De Fjallraven Classic. Een begrip in de outdoor wereld. Een meerdaagse tocht door de natuur, zelfvoorzienend, maar toch onder begeleiding van een kundig team. Meer mensen de schoonheid van de pure natuur te laten ondervinden door er simpelweg onderdeel van te zijn. Dat is wat Fjallraven als doel heeft met de Fjallraven Classic. Al jaren staat de Classic in Zweden op het programma, maar sinds een paar jaar is er ook een Classic in Hong Kong, Denemarken en in de USA. Copper Mountain is de uitvalsbasis en de Colorado Trail het decor voor een paar dagen één zijn met de natuur.
“We just passed Greenland, if you look at the left side of the plane, you could see the arctic beauty.” Aan boord van de Icelandair vlucht van Reykjavik naar Denver begint het pas echt in te dalen. Ik ga gewoon een avontuur aan welke ik nooit meer ga vergeten. Over twee dagen volg ik met een veel te zware backpack de Colorado Trail door oneindige pijnboombossen en over -letterlijk- adembenemende hoogtes. Blij met de stap die ik eerder nam om deze reis te maken maar lichtelijk nerveus over wat me te wachten staat. Zullen er nog meer Nederlanders zijn, komen we misschien beren tegen? Kan ik het fysiek aan en hoe bevalt het alleen reizen? Deze vragen houden me lang bezig en voor ik het weet landen we in The Mile High City, Denver.
Na een korte nacht word ik wakker in Copper Mountain, op 2.800 meter hoogte. Over 24 uur begint ‘The Fjallraven Classic USA 2018’ dan echt. Vanmiddag is de inschrijving, eerst zoek ik het zwembad op om de tijd te doden. Na vier banen borstcrawl ben ik kapot. ‘Die hoogte doet echt wat met je’. Dan maar een wandeling rond het dorp. De houten huizen -met western look- tekenen mooi af tegen de sneeuwvelden op de vele vierduizenders in de omgeving. Tel daar de strakblauwe lucht en een kabbelend riviertje bij op je waant je in een droom. Morgen ben ik echt onderdeel van deze natuur, ik kan niet wachten!
“I’m not gonna lie, it’s definitely not a walk in the park, it’s hard and you will be suffering.” The peptalk is stevig, samen met een kleine 300 mede avonturiers neem ik de woorden van het ‘Medical Team’ in me op. “Drink a lot, at this height you lose 2.5 liters even when you watch Oprah and eat bonbons all day.” Het is duidelijk, veel drinken, veel smeren, maar vooral genieten. Als ook de ‘Leave no Trace’ ambassadeur duidelijk heeft gemaakt dat we niks anders achterlaten dan onze zweetdruppels en voetafdrukken zijn we er bijna klaar voor. Even slaat de paniek toe, niet minder dan een gasflesje, zakmes, waterfilter, gevriesdroogd eten en koffie krijgen we naast ons trekking paspoort toegestopt. Toch maar iets uit de 75 liter van de Fjallraven Kajka halen om alles mee te krijgen. Veertien kilo schoon aan de haak, ik ben er klaar voor!
Niks, helemaal niks hoor ik. Een adelaar cirkelt rond, op zoek naar wildlife, net als ik. De omgeving is een complete wildlife hemel, toch is er naast een vos en een verdwaalde eekhoorn geen beest te zien. Het draagt bij het eenzame en nietige gevoel in deze natuurpracht. Niet lang hiervoor is de tocht gestart, op 3200 meter hoogte stap ik het avontuur in. Het besef is daar, ik betrap mezelf erop dat ik het hardop uitspreek, ”Living the dream!”. Het is warm, de lucht is droog en het is bijna windstil. De Colorado Trail gaat me voor in een slalom door de pijnboombossen. Regelmatig kom ik mijn mede-lopers tegen, even uitrustend langs het pad of water filterend in een beek. Uit alle windstreken van de Verenigde Staten komen ze, Emily uit New York of Ernie en Dana ‘from the West Coast’. Net als ik niet gewend aan deze hoogten. In totaal 32 staten zijn vertegenwoordigd en veertien landen. Een smeltkroes aan mensen met allemaal dezelfde passie, wat een geweldige groep mensen.
De druppeltjes zweet druipen tergend traag langs mijn slapen naar beneden. In een soort vallei is het warm. Schitterend, maar warm. Ver vooruitkijkend zie ik her en der eenlingen en plukjes mensen lopen. Alleen, maar tegelijk nooit alleen. Dat is precies de reden dat er veel eenlingen ingeschreven hebben voor deze tocht. “I wanted to try this, but not really alone”. Emily geeft aan wat ik vaker hoor deze dagen, de ervaring om echt in de natuur te zijn, die ga je de eerste keer liever niet aan in je eentje. Zeker niet als vrouw alleen, maar ook ik vind dit een hele welkome manier om kennis te maken met het kamperen “into the Wild”. OK, de eerste kampeerplek is misschien ook weer wat teveel van het gezellige, bijna 200 tenten op een grasveld ter grootte van een flink voetbalveld voelt meer als een festival dan als eenzame avonturier. ‘American style’ burgers worden gretig verorberd, de behoefte wordt gedaan op ‘dixies’ en het bier vloeit rijkelijk. Tegen mijn gewoonte in sla ik het bier af, de dag van de waarheid komt snel. Een lange, zware dag met het dak van de tocht op 4100 meter hoogte staat op het programma, een kater is het laatste wat ik kan gebruiken. Dus geniet ik van mijn water, klets ik met mijn nieuwe vrienden en neem ik het hier en nu in mij op. Tandenpoetsende mensen onder een oranje hemel, dat is het laatste wat ik zie voordat ik de tent in duik.
“OK guys, listen, drink a lot, use sunscreen and enjoy!” De eerste drie kilometer waren vlak, het is pas zeven uur in de ochtend en de klim gaat beginnen. Negen mijl omhoog, ik ben best nerveus. Na tweehonderd meter omhoog stappen lijkt het alsof mijn longen op springen staan. Het zweet gutst langs alle kanten en ik vraag me af hoe deze dag al verlopen. “Are you OK?” De immer vriendelijke Amerikanen geef ik een hijgerige “Yes, and you?”, steek mijn duimen op en probeer mijn adem onder controle te krijgen. De komende uren is dit het patroon. “Slow and steady”. Kevin van ‘Medical’ staat op de rand van de boomgrens en praat ons moed in. "Only 2 miles to Kokomo Pass”. Deze drie kilometer kost me meer dan een uur, maar leveren me indrukken op ‘for a lifetime’. Dat ik elke paar minuten een minuut stil moet staan, doe ik natuurlijk alleen maar om van het uitzicht te genieten.
Na Kokomo Pass is het een eitje, dat was toch gezegd tijdens de briefing? Uit het “What, another uphill?” en “I thought we were almost there?” om me heen blijkt dat ik niet de enige ben die de moraal even ver moet zoeken. De laatste meters naar het hoogste punt zijn een lijdensweg, maar zo mooi. En ook het feit dat ik daarna zeker nog drie uur onderweg ben naar ‘Camp 2’ is zo’n moment dat je eigenlijk niet meer kan, maar achteraf als het mooiste moment ervaart van de dag. Deze laatste uren loop ik samen met de enige andere Nederlanders die meededen aan de Classic. Marieke en Willem zijn hier op vakantie en pakken dit ‘even’ mee. We delen ervaringen, water, snelle suikers en zelfs een heuse salamiworst die Willem al twee dagen met zich meesjouwt. Het helpt ons de laatste mijl door en voldaan maar helemaal kapot laat ik me op de eerste de beste vlakke plek vallen. Hier komt de tent, geen meter loop ik meer vandaag.
De een na de ander komt gesloopt aan op ‘ons’ kamp. We zitten op 3.900 meter hoogte en dat is te merken. Verschillende mensen kampen met hoogteziekte, het onvermoeibare Medical team loopt laatkomers tegemoet, sjouwt dubbele rugzakken en wij koken vast maaltijden zodat deze laatkomers dat niet meer hoeven te doen. Wij zijn één, dat gevoel heerst, banden worden gesmeed en emoties getoond. Ook ik heb het soms te kwaad, de vermoeidheid, het besef dat ik dit gewoon maar ‘even’ doe en de eensgezindheid van de groep voel ik in al mijn vezels. Wat een dag!
Camp 2 is niks, er is niks. Het is geweldig, maar er is niks. De ‘number two’ doe je in een ‘wag bag’, waarin je je behoefte bewaard tot het einde van de trip. Leave no Trace weet je nog? Water haal je uit de beek en daarmee kook je. Althans je gooit kokend water in een zak met poeder en dat lepel je leeg. De wind trekt over ons kamp, de bergrug wordt fris en de thermo kleding blijkt niet voor niks meegenomen. De whisky fles gaat rond, nu kan het, morgen is het alleen nog ‘downhill’. Toch? Goodnight!
De routine van het inpakken zit er inmiddels aardig in. Tent en slaapzak onderop, eten en waterzak bovenin. Ondanks dat het vandaag ‘maar’ acht mijl is, ben ik voor dag en dauw op. De zon prikt net over Searle Pass heen terwijl ik mijn zak met gedroogde granola naar binnen werk. “Oh I love these, Granola is the best!” Buurman Jeff is ook wakker, samen werken we het ontbijt in stilte naar binnen, met het besef dat dit uitzicht voorlopig niet meer terugkomt. De route van vandaag is de mooiste van de hele tocht. Het zal wel komen doordat je licht naar beneden loopt en veel meer tijd hebt om om je heen te kijken in plaats van puffend naar de grond te kijken. Ik waan me middenin een natuurdocumentaire, het enige wat ontbreekt zijn de dieren. “No bears here right?” Een oudere man -verder niet heel spraakzaam- antwoordt; You don’t see them, but they sure as hell see you!”. Even later wijst hij mij op de berenpoep en -sporen om de aanwezigheid van deze bewoners aan te tonen.
Het ophangen van het eten afgelopen nacht was misschien toch niet heel erg overdreven.
De benen zijn moe, het hoofd vol energie. Als de GPS aangeeft dat er nog twee mijl te lopen zijn, gaat de trail plots fors omhoog. Dat valt nog even tegen, maar als ik een half uurtje later ineens muziek hoor weet ik het zeker, dit is het einde. Trekkers Inn is onze finish van de Fjallraven Classic USA 2018. De rookpluimen van de BBQ trekken de blauwe lucht in, lachende gezichten, trotse mede-lopers high-fiven en drinken een welverdiend biertje. Het doel van Fjallraven met haar Classics, het meer mensen op een laagdrempelige manier kennis te laten maken met het leven in de natuur, is bij ieder van ons bereikt. En iedereen die ik spreek, spreekt de volgende woorden uit: “See you at the next Classic!” Ook ik ben verkocht, ik wil nog een keer.
Alle informatie over de verschillende Fjallraven Classics vind je op http://classic.fjallraven.com
Voor de Fjallraven Classic USA 2018 vloog ik met Icelandair. Vanuit Amsterdam gaan er via Reykjavik in de zomerperiode twee vluchten per dag naar ‘the mile high city’ Denver. Er zijn al retourvluchten te boeken vanaf 410 euro. Icelandair biedt de mogelijkheid tot het maken van een gratis Icelandair Stopover in IJsland wanneer je naar de USA of Canada vliegt. Nu was daar de tijd niet voor, maar de volgende keer doe ik dat zeker. Van Reykjavik naar Denver is het nog 8 uur vliegen. Met het ‘Noorderlicht’ als nachtverlichting in het vliegtuig, een uitgebreid entertainment systeem en genoeg ruimte vliegt de tijd en ben je er zo.
Op Denver airport staat vervolgens de ‘Summit Express’ al te wachten om je de Rocky Mountains in te brengen.
Voorbereiding is alles. Fysiek, loop gerust een paar keer 15 a 20 kilometer met een volle rugzak. Zorg dat je goed ingelopen schoenen hebt. Zelf had ik geen last, maar de blarenpleisters van het ‘Medical team’ waren niet aan te slepen. Qua hoogte is het lastig trainen, maar als je de kans hebt, oefen dat dan. De lucht op 4000 meter hoogte is echt anders. Letterlijk en figuurlijk, adembenemend.
Stop niet teveel in je rugzak. En investeer in lichtgewicht materiaal. Je krijgt er geen spijt van tijdens de lange wandeldagen.
Wil je specifieke antwoorden op je vraag, schroom niet om contact op te nemen.