Bhutan ligt weggestopt tussen de onherbergzame pieken van de Himalaya. En toch laat het land zich op de wandelschoenen opvallend fijn ontdekken. Op reis langs dansende monniken, knalroze rododendronbossen en duizelingwekkende klifkloosters.
Bhutan is zo’n land dat zelden de krantenkoppen haalt. Als we al een beeld hebben van het piepkleine koninkrijk in de Himalaya, dan laat het zich meestal samenvatten in slechts een handvol weetjes voor in de kroeg of aan het triviantbord. Bhutan: het land waar ze de levenskwaliteit niet uitdrukken in klinkende knaken, maar in Bruto nationaal geluk. Bhutan: het land dat de eerste klimaatneutrale staat op aarde werd.
Bhutan: het land waar de koning in 2008 eigenhandig het initiatief nam om macht over te dragen aan een nieuw, gekozen parlement. Het moge duidelijk zijn: vanuit de Hollandse klei lijkt het dwergstaatje tussen de reuzenbergen al gauw de perfecte samenleving waar iedereen gelukkig is. Terecht? Niet helemaal. Perfecte samenlevingen bestaan natuurlijk niet. Ook in Bhutan moeten sommige inwoners dagelijks bikkelen om de eindjes aan elkaar te knopen, worden mensen ongeneeslijk ziek en hennen - pak em beet - Sonam en Rinchen uit Paro heus wel eens ruzie aan de ontbijttafel.
Wat Bhutan wel is, is de perfecte reisbestemming. Massatoerisme heeft er nog geen voet aan de grond gekregen. De eerste toeristen kwamen pas zo’n veertig jaar geleden het land binnen; een periode waarin Bhutan nog bijkans in de Middeleeuwen verkeerde (pas in 1999 werd er televisie geïntroduceerd, vijf jaar geleden gevolgd door de eerste roltrap). En door de afwezigheid van stranden en shopping malls, lijkt de kans klein dat Bhutan snel een bestemming wordt voor de grote stroom aan toerbustoeristen.
De reizigers die de weg naar Bhutan wel weten te vinden, hebben dan ook een oprechte interesse in het land en haar inwoners. En geef ze eens ongelijk.
Bhutan is een bestemming waar zelfs ervaren globetrotters van de ene verbazing in de andere vallen. Het koninkrijk ligt stevig ingeklemd tussen China en India, maar heeft dankzij de geisoleerde ligging in het Himalayagebergte desondanks een volslagen uniek karakter kunnen behouden. Natuurlijk is het Tibetaanse boeddhisme er alom tegenwoordig. Maar dan wel Tibetaans boeddhisme waar een flinke Bhutanese draai aan is gegeven; zichtbaar in de eigenzinnige architectuur, klederdracht en zelfs het onwaarschijnlijk gastvrije en behulpzame karakter van de bewoners.
Allereerst die architectuur dan maar. Ondanks zijn geringe formaat staat het land bol van de talloze tempels en kloosters. Bijzonder zijn ook de vele dzongs: typisch Bhutanese kloosterforten met zowel een belangrijke bestuurlijke als religieuze functie (ambtenaren en monniken leven hier al eeuwen zij aan zij). Het allermooiste voorbeeld is zonder enige twijfel de dzong van Punakha: een van de grootste nederzettingen van het land, maar in feite niet veel meer dan een uit de kluiten gewassen molshoop met nog niet eens een verkeerslicht langs de weg. Het dorp is ontstaan op een licht glooiende landtong van twee rivieren. De imposante dzong steekt er zijn rood houten daken, zijn wit gepleisterde vestingmuren en (in het voorjaar) zijn paarse jakarandabomen dan ook van grote afstand boven het maaiveld uit. Eenmaal binnen wacht een ruimte binnenplaats, prachtig omlijst door een keur aan rijkelijk versierde vertrekken, waar de religieuze leiders van Bhutan zich volgens de traditie zes maanden terugtrekken.
Ondanks de pracht en praal van Punakha’s dzong, is een bezoek aan het Taktsangklooster volgens ervaren Bhutangangers nog een spectaculairder hoogtepunt. Het belangrijkste bedevaartsoord van Bhutan - beter bekend als Tigers nest - ligt zo duizelingwekkend weggeschurkt op de rand van een klif, hoog boven Parovallei, dat je bijna zou denken dat het hele complex elk moment de diepte in kan schuiven. Het klooster is alleen bereikbaar te voet (of paard) via een klim van 900 hoogtemeters over een wandelpad langs de granieten bergwand. Voor Bhutanezen is het verplichte kost om minstens eenmaal in het leven de tocht te maken. Voltallige families struinen er naar boven, bepakt met chips zakken, chocoladerepen, bloemen en andere offerandes. Trots glunderen ze naar al die reizigers uit den verre die eveneens de klim wagen en op de top worden beloond met een fenomenaal uitzicht op zowel het dal als het schitterende klooster.
Het bezoek aan Tigers nest bewijst dat Bhutan zich uitstekend op de wandelschoenen laat ontdekken. Uiteraard laten de hoger gelegen gebieden zich niet bereiken in slechts een dagtocht, maar gelukkig speelt de natuur ook in de rest van het land een glansrol. Bhutan kent gigantische hoogteverschillen (denk: alles tussen de 100 en 7.500 meter boven zeeniveau) en daardoor ook een dito biodiversiteit. Tijdens het wandelen worden dalen vol cactussen en bananenbomen afgewisseld met dichtbegroeide rododendronwouden en naaldbossen zover het oog reikt. Je bent hoofdstad Thimphu nog nauwelijks uitgereden of binnen een kilometer word je aan alle kanten omringd door het bos. Ook dieren kunnen het natuurlijke decor waarderen. Tussen november en maart overwinteren honderden zwarthalskraanvogels bijvoorbeeld in de U-vormige vallei van Phobjikha; ooit uitgesleten door gletsjergeweld en op bijna 3.000 meter de hoogste overnachtingsplaats van deze reis.
Zelfs in de meest afgelegen gebieden ligt er echter altijd weer een tempel of klooster weggestopt. Natuurlijk tref je er monniken die in opperste stilte hun Tibetaanse mantra’s reciteren. Maar niet zelden worden de goden ook geëerd door de boel op stelten te zetten met een kleurrijk feestje. Doordat het reisprogramma goed wordt afgestemd op de lokale feestagenda, ben je verzekerd van een bezoek aan minstens twee van deze festivals. In het piepkleine bergdorpje Talo bijvoorbeeld (heel Bhutanees weggestopt op een afgelegen heuvel op 2.800 meter hoogte), waar de bezoekers elk voorjaar van heinde en verre op het driedaagse Talo festival afkomen. Nog uitbundiger is het Thimpu festival in de hoofdstad, waar de traditionele maskerdansen eveneens het hoogtepunt van de show zijn, duizenden Bhutanezen zich in hun zondagse goed hullen en je als reiziger voor de zoveelste keer het gevoel hebt in een compleet andere wereld te zijn beland.