Vier dagen, vier landen, twee fietsers zonder haast. Een ‘wereldtocht’ voor iedereen die kriebels in de buik krijgt bij het oversteken van de grens. Vertrouwd dichtbij en toch zo verrukkelijk anders.
Als je over de A2 naar het zuiden rijdt, ervaar je vlak voordat je afdaalt naar Maastricht (bij Meerssen, om precies te zijn) opeens de sensatie die ‘buitenland’ heet. Een andere keuken, een andere taal, ander wegdek, andere huizen, andere mensen. De poort naar het avontuur, het onbestemde anders. Het was dát gevoel dat Jan Mark en mij in elkaars armen dreef. Niet letterlijk natuurlijk (haha!), maar het leek ons een opwindend idee om dat nabije buitenland per fiets te doorkruisen. Tent mee, wat pannen en karren maar. Iedere dag in een ander land fietsen en slapen. Geen uitgekauwde toeristische hoogtepunten, het gewone leven.
Ons fietsavontuur begint in Maastricht. Wat een geweldige stad is dat toch. Alles ademt al het buitenland dat letterlijk net buiten de grenzen van de stad begint. Geslapen in het Town House. Een designhotel noemt men dat, met een hoog huiskamergevoel. Een pannetje borrelende aspergesoep op de balie, een hangmat bij de televisie, spelletjes op tafel. Natuurlijk, allemaal bedacht, maar toch werkt het. En het Town House ligt op honderd meter van het station; handig als je je fiets meeneemt in de trein.
We verlaten de stad aan de rustige zuidwestkant. Even eraf bij Château Neercanne, grandioos gelegen in het Jekerdal. Dan voor het eerst de grens over, naar België. Buitenland! Koffie bij Kanne en Kruike in Kanne. Ik ken het dorp. Gezellig, veel cafés, bijna allemaal in handen van Zuid-Limburgers. We steken bewust niet onder Kanne al de Maas over, maar gaan eerst over de Côte de Hallembaye. Dat is potjandorie een col van formaat, volgens de gerespecteerde Encyclopedie Cotacol zelfs de meest noordelijke kuitenbijter. Zat vroeger in de Amstel Gold Race en dat zegt wel iets. Aan de voet ervan ligt het Fort Eben Emael, ooit het sterkste fort ter wereld. Gebouwd om de invalswegen naar Visé en Maastricht te beschermen. Tot de Duitsers het in vijftien minuten aan puin gooiden, ja, toen was het snel klaar.
Maar de Côte de Hallembaye dus. Toegegeven, vanaf de andere kant is hij steiler, maar je moet een tocht wel opbouwen en voor ons polderjongens is 12% een stevig voorgerecht. Visé door, dat in de ban is van een grote bokswedstrijd. Supermarkten van Delhaize, overvolle terrassen en daarna rust. Dít is het echte Wallonië. Waar alles mag en niemand het iets kan schelen. Bois privé. Een allegaartje aan huizen. Nederlanders vinden het bij de zuiderburen rommelig. De Belgen noemen het vrijheid. Vrijheid om je huis te bouwen zoals jij het wilt, in plaats van te zwelgen in eenvormigheid. Zijn we in Nederland soms niet een beetje jaloers?
In Herve strijken we neer bij Brasserie du Rond-Point en nemen een goed bord salade met Herfse kaas en een flesje Apple-Cherry van Looza. Looza (‘Ontsnap aan de routine!’), hoe buitenlands wil je het hebben? Dan Soumagne en Olne, wat tot de mooiste dorpen van Wallonië behoort, maar het lukt ons niet dat te ontdekken. Zeker, het kerkje is aardig, het gemeentehuis fraai, maar van Coiffure Anne worden we bepaald niet vrolijk. Nee, dan de iets verderop gelegen begraafplaats van Nessonvaux. Een pareltje, qua ligging, klimmend op een groene heuvel. De Ardennen duiken op. Riviertjes die gaan schuimen, nauwe dalen, rokende schoorstenen, naaldbossen. Het is warm, overigens.
‘Heb jij de zonnebrand bij de hand?’, vraagt Jan Mark.
‘Ja, maar onderin de fietstas.’
Het fietskamperen is al weer even geleden voor ons, excuseer.
Dan, zonder enige aankondiging, net na Fraipont, klapt het erop. De Rue sur Steppes. Onthoud die naam. Kneiter- en kneitersteil. Alle energie wordt in één keer uit ons gezogen, als een afvoerputje dat slurpend leegloopt. Gelukkig is het daarna suizen geblazen. Een machtige afdaling door het bos, met vaag beneden al de Ourthe. Een rochelende dieseltrein, kleinschalige bedrijvigheid, dat heerlijke ontregelde Waalse. Hoewel, Comblain-au-Pont met zijn zwarte rotsen heeft tegenwoordig óók een strak oranje ING-kantoor. We zoeken een terras op. Veel Nederlanders. Klagen over de koffie en de taal en weet ik veel wat. Blijf dan thuis!
Dan zijn we er plotseling. De Source de la Harre. Een pareltje, anders valt het niet te omschrijven. Al twintig jaar in bezit van Bas en Mirjam, maar sinds 1994 hebben ze ook een Bed & Breakfast. Hartelijke mensen die ooit klommen bij de (toen nog) KNAV, dus gespreksstof genoeg. Bas kookt uitstekend en schenkt voortreffelijke wijnen. De tent laten we voor wat het is. Slapen is net als fietsen, je moet het opbouwen.
Uitgezwaaid door Bas pikken we de volgende dag de route door de Ardennen weer op. ‘Aan de tuin heb ik een dagtaak’, vertelt Bas nog. ‘En de mollen?’, willen we weten. Gewoon laten zitten, haal je er één weg, dan komen er twee terug.’ Kijk, dan leer je nog iets.
Het landschap staat in bloei. Vingerhoedskruid, vlierbes. Lente in de Ardennen. En dat peddelt heerlijk, kan ik u verzekeren. Maar eerst even terug naar het begin, want daar ligt de Col de Roche à Frêne. Dat is een vuile duivel zeg. 15 %, 361 meter hoog. Plezierig genoeg mogen wij van de makkelijke kant omhoog, anders had onze dag er héél anders uit gezien. Nu is het een beetje stijgen en dan jubelend naar beneden.
We scheren langs Baraque de Fraiture waar het in de winter goed langlaufen is. En stoppen alleen even bij de Mémorial Constant Martiny. Martiny, een Belgisch geheim agent, gestorven voor het vuurpeloton op 28 augustus 1942, in Berlijn. Een verstild plekje langs een weg die nergens heengaat. Ze hebben je recht gedaan Constant, je ligt er prachtig bij. Even later het prachtige open veenlandschap van Les Tailles met waterminnende bloemen en planten. De sparren zijn er gekapt, veenmos kwam terug. Met grondeigenaren zijn afspraken gemaakt dat de natuur dertig jaar lang de kans krijgt zich te ontwikkelen. Dat is heel wat in Wallonië. Beekjes en riviertjes (de bron van l’Aisne!) twinkelen, een heerlijk gebiedje.
Langzamerhand groeit een lome, Waalse zomerdag. Hooiende boeren, fonkelende seizen, zo gaat dat hier nog. Je ruikt het warme asfalt, de belofte van een mooie zomer. We naderen langzaam de grens met Luxemburg. Bollere toppen, minder bos, andere huizen. De grensovergang zelf blinkt uit in eenvoud. Een onbetekenend landweggetje, een steen langs de kant en dat is het. Een akker exact tot op de grens omgeploegd. Het is niets, en toch is het iets. Een grens. Een magische grens. ‘We hebben op eigen kracht Luxemburg bereikt!’
Tussen Winseler en Wiltz wacht dan een verrassing van formaat. De oude spoorlijn is weggebroken en in plaats daarvan ligt er een spiegelglad fietspad dat ook nog eens prettig afloopt. In Wiltz overleggen we. Naar Esch of Kautenbach?
‘Kautenbach’, zegt de juffrouw achter de kassa van de supermarkt beslist. ‘Leuke camping, mooie omgeving, krijg je geen spijt van.’ Klopt. Een uurtje later zitten we aan de pasta. Met verse kaas en meloen na. Waarom op een houtje bijten als het niet nodig is? En bij een goed leven hoort een natuurlijk een goed glas wijn. ‘Op het eeuwige geluk!’
De volgende ochtend klappertanden. Het is nog vroeg in het seizoen. Luxemburg is mooier dan we dachten. Open velden, plukjes bos en kleine weggetjes die het leven jus geven. Aardige mensen ook, zoals Colette bij Am Chalet beim Colette. Borsten als de Ardennen en zeer spraakzaam. Groot fan van Andy Schleck. De temperaturen stijgen nog steeds, zegt ze. ‘Viel zu heiss!’ En ze doet nog een knoopje van haar blouse los.
Over de afdaling van de Mont Saint Nicolas van Putscheid naar Stolzembourg in het Ourdal raken we niet uitgepraat. Een rijkelijke zeventien procent door een machtig bos en dan beneden aan deze muur, dampend in de zon, een slot, een museum, een park en een mooie kerk. Klein, maar compleet. Een magistrale ochtend, alles pais en vree.
We volgen de Our, een heerlijk riviertje, en steken bij Dasbourg de grens over naar Duitsland. En eerlijk is eerlijk, het landschap is meteen een stuk saaier. Lange rechte wegen door eindeloze graanvelden dat maar wat heen en weer wuift. Windmolens. De spanning is uit het landschap. ‘Aangeharkt’, concludeert Jan Mark. En zo is het. Aan het eind van de middag komen we aan in Bleialf. Over de camping kunnen we kort zijn. Zakelijk. Liefdeloos.
Gelukkig maakt de volgende ochtend veel goed. Eerst verse broodjes en koffie bij Konditorei Café Geibel in Bleialf. Ongeëvenaard publiek. Borrels en pils bij het ontbijt, of het godsamme zaterdagavond is. En dan een heerlijke afdaling door het bos. Een vos in de ochtendzon, de vacht die rood oplicht. Suizend de grens over naar België. Schönberg. Met een kerk die in 1944 zwaar is getroffen. En een König Baudoin Platz, uit dankbaarheid aan de koning die hier ieder jaar schijnt te komen. ‘Weet u wel in welk paradijs u eigenlijk woont?’, zei hij ooit. Geen woord aan gelogen, want de zeven kilometers die we over een smalle bosweg door het Forstamt St. Vith rijden zijn pure schoonheid. Koffie en gebak bij Hotel-Restaurant Kreusch aan Auf dem Kamp 179 in Amel. Hier drinken ze Bitburg. Duitser dan Duits, maar toch België.
Verder, langs het Lac de Robertville en daarna voelbaar omhoog. Hotel Edelweiss. Mont Rigi. Om 12.44 bereiken we het hoogste punt van België: Signal de Botrange op 690 meter. Aardig, maar toeristisch en druk. Het iets verderop gelegen Baraque Michel is veel leuker. De oudste herberg van België, zeggen ze zelf. Met een geweldige Salade de Merguez; warme worstjes met een combinatie van het beste dat de keuken te bieden heeft. De tocht loopt naar het einde. Slik. Eerst nog de prachtige vallei de Vesdre (de mooiste vallei van de wereld, volgens Victor Hugo). Langs heerlijke plaatsjes als Goe, Limbourg, Dolhain. Mooi, Dolhain. Een kerkje honderd meter hoger op een uitstekende heuvel; de poort naar de hemel.
Het toetje moet dan nog volgen. Een weg over een soort bergrug. De wereld aan je voeten. Een zonovergoten, dampend landschap. Puur geluk.
En dan opeens, Garage Zwijssen, De Lijn, de Sint Pietersstraat. Zijn we al thuis? Bijna. Dit is de Voerstreek. Buitenland, nog steeds, maar toch al een beetje thuiskomen. Langs de Maas naar Maastricht. Een kolkend Maastricht. Volle terrassen. Waar het leven met overtuiging wordt genoten. Wij gaan ook vol overgave aan de Wieckse Witte. Het is de laatste ‘grens’ die we over moeten….
Zelf de BeNeDuiLux vierlanden fietsroute doen? Dat kan met de app 'SNP Routes'. Installeer de app op je Smartphone (zowel IOS als Android) en ontgrendel de vier dagetappes met de shortcode. Deze code is voor €2,50 te koop via onze webshop.