Grillige rotsformaties en heerlijke beukenbossen, fraaie vergezichten en gezellige vakwerkstadjes - langs de Hermannshöhen vind je het allemaal. De fraaie bergkamweg in het Teutoburgerwoud ligt bovendien op een steenworp afstand van Nederland.
1, 2, 3, … 255, 256. Precies 256 treden telt de trap, die vanuit Riesenbeck (een deelgemeente van Hörstel) naar de Hermannshöhen leidt. Het pad voert over een kam van het Teutoburgerwoud, een middelgebergte dat zo abrupt uit de Noord-Duitse Laagvlakte oprijst dat de toegang vaak inderdaad alleen via lange, steile trappen mogelijk is.
De ochtend is nog jong. De plensbui, die ons pas het dorp uitspoelde, verdwijnt aan de horizon. Tussen de beuken stijgt damp op, het ruikt naar vochtige aarde en paddenstoelen. Een edelhert, getooid met een fors gewei, duikt uit de nevel op, staart ons even aan en verdwijnt even geruisloos weer. We volgen een brede bosweg, die door de beukenbossen over een zacht golvende heuvelkam danst. De kam bestaat uit Osning-zandsteen, een hard gesteente, door weer en wind hier en daar tot verbluffende rotsformaties geslepen. De Dörenther klippen, veertig meter hoog, bieden daarvan een mooi staaltje. Beroemd is vooral het Hockendes Weib, letterlijk de ‘gehurkte vrouw’. Volgens de legende veranderde hier een moeder in steen, toen ze probeerde haar kinderen tegen het opkomende water van de zee te beschermen.
Tecklenburg ontvangt ons met middeleeuwse flair. Door de stoere stadspoort betreden we de oude binnenstad. Kromme steegjes, omringd door scheve vakwerkhuizen en gezellige terrasjes, waarboven de ruïne van een forse burcht troont. De burcht is gesloten. Er wordt druk gerepeteerd. Van mei tot september vormt ze het decor voor een van de grootste openluchttheaters van het land. In de schadus van het kasteel otdekken we zowaar een wijngaard, niet vanzelfsprekend zo ver naar het noorden. Toen Giovanni Rizzi, telg uit een Italiaans wijnbouwersgeslacht, in 1987 de eerste wijn bottelde, oogstte hij hoon en spot. ‘Dit is geen wijn, maar azijn’, kreeg hij naar het hoofd geslingerd. Intussen levert de kleine wijngaard - slechts een paar honderd wijnstokken groot - elk jaar een behoorlijke witte Müller-Thurgau en een rode Dornfelder op. En heeft Tecklenburg zelfs een heus wijnfeest.
We laten de Osning-zandsteen achter ons en volgen nu een tweede rug. Deze bestaat uit kalksteen en dat merk je aan de omgeving. Voorbij Lengericht gaapt een diepe krater in het landschap. Het pad kronkelt hier langs de bovenrand van een eerste van drie grote kalksteengroeves. Ook de vegetatie verandert: op de kalksteenbodem voelen kalkminnende planten zich in hun sas. De daslook, in Nederland vrij zeldzaam, vormt hier uitgestrekte tapijten. De witte bloemen en de onverwisselbare geur begeleiden ons de hele dag - tot in de gelagzaal toe.
We zijn te gast in het Altes Fischer Eymann in Bad Iburg, een knusse herberg aan de voet van het kasteel. Behoorlijk hongerig duiken we in de spijskaart. Het is het aspergeseizoen en de witte stengels drukken dan ook hun stempel op de kaart. ‘Wat denken jullie van de dagschotel?’, vraagt de waardin met een charmante glimlach. Dat blijkt Spargel satt - asperges zoveel als we lusten… Daar hebben wij wel oren naar na een lange wandeldag!
Wil je graag wandelen in Duitsland maar kun je wel wat hulp gebruiken bij het organiseren ervan? Bekijk dan het aanbod van SNP Natuurreizen.
Zowel de Hermanns- als de Eggeweg zijn echte kamwegen. De prijs voor de mooie vergezichten: om te overnachten moet je steevast omlaag naar het dal. Dat is in Halle niet anders. ’s Morgens slenteren we over een zonovergoten plein, omringd door linden en vakwerkhuizen. We blijven staan bij een witgekalkt huis met het opschrift ‘Museum für Kindheits- und Jugendwerke bedeutender Künstler’. In het oudste huis van de stad, bouwjaar 1246, zit een museum, gewijd aan werken die grote kunstenaars als kind hebben vervaardigd. Binnen vallen onze monden open van verbazing. In het piepkleine museum hangt, ietwat scheef, een heuse Salvador Dalí, geflankeerd door een prille Albrecht Dürer en een Edvard Munch. Rafaël en Picasso is ook present. Net als Paul Klee, die als kleuter zijn vader tekende, met een holle schedel en reusachtige handen. Of deze gewelddadige klauwen de kleine Paul net een stevig pak voor de broek hadden gegeven?
Met tegenzin keren we deze schatkamer de rug toe en vervolgen onze weg. In het bos struikelen we bijna over een vos, die plots het pad oversteekt. Net voor Bielefeld duiken zowaar bruine beren en wolven op. Het pad voert hier dwars door het Heimat-Tierpark Olderdissen, dat gewijd is aan bedreigde (en verdwenen) inheemse diersoorten.
We zijn intussen een week onderweg en vragen ons al een tijdje af waaraan de Hermannshöhen eigenlijk hun naam ontlenen. Het antwoord volgt prompt bij het Hermannsdenkmal. Het monumentale standbeeld, dat bij Detmold boven het bos uittorent, toont Hermann, de aanvoerder van de Cherusken, die de Romeinen in een grijs verleden in de pan had gehakt. Bij deze veldslag in het jaar 9 na Chr. werden in de buurt van het Teutoburgerwoud drie Romeinse legioenen in een hinderlaag gelokt door een bondgenootschap van diverse Germaanse stammen. Na deze smadelijke hinderlaag trokken de Romeinen zich terug uit de gebieden ten oosten van de Rijn.
De aanleiding voor de bouw van het monument was echter een andere gebeurtenis: de slag bij Leipzig (1813), waarbij Napoleon tegen een bondgenootschap van Oostenrijk, Pruisen, Rusland en Zweden het onderspit dolf, wekte in Duitsland een tot dan toe ongekend nationaliteitsgevoel. De kunstenaar Ernst von Bandel herinnerde toen aan die andere roemrijke veldslag, die 1.800 jaar eerder in de buurt van het Teutoburgerwoud had plaatsgevonden, en kwam met het idee op de proppen voor een monumentaal standbeeld. Het zou echter tot 1875 duren, voordat het Hermannsdenkmal door keizer Willem I kon worden ingewijd. Von Bandel zag dat het goed was en… gaf prompt de geest. Hij stierf een jaar na de inhuldiging.
Maar daar staat hij dus nu: een koperen Hermann, ruim 26 meter hoog, die met gemak boven de boomkruinen uitsteekt en trots met zijn zeven meter lange zwaard staat te zwaaien. Het hele monument is met zijn 53 meter het hoogste van Duitsland. En trekt dan ook een paar honderdduizend bezoekers per jaar. Vrij vertaald: liever mijden op een zonnige zomerse dag.
De volgende ochtend stuiten we weer op het Osning-zandsteen. Bij Horn heeft dat een indrukwekkende rotsformatie achtergelaten: de Externsteine. Een reeks bizarre rotstorens, tot 38 meter hoog, die worden weerspiegeld in het roerloze water van de nabije vijver. Voor ons ligt een van de mooiste trajecten: vanaf de Silbermühle leidt het pad door het schilderachtige Silberbachtal omhoog. In de vroege 18e eeuw werd in het dal effectief naar zilver gezocht. Een succesverhaal werd het niet. De ware rijkdom van de Silberbach (zilverbeek) lag immers, zoals de vroegere naam Möllenbach (molenbeek) suggereert, in de kracht van het water. In 1762 lagen aan de bovenloop van de beek drie graanmolens, vier slijpmolens en twee volmolens.
Hogerop wacht de Velmerstot met zijn twee toppen: de Lippischer en de Preußischer Velmerstot. De naam heeft overigens niets te maken met het woord Tot (dood), maar is afgeleid van Stot (steile helling). Terwijl we op de rotsachtige Lippischer Velmerstot van het uitzicht genieten, weerklinkt hels gekraak. Een paar tellen later zien we enkele tientallen meter lager een rot everzwijnen het bos uit stormen.
De nabije Preußischer Velmerstot, met zijn 4668 meter het ‘dak’ van het middelgebergte, was tijdens de Koude Oorlog niet toegankelijk. Toen lag hier een militaire basis van de Nederlandse Koninklijke Luchtmacht, met een NAVO-radarstation en een HAWK-eenheid (rakettenstelling). Vanaf de uitkijktoren, die op de top werd opgericht, ontdekken we aan de horizon Hermann, die nog steeds met zijn imposante zwaard staat te wapperen. Aan de voet van de Velmerstot zijn resten van een stilgelegde groeve zichtbaar. De zandsteen van de Velmerstot was reeds in de 16e eeuw als bouwmateriaal begeerd. Het werd onder meer verwerkt in het Rijksdaggebouw in Berlijn en in de Dom van Keulen.
Naar het einde toe verander het karakter van de tocht. De steile klippen en weidse bossen wijken voor een open landschap met groene weiden en bloeiende koolzaadvelden. In Essentho dalen we een laatste keer af richting Marsberg, waar we te gast zijn in Landgasthof Mück. Een oase van rust, kamers met schilderijen van de hotelier, die bovendien heerlijk kookt, een ontbijt met eigengemaakte jam en uitzicht op de weilanden, waar regelmatig reeën en herten hun opwachting maken. Wat wil een mens nog meer?