Woestijnen, gletsjers, canyons, lavavelden, solfataren, bergen zoals in de film 'In de ban van de ring' - de Laugavegur heeft het allemaal. En wie er niet voor terugschrikt om door ijskoude rivieren te waden, wordt ten slotte beloond met een heerlijk bad in een warmwaterbron.
Het doffe, aanzwellende geruis heeft iets onheilspellends. Wanneer we uit het bos komen, ligt de Þröngá plots voor ons. Donker, troebel en snelstromend. De gletsjerrivier, die in de schoot van de Mýrdalsjökull ontspringt, is het grootste obstakel op de Laugavegur. En de waterstand lijkt vrij hoog.
We ruilen de wandelschoenen in tegen sandalen. Siv, mijn IJslandse wandelmaatje, trekt ook de lange trekkingbroek uit. Een wijze beslissing moet ik later tandenknarsend toegeven. We maken de heupgordel van de rugzak los, schuifelen langzaam voorwaarts, de bodem aftastend met de wandelstokken, de blik gefixeerd op een vast punt aan de overkant. Het ijskoude water bijt in de kuiten. De oversteek duurt maar een paar minuten, maar het lijkt een eeuwigheid. Met een oerkreet, die vermoedelijk tot aan de zuidkust te horen is, klauter ik op de oever...
Een trektocht in IJsland is net even wat anders dan in de Alpen. Dat geldt ook voor de Laugavegur. Het waden door ijskoude rivieren is alledaagse kost en bij nevel is de oriëntatie, ondanks de markeringen, niet altijd even gemakkelijk.
Þórsmörk, het ‘bos van Thor’, verdwijnt stilaan uit het zicht. De bosrijke vallei in het zuiden van de route wordt gekenmerkt door een aangenaam microklimaat, te wijten aan de beschutte ligging tussen hoge bergen. Het zullen de laatste bomen zijn die we op onze weg naar het noorden ontmoeten. De berken wijken al snel struiken. Ten slotte verdwijnen ook deze en blijft alleen zand en lava over.
Een tijdje volgen we de rand van de Markarfljótsgljúfur, een tweehonderd meter diepe canyon, uitgesleten door de gletsjerrivier Markarfljót. Volgens de geologen ontstond hij door een jökulhlaup, een gigantische smeltwatervloed. Dergelijke smeltwatervloeden traden meermaals op tijdens uitbarstingen van de Katla. Deze vulkaan, die onder de ijskap Mýrdalsjökull sluimert, behoort tot de gevaarlijkste van het land. En hij had eigenlijk al lang weer moeten uitbarsten. In het verleden gebeurde dat vaak kort nadat zijn buurman Eyjafjallajökull explodeerde. Een naam die vermoedelijk een belletje doet rinkelen. Het was immers deze gozer die met zijn aswolken in 2010 het luchtverkeer fors in de war stuurde. Bij een eruptie van de Katla, die onder een 700 meter dikke ijslaag verborgen zit, zouden de gevolgen nog veel dramatischer zijn. Naast zware asregens kunnen smeltwatervloeden ook voor wandelaars op de Laugavegur een bedreiging vormen. Bij een op til zijnde uitbarsting vuren de huttenwaarden seinvuurpijlen en lichtkogels af. En stuurt de rampendienst Almannavarnir een SMS aan alle mobiele telefoons in het gebied. Een en ander wordt ook toegelicht op waarschuwingsborden, die op diverse plaatsen langs het pad staan opgesteld. Ook bij de hut van Emstrur staat er een.
De volgende dag dringen we steeds dieper in de woestijn door. Een pikzwarte zandvlakte, die zich uitstrekt tot aan de rand van de Mýrdalsjökull. Grillige zwarte stroken in het gletsjerijs getuigen van vulkaanuitbarstingen uit het verleden. Plots opduikende zandhozen draaien hun pirouettes in de woestijn en verdwijnen even snel als ze gekomen zijn. In de bergen gaat een regengordijn neer, boven de gletsjer spant zich een regenboog. Showtime!
Tijdens het avondeten in Hvanngil scheurt de grijze hemel open en zet de ondergaande zon de omringende bergen in vuur en vlam. Palagonietbergen, door weer en wind tot grillige formaties geërodeerd. Ik herken trollen, demonen, drakenkoppen… Een scenerie die aan ‘In de ban van de ring’ herinnert. Ik verwacht ieder moment dat Frodo en zijn metgezellen plots om de hoek zullen komen. Maar de enigen die opduiken, zijn twee grimmige bokken, die elkaar met hun lange, kromme horens bewerken.
Voorbij Álftavatn beginnen we aan de lange klim naar Hrafntinnusker. De zwarte woestijn maakt plaats voor kleurrijke ryolietbergen. Hogerop duiken eerste sneeuwvelden op. Zoveel sneeuw is ongewoon op het einde van de zomer. ‘De winter was lang en streng’, vertelt Siv, ‘zelfs in mei viel er nog een pak sneeuw.’ Damp, waarvan de geur aan rotte eieren herinnert, stijgt op vele plaatsen uit de grond op. Zowat het hele plateau is met solfataren bedekt.
In de late namiddag slaat het weer om. De bergen verdwijnen in de wolken, een gure noordenwind slaat ons in het gezicht. Er hangt sneeuw in de lucht. Nog voor we de hut bereiken, vallen de eerste vlokken. De schemering is niet meer veraf, maar toch komen ons nog steeds wandelaars tegemoet, op weg naar Álftavatn, drie uur verderop. Sommigen zijn erbarmelijk uitgerust. Als dat maar goed gaat…
Bij onze aankomst heeft Marianne al een grote ketel heet water op het fornuis klaarstaan. De huttenwaardin heeft Duitse roots, maar woont al lang in IJsland. Ze houdt van het simpele huttenleven in de zomer, maar mist de verse groenten die ze in Reykjavík kweekt. We vernemen dat de bergwacht onlangs meermaals moest uitrukken om wandelaars op te sporen, die op de ruige hoogten bij Hrafntinnusker werden vermist. Meestal komt het wel goed. Soms niet… De volgende ochtend passeren we een grote cairn met een gedenkplaat. Ter herinnering aan een jonge Israëliër die hartje zomer door onderkoeling om het leven kwam, op een steenworp afstand van de reddende hut.
Een paar zonnestralen dansen op het obsidiaan, het vulkanisch gesteente schittert als glas. Voor een mooie klomp heb ik nog wel een plaatsje in mijn rugzak, maar Siv, ex-minister van milieu, tikt mij op de vingers: ‘Dit is een natuurreservaat…!’ Met enige tegenzin leg ik de klomp weer op de grond.
Met een dof pulserend geraas braakt een grote warmwaterbron massa’s heet water uit. Vlakbij sissen solfataren. In de diepte lijkt een pikzwarte lavatong als een gigantisch ‘reptiel’ omlaag te kruipen naar Landmannalaugar. En het beest leeft… In solfataren dringt de stinkende adem van het monster naar buiten, dat er op lijkt te wachten, om weer vuur te spuwen. Zo onwaarschijnlijk is dat niet eens. Vulkaanuitbarstingen lijken in de regio gemiddeld om de 600 jaar op te treden, voor het laatst in 1480…
We steken het lavaveld over en bereiken weldra Landmannalaugar – letterlijk de ‘warme bronnen van de mannen van Landsveit’. De naam verwijst naar de boeren uit het district Landsveit, die hun schapen hier vroeger in de bergen lieten grazen. In de herfst doorkamden de brave mannen het labyrint van kloven, op zoek naar hun dieren. Doch met plezier deden ze dat vermoedelijk niet. ‘Eeuwen geleden werden in de kloven rovers en bandieten vermoed’, lacht Siv. ‘Maar van een verkwikkend bad in een nabije warmwaterbron waren de boeren niet vies, hoor.’ Het bad bestaat nog steeds. Een hete bron, die bij de hut van Landmannalaugar onder de lava ontspringt, levert warm water, dat zich in de pool met koud smeltwater vermengt. Fris biertje erbij en… laat maar komen, die poollichten.
De landschappelijke variatie is de grootste troef van de Laugavegur. De eerste twee etappes voeren vanuit het bosrijke dal van Þórsmörk langs de gletsjers van Eyjafjallajökull en Mýrdalsjökull in de woestijn, later domineren kleurrijke ryolietbergen en dampende solfataren. De route, die sinds 1978 bestaat, trekt jaarlijks tot 10.000 wandelaars uit de hele wereld en wordt vaak in een adem genoemd met andere klassiekers zoals de Inca Trail (Peru) en de Milford Track (Nieuw-Zeeland). De keerzijde van de medaille: omwille van de impact op de fragiele natuur wordt de roep naar beperkingen steeds luider.
Vele wandelaars beschouwen de 25 kilometer lange tocht van Skógar naar Þórsmörk over Fimmvörðuháls als een logisch verlengstuk van de Laugavegur. Je kunt de tocht in één dag (10 uur) lopen of in een berghut op de pas overnachten. De klim vanuit Skógar voert je langs de kloof van de Skógá, die een hele reeks fraaie watervallen vormt. Hogerop wachten de kraters en lavavelden uit de beginfase van de Eyjafjallajökull-eruptie van 2010. Tijdens de afdaling naar Básar maak je kennis met de grillige kloven van Þórsmörk.
De Laugavegur verloopt grotendeels door het Natuurreservaat Fjallabak, een ruig vulkanisch berglandschap in Zuid-IJsland, dat zich uitstrekt ten noorden van de ijskap Mýrdalsjökull. De 55 kilometer lange route verbindt Þórsmörk met Landmannalaugar. De meeste wandelaars doen er vier dagen over. In het artikel Laugavegur praktisch lees je meer uitgebreide informatie ter voorbereiding op de tocht.
Ben je van plan om zelf de Laugavegur te doen? Bekijk dan eens onderstaande wandelvakantie, uitgevoerd door SNP Natuurreizen.
Meer informatie over deze reis is te vinden op de website van SNP Natuurreizen. Of ga direct naar vertrekdata en boeken.