Misschien is het kleine La Palma wel Europa’s beste wandeleiland. Je vindt er alle ingrediënten die een wandelaar nodig heeft: een gevarieerd groen landschap, paden op elk niveau en een majestueus decor van bergen en vulkanen. Journalist Johan Lambrechts kwam enthousiast terug van een weekje ‘La Isla Bonita’.
De vochtigheid is hoog. De mist hangt als een gordijn over het landschap. Aan de bomen bengelen meterslange dikke lianen. Ook de reuzenvarens hebben gigantische proporties, alsof ze vitamines hebben geslikt. Ik gesp mijn rugzak om en duik het eeuwenoude mediterrane laurierbos van Los Tilos in. Ooit was deze 511 hectare zeldzaam laurierwoud de eerste eco-bestemming op de Canarische eilanden. Sinds 2002 vormt het samen met La Palma een Unesco-biosfeerreservaat. Via een bospaadje stijgen we naar een uitzichtpunt, een tocht van drie kwartier. Als ik over de rand van het paadje tuur, kijk ik tientallen meters de diepte in, met zicht op bergflanken die weelderig begroeid zijn met exotische flora. La Palma heeft verschillende subtropische microklimaten. Het kan aan de ene kant van het eiland regenen terwijl het aan de andere kant zonnig weer is. Voor wie er nog aan mocht twijfelen waarom dit ‘Isla Verde’ heet: boven ons hoofd nemen witte wolken die twijfels meteen weg. Aan de westkust is het veel zonniger dan in het noordoosten en het midden van het eiland. Elke minuut kan het weer hier door de passaatwinden eensklaps veranderen. Dat spel tussen nevel, hoge bergen, diepgroene natuur en felle zon zorgt bijna permanent voor mysterieuze panorama’s. Boven op het uitzichtpunt Mirador de las Barandas hangt een dikke nevel. Maar tien minuten later gebeurt het wonder. Plots zijn de wolken weg en verschijnt een postkaartplaatje met een blauwe oceaan en een dorpje in de zon.
Onze eerste wandeltocht zet meteen de toon voor wat we de komende dagen beleven. Het lijkt wel alsof La Palma speciaal gemaakt is voor avontuurlijke wandelaars, met uitgedoofde vulkanen, bergen en een prachtige kliffenkust. La Palma is een van de steilste eilanden ter wereld. Over een afstand van slechts tien kilometer bedraagt het hoogteverschil zo’n 2.400 meter. Door dat grote verschil kun je op een relatief kleine oppervlakte een serie wandelingen maken, te midden van een grote verscheidenheid aan landschappen en vegetatiezones, van tropisch woud tot strand. Met het openbaar vervoer bereik je makkelijk de meeste locaties, een buskaartje volstaat om het eiland rond te reizen. Een taxi is mogelijk, maar als je niet op voorhand reserveert verlies je heel veel tijd met wachten. Het leuke aan La Palma is dat je er geen echt massatoerisme vindt zoals op de andere Canarische eilanden, zelfs niet aan de zonnige westkust. In badplaatsjes zoals Tazacorte zitten vooral eco-toeristen, die tussen het wandelen door een dagje genieten van de zon op het zwarte vulkaanzand. Bij goed weer is dit door de ongereptheid en de afwezigheid van lichtvervuiling een van de beste plekken om sterren te kijken. Dat kan onder meer op de Roque de los Muchachos op 2.420 meter hoogte, met een van de beste telescopische observatoria ter wereld.
Vanuit Barlovento in het uiterste noorden volgen we de volgende dag een stukje de GR 130, langs de twaalf kilometer lange koningsweg die langs de ruige kliffenkust richting Franceses loopt. Supertraject! Tijdens deze klovenwandeling klim en daal je gestaag langs rotsachtige paadjes over machtige rotsflanken die met hun voeten in zee staan. Aan de kant van het pad kruisen we tientallen exemplaren van de drago, de beroemde Drakenboom. Regelmatig dalen we af in rivierbeddingen met vulkanische puimsteen, en stijgen weer langs hellingen vol bananenplanten de hoogte in. Maar altijd hebben we de prachtige blauwe oceaan in ons blikveld. Het duurt niet lang of we zijn helemaal in de ban van het magische gevoel van de GR-paden: wij alleen met de natuur, geen andere mensen in de buurt. En het besef dat je over eeuwenoude geitenpaadjes loopt, waar al duizenden jaren mensenvoeten over trappelen, op zoek naar eten of naar contact met anderen.
Nog een tip voor op je lijstje: de Caldera de Taburiente, een nationaal park dat de thuishaven is van een van de grootste erosiekraters ter wereld. De caldera ontstond door verschillende vulkaanuitbarstingen, twee miljoen jaar geleden was dit nog een actieve vulkaan van meer dan drieduizend meter hoog. We starten ‘s morgens op 1.081 meter op de Mirador de Los Brecitos. Het zicht blaast ons meteen van onze sokken. Dan dalen we een heel eind af door een strook geurige dennenbomen, richting een rivierbedding. Het lijkt alsof we in een andere wereld terechtkomen. We zijn volledig omringd door een landschap van steile vulkaanwanden, waarvan het zwart fel contrasteert met het overvloedige groen in de krater. De mooie panorama’s zijn niet bij te houden. Het water in de rivier staat behoorlijk hoog, en aan het oversteken houden we natte broekspijpen over. Vandaar lopen we verder naar de Barranco de las Angustias, een met rotsen bezaaide kloof die dramatisch het landschap splijt. En uiteindelijk wacht de kleurrijke Cascade de Colores-waterval, al is het intussen zo nevelig dat we van het schouwspel niet veel te zien krijgen. Dat belet niet dat dit een absoluut hoogtepunt was.
La Palma is een eiland vol vulkanen. En je komt er zoveel tegen dat je er absoluut meer over wilt weten. Dat kan door op het eiland – letterlijk – de grond in te gaan. In Todoque, bij de vulkaankraters in het zuiden, ligt een 520 meter lange lavatunnel in het pikzwarte lavaveld dat ontstond tijdens de uitbarsting van de San Juan-vulkaan in 1949. Die liet de kerk van het nabijgelegen dorpje San Nicolas miraculeus overeind staan, maar creëerde door gasuitbarstingen in de lava spectaculaire tunnels waar je nu gewoon doorheen kunt lopen. We dalen metersdiep af in de donkere spelonk, helm op ons hoofd. Indrukwekkend: je bent zes meter onder het aardoppervlak, en toch priemen de wortels van de struikzuring gewoon door de lavalagen heen! Op het einde van de tocht wordt de doorgang moeilijker. We klauteren in het halfduister over loszittende stukken lava en rotsen, en dat zorgt een beetje voor een speleogevoel. Aan de andere kant van het lavaveld steken we ons hoofd weer boven de aarde. Het licht verblindt een paar seconden, maar de gewaarwording is wonderlijk: plots staan we recht voor het blauwe water en de wilde schuimkoppen van de Atlantische Oceaan. Er zijn al 180 van dergelijke lavatunnels op het eiland ontdekt en er worden nog steeds nieuwe gevonden.
De hoofdstad Santa Cruz is piepklein en lijkt eerder op een dorp. Maar dan wel een van het charmante soort, barstend van de pittoreske geveltjes, geplaveide straatjes en een heerlijk relaxed Spaans sfeertje. Naast een dagelijkse markt in een monumentaal koloniaal gebouw vind je hier ook een heleboel karakteristieke restaurants. Ze zijn bijna allemaal gesitueerd in de buurt van Calle Anselmo Pérez de Brito en de Avenida Maritima, de boulevard bij het water die omzoomd is met prachtige houten balkons in alle kleuren. De Canarische keuken is niet zo uitgebreid als de Spaanse, maar dankzij de rijke aanvoer van dagvers seafood ronduit verrukkelijk en gezond. We smullen van pulpo (pijlinktvis, gebakken in olijfolie in de pan of a la plancha op de grill), papas arrugadas (gekookte aardappelen in een zoutlaagje) en mojo verde (een pittige saus van koriander of peterselie, olijfolie, azijn, knoflook, Spaanse peper en komijn). Een smakelijker einde van een wandeldag bestaat toch niet?