zwembad.
Wandelvakantie door het afwisselende land dat tussen Spanje en de Atlantische oceaan is ingeklemd. Van Porto, port-stad aan de Douro, naar Lissabon, cultuurstad aan de Taag. Door het hart van Portugal, via de granietbergen van Gerês en Estrela, de wijnhellingen van de Douro-vallei en de mediterrane Serra de Arrábida. De reis eindigt met uitzicht op de Atlantische Oceaan nabij Sintra.
Portugal tussen Porto en Lissabon | 15-daagse wandelvakantie
Gebied: Serra da Estrela, midden-Portugal.
Tocht: Vijf dagtochten tussen de 15 - 20 km, vanuit twee verschillende standplaatsen, Gouveia en Manteigas.
Zwaarte/moeilijkheidsgraad: Licht tot middelzwaar. Zwaarste en lastigste tocht is de beklimming van de Torre waarbij je deels steil van rots naar rots klautert.
Ernaartoe: Vanaf vliegveld Lissabon in ongeveer drie uur rijden naar Covilha, aan de zuidrand van de Serra.
Overnachten: Casas rurales, landelijke huizen/hotelletjes.
Beste tijd: Mei - oktober.
Folgosinho is een bergdorp, op 910 meter hoogte. Olijfbomen en wijnstokken vind je er niet, elektriciteitsmasten evenmin. Die laatste vinden de autoriteiten van Nationaal Park Serra da Estrela namelijk geen gezicht. Dus wordt de energie opgewekt via zonnepanelen en dat is winst voor dit dorp. Nog niet lang geleden woonde men in huizen zonder ramen, een soort veredelde varkensstallen waren het. Over de kinderkopjesstraatjes die de grofstenen huizen scheiden, wandelen we het dorp uit, op zoek naar de eerste markering.
Van heel ander kaliber is het oude plein van Guarda, het Praça Velha. Je zou twee voetbalvelden kunnen aanleggen op dit hoogst gelegen plein van Portugal (1.056 m). De warmte van de zon mengt er met frisse berglucht. Op een terras zitten hippe studenten, meisjes met paars haar en jongens met baarden en grote oorringen. De sfeer is relaxed. ´Geef een Portugees een fino, een biertje, en hij is helemaal blij´, zegt de aardige ober die er een schoteltje tremoços, grote witte bonen, bij serveert. Guarda is een stoere stad, de noordelijkste grote stad van de Serra. Ze heeft een kathedraal, een Joodse wijk en winkeltjes met glanzend koperen ketels, wollen dekens en fraaie leren laarzen.
Het is feest in Manteigas, want het dorp bestaat vijfhonderd jaar. Om dat te vieren gaan mannen en vrouwen in middeleeuwse kostuums elkaar met lange stokken te lijf. Het gevecht gaat om een paar vierkante meter vlakke bodem (het dorpsplein in dit geval) om groenten op te planten. Die zijn schaars in het dorp, dat er volgens de auteurs van Wandelen in Portugal bij ligt als ´een juskuiltje in een berg stamppot´. Alweer een tijd terug besloot het dorp de huizen van grauwe leisteen, een teken van armoede, te plamuren met een frisse laag witte stuc. Wit mag van de autoriteiten van het natuurpark, maar geen felle kleurtjes en ook geen tegeltjes. Té fancy, vinden ze.