Elk voorjaar (en in 2016 voor de 100ste keer) dendert de Ronde van Vlaanderen door wat ooit (van 862 tot 1795) het Graafschap Vlaanderen was. Op Pad fietst hier ook, maar dan met start én finish in Nederland, via de wielerbaan van Roubaix én voor de meute van de profs uit. De Ronde is ook mooi als je er de tijd voor neemt.
In Bergen op Zoom zijn we uit de trein gestapt en gaan fietsen. Over de Oude Markt, langs het Markiezenhof en daarna de stad uit. Via Bath, een dorp aan de Schelde, naar België. En daar vinden we, tussen vrachtschepen, hijskranen en hefbruggen, een gehucht uit andere tijden: Lillo. Aan de Havenmarkt huist hier zowel Den Prins van Oranje, een antiekwinkel, als café In de 7 Saeligheeden. Verder is er een hoogbejaard fort en een aanlegsteiger. Fietsmaatje Bas (die zich uitstekend op onze reis heeft voorbereid) vertelt: ‘In de 16de eeuw werd vanuit hier de Schelde geblokkeerd. Wat de val van Antwerpen als wereldhaven tot gevolg had. En het begin van onze Gouden Eeuw.’
Een pontje pruttelt ons naar Doel. Een spookdorp, ingeklemd tussen havens en kerncentrale. Holle huizen, graffiti-muren, gebroken glas. Dus trappen we door. Tussen klaprozen en korenbloemen naar Sint-Niklaas, de hoofdstad van het Land van Waas, met het grootste marktplein van het België. En finishplaats van dag 1.
Waar de Dender in de Schelde vloeit, daar ligt Dendermonde. Op het 13e-eeuwse begijnhof stuiten we op Etienne, goedlachs en met strohoed. ‘Loop mee’, zegt hij, ‘dat ik u onze Grote Markt toon. Met het stadhuis uit de 14de eeuw, en het gerechtsgebouw, amai da’s ‘ier allemaal werelderfgoed hè, wist u dat?’
Zelfs Bas schudt nu van nee.
Rollend langs de Dender rijgen we Aalst − met alweer een Grote Markt, zonnig en terrasrijk − Ninove en Geraardsbergen aan elkaar. Laatstgenoemd stadje kent u van De Muur, de kuitenbijter die veertien keer deel uitmaakte van de Ronde van Vlaanderen.
Top: 110 meter. Steilste stuk: 19,8%. En laat ik nu voor vanavond een tafeltje hebben gereserveerd op het terras van ‘t Hemelrijck, de taverne pal voor de kapel op De Muur. Met mijn tong op de voorband, zo kom ik boven (op een niet onverdienstelijke tweede plaats achter Bas die, zoals gezegd, zich goed heeft voorbereid). Aan een muur van ‘t Hemelrijck prijkt een gedicht van Willie Verhegghe dat begint met deze regels:
Rilling en razernij door het peloton:
de Muur van Geraardsbergen staat
als een pantsercolonne van kasseien
te wachten en lacht zijn stenen bloot.
Een entrecote later keren we terug op aarde, waar Manneken Pis op een hoek van de Markt zijn werk doet. ‘Zekers, ook Brussel heeft een Manneken Pis, maar die van ons is ’t oudste’, vertelt een bebrilde man in korte broek. ‘Veruit! Toen dat van Brussel begon te pinkelen, had ons Manneke de Dender al volgezeken. Awel, vertellen ze in Brussel een ander verhaal? Maar dat Brussellaars leugenaars zijn, dat weet toch gans Europa?’
Via Pottelberg en Muziekbos trappen we naar de Kwaremont, de bult die elk jaar de Ronde van Vlaanderen tot leven wekt. Wie echter vanuit het zuiden aan komt stoempen, zoals wij nu doen, krijgt deze kasseiberg cadeau. Jammer, vindt Bas. De zot.
Aan de voet schittert een oude bekende: de Schelde. Het jaagpad volgend zwaaien we naar de schippersvrouwen die hun schone was buiten hangen. Of die snel droog zal zijn, betwijfel ik, want inmiddels kleurt de hemel grauw. De kerktoren van Helkijn prikt in het zwerk, zoals je een dunne speld in een ballon kunt steken zonder dat ‘ie… Kaboem!
We spetteren naar Roubaix, vandaag een Ville d’Art et d’Histoire in Frankrijk, maar lang, lang geleden een dorp in het Graafschap Vlaanderen. Remmend op de Grande Place oppert Bas: ‘We kunnen nu naar La Piscine gaan, een kunstmuseum in een voormalig zwembad in art deco-stijl, uit het begin van de vorige eeuw en dat...’
‘Of we stappen nu op de sneltram, dan staan we zo in hartje Lille en dan...’, zeg ik.
We doen het allebei niet. We rijden naar de Vélodrome waarop elk jaar de Hel van het Noorden eindigt. Alias Parijs-Roubiax. Daar mag je met je fiets gewoon op! Vol gas denderen Bas en ik op de meet af, in het spoor der Kampioenen (en ja, weer word ik verdienstelijk tweede).
De volgende finish ligt in de stad Ieper. Totaal verwoest in de Eerste Wereldoorlog en daarna steen voor steen weer opgebouwd. Door de Rijsselpoort stuiteren we de stad in, recht naar de gotische Lakenhal op de Grote Markt, waar nu museum In Flanders Fields huist.
‘Als ik ga huilen, niet schrikken hoor, ‘t is niet erg. Mijn opa’s naam staat in de muur.’
De Britse dame die dit zegt, heet Mary. Ik schat haar op een jaar of zestig. Met Mary en nog zo’n honderd mensen staan we bij de Menenpoort. De poort met de namen van 54.896 soldaten, vermist na de oorlog en waarvoor hier nu elke avond om acht uur vier klaroenspelers de Last Post blazen. Opdat wij niet vergeten. En nu, bijna acht uur, dreigt er een bui tussen Mary’s wimpers. ‘Thank you’, fluistert ze, als ik een hand op haar schouder leg.
Een dag later, iets buiten Westvleteren, lees ik: Beata solitudo, sola beatitudo. Vermoedelijk betekenen de woorden zoiets als ‘zaligheid in afzondering’. Ze sieren de Sint-Sixtusabdij. ‘Zoekend naar God leiden de monniken een sober bestaan, en al doende brouwen ze het beste bier ter wereld’, weet Bas. ‘Goddelijk vocht dat enkel hier te koop is. Ik stel nu dan ook een pauze voor.’
Briljant plan. Als we een klein uur later verder fietsen, tinkelen er twee flesjes in mijn linker voortas. Zo rijden we, terwijl onderweg zowel de Dodengang – loopgraven met versteende zandzakken, prikkeldraad en klaprozen – als de IJzertoren herinneren aan wat nooit meer gebeuren mag, via Kloefhoek en Kaaskerke naar Diksmuide.
Over de Frontzate, een vrijliggend fietspad, duwt de wind ons zeewaarts. Naar Veurne en Nieuwpoort, waar het Albert I-monument op ons wacht. Een Vlaamse reus te paard. ‘Zouden er mensen zijn die zeggen dat ze dit mooi vinden?’
‘Jazeker, Brusselaars.’
Duinen, vissers, tram, kunst en flats: de kust is een rapsodie. Langs de Koninklijke Gaanderijen fietsen we naar het hart van Oostende, ‘de Koningin der Badsteden’, en twee garnalenkroketjes later rollen we alweer verder. Naar Brugge, stokoud en stikdruk. Begrijpelijk, het centrum is één groot openluchtmuseum. Amerikanen en Chinezen lopen met selfie-stokken over Markt en Rozenhoedkaai. Wij trekken ons terug in Café Vlissinghe, dat al in 1515 bestond. ‘Daar links zat Antoon van Dyck, de grote schilder’, vertelt barvrouw Grietje. ‘En Rubens dronk hier zijn pintjes.’
Duizend populieren verderop wacht Damme, een hoogbejaard vestingstadje, rijk aan boeken en brocante. Hierna vindt bij grenspaal 357 de slotsprint plaats (waarbij ik verdienstelijk tweede word) en dan volgt het laatste stukje naar de pont bij Breskens. Aan de overkant in Vlissingen wacht de trein naar huis.
‘Zullen we nu dan, opdat wij niet vergeten, die flesjes Westvleteren openmaken?’
Briljant plan.
Dit moet je weten voor je op pad gaat:
Over deze fietsroute: Wij reden 7 dagen (met dagafstanden van 45, 76, 55, 30, 45, 67 en 37 km) over fietspaden en autoluwe wegen. Veel daarvan kun je fietsend van bordje naar bordje afleggen, knooppuntroutes volgend. Zie ook: www.hlnfietst.be. Let wel: onderweg hebben we véél meer gezien dan dat we hier kunnen vertellen: van de pisbak van Napoleon in Lillo tot de boom van Julius Caesar in Lo en het graf van Jacob van Maerlant in Damme.
Moeilijkheidsgraad: Vlak en glooiend land, met af en toe een stevige kuitenbijter. Dagafstanden zijn makkelijk naar wens aanpasbaar. De gemene kuitenbijters, zoals de Muur van Geraardsbergen en Oude Kwaremont, zijn desgewenst ook te vermijden.
Navigatie:
> Fietsnetwerk-kaarten zijn er van o.m. Waasland, Scheldeland, Vlaamse Ardennen, Westhoek, De Kust en Brugse Ommeland. Te koop bij de toeristische infokantoren onderweg of online te bestellen, bijvoorbeeld via http://shop.westtoer.be of www.tov.be/nl/webshop.
> Maar je komt ook ver met Michelin 371 West-Vlaanderen en 372 Oost-Vlaanderen (€ 7,75 per stuk, schaal 1:150.000).
> België, 1000 plekken die je echt gezien moet hebben is een vlot geschreven gids met duizend beschrijvingen van markante monumenten, musea, natuurgebieden enzovoort. Wel wat zwaar voor in de fietstas. Diverse auteurs, uitg. Lannoo (2de druk, 2014), 856 pagina’s, € 20.
> Meer info: www.toerismevlaanderen.nl.
Globale routebeschrijving: Bergen op Zoom – Lillo – Doel – Sint Niklaas – Dendermonde – Aalst – Geraardsbergen – Ronse – Kwaremont – Helkijn – Roubaix – Wervik – Zillebeke – Ieper – Boezinge – Westvleteren – Kaaskerke – Diksmuide – Nieuwpoort – Oostende – Brugge – Damme – Vlissingen.
6x slapen & ontbijt onderweg
> St-Niklaas: Moon-Eat-Sleep. B&B van Tonia, die prachtig kan vertellen over fluimende taxi-chauffeurs in China. Haar 5 kamers, niet ver van de Grote Markt, zijn echter luxe en proper. 2-pk v.a. € 135.
> Geraardsbergen: Casa Dodo. Kleurrijke B&B in het middeleeuwse deel van dit stadje, prima uitvalsbasis voor een aanval op de De Muur. 2-pk v.a. € 80. www.casadodo.be
> Roubaix: Ibis-hotel in het centrum, niet ver van museum La Piscine en Vélodrome. En 20 metrominuten verder ligt het hart van Lille. 2-pk (zonder ontbijt) v.a. € 69,70.
> Ieper: Alegría. B&B in de oude stad, met Grote Markt en Menenpoort op loopafstand, en gastheer Luc weet alles over Ieper en omgeving. 2-pk v.a. € 90.
> Diksmuide: ’t Withuis. Comfortabele kamers in luxe B&B aan de Grote Markt, met een Duitse bunker in de tuin. 2-pk v.a. € 120.
> Damme: B&B De Stamper. Vijf gastenkamers in authentieke stijl, in een 17de-eeuwse hofstede. Tip: eet hier ook! 2-pk v.a. € 95 per kamer.
5x ravitaillering onderweg
Er is véél meer, maar wij tippen:
> Sint Niklaas: Brasserie Brasseurs. Grote Markt 22. De pompoenlasagne, de huisgemaakte mayonaise, de blonde Tongerlo: allemaal lekker en het wordt met een glimlach op tafel gezet.
> Geraardsbergen: Taverne ’t Hemelrijck. Oudeberg 2. Goed eten op de Muur (zoals Sint-Jacobsvruchten op gekarameliseerd witloof en een zalfje van Balsamico).
> Ronse: Brasserie Harmonie. Grote Markt 10. Belle époque uit 1905, gebouwd door rijke textielbarons, en nu treden The Baboons hier op.
> Diksmuide: Water & Vuur. Onder de IJzertoren: verrukkelijk dineren in een schip op de IJzer, soms mét film.
> Brugge: Café Vlissinghe. Blekersstraat 2. 500 jaar oude herberg (en daardoor ook in trek bij toeristen, maar het blijft bijzonder) in het sfeervolle Sint-Annakwartier.