Negen iconische themaroutes brengen fietsers naar de mooiste plekjes in Vlaanderen. Elke route staat in het teken van een ander thema. Voor wie geschiedenis, kunst en natuur wil combineren, is er bijvoorbeeld de Kunststedenroute.
Toch kunnen we het niet laten om – uiteraard – eerst een ommetje te maken naar de Grote Markt met haar gotische stadhuis, die te boek staat als een van de mooiste pleinen ter wereld. Even later later zoeven we langs regeringsgebouwen en het Koninklijk Paleis door de Wetstraat de stad uit, doorkruisen het Jubelpark en duiken ten slotte de beukenbossen van het Zoniënwoud in, een overblijfsel van het onmetelijke Kolenwoud dat al door Julius Caesar werd vermeld in zijn oorlogsdagboek ‘De bello Gallico’. In het waterrijke park van Tervuren – hier is een bezoek aan het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika aan te raden – laten we Brussel definitief achter ons.
Het traject van Tervuren naar Leuven is een van de hoogtepunten van de fietsroute, die hier over smalle wegen door het heuvelachtige boerenland van Vlaams-Brabant slingert. Grote velden met witlof, courgettes en asperges strekken zich uit tot aan de horizon. Leeuweriken tsjilpen, een boer zwaait ons toe vanaf zijn akker. Vanaf een heuveltop ontwaren we de torens van de oude universiteitsstad Leuven die uit de Dijlevallei oprijzen. Over lommerrijke paden glippen we door bossen en parken, langs de campus van de befaamde Katholieke Universiteit Leuven, tot in het hart van de Dijlestad, waar elke derde inwoner student is. En omdat studeren nu eenmaal dorstig maakt, noemen de Leuvenaars de door talloze kroegen omzoomde Oude Markt, aan de voet van het mooiste raadhuis van het land, met een vette knipoog de ‘langste toog van Europa’.
Vanaf Leuven voert de Kunststedenroute eerst verder langs het Kanaal Leuven-Dijle. In Werchter – bekend van Rock Werchter, een van de grootste muziekfestivals in Europa met 150.000 bezoekers – stuiten we weer op de Dijle. Vele kilometers neemt dit vrolijk meanderende riviertje ons nu op sleeptouw naar Mechelen, langs de Zoo Planckendael en het Mechels Broek, een moerassig gebied, dat is ontstaan rond een voormalige zandwinput, waar o.m. de zomertaling broedt. De massieve toren van de Sint-Romboutskathedraal, die hoog boven de velden uitsteekt, wijst de weg naar de stad van de ‘maneblussers’. Deze bijnaam kregen de Mechelaars in de 17de eeuw nadat ze op een mistige windernacht zouden hebben geprobeerd de maan te blussen die door de ramen van de kathedraaltoren scheen.
De Sint-Romboutskathedraal is het symbool van de stad, die echter nog veel meer historische parels in petto heeft, zoals het Hof van Savoye, het Hof van Busleyden en het Groot Begijnhof. De Kazerne Dossin herinnert aan een zwarte bladzijde in de geschiedenis van Mechelen: in de Tweede Wereldoorlog was ze een doorgangskamp van de Duitse bezetter, van waaruit tussen juli 1942 en september 1944 ruim 25.000 Joden en Roma werden gedeporteerd naar Duitse vernietigingskampen, voornamelijk Auschwitz. Vandaag is hier het Joods Museum van Deportatie en Verzet ondergebracht.
Vanuit Mechelen leiden de Dijle en de Nete ons naar het mooie stadje Lier. In de 14de eeuw steunde Lier hertog Jan II van Brabant in zijn strijd tegen de Mechelaars. In ruil daarvoor mochten de stedelingen zelf hun beloning kiezen: een universiteit of een veemarkt. Lier koos voor het stapelrecht op vee, een keuze die de stad geen windeieren legde, omdat er maar één veemarkt per regio was toegestaan. Volgens de legende verzuchtte de hertog toen: ‘Ach, die schapenkoppen…’ Zo kwamen de Lierenaars aan hun bijnaam.
Via een fietstunnel duiken we onder de Schelde door. (Je kunt ook de gratis pont nemen vanaf het Steen). De rivier begeleidt ons tot Gent, waarbij we meermaals van oever wisselen met een van de vele pontjes. Via Linkeroever en Burcht bereiken we de Polders van Kruibeke, het grootste overstromingsgebied van Vlaanderen. Met zijn slikken en schorren, elzenbroekbossen, watervogels en andere diersoorten zoals bevers en otters steekt het schril af tegen de havenindustrie op de achtergrond.
Vanaf de dijk kijken we uit op de rivier, die hier nog heel breed is. Grote, witte wolken versterken nog het gevoel van weidsheid. Een binnenschip baant zich moeizaam een weg stroomopwaarts op de Schelde, die 130 kilometer van de monding in de Noordzee nog steeds onderhevig is aan de getijden. Een pontje brengt ons naar het voormalige scheepsbouwcentrum Baasrode, dat zijn hoogtijdagen beleefde in de 19de eeuw. Daaraan herinnert het uitstekende Scheepvaartmuseum Baasrode, ontstaan rond drie historische scheepswerven. De grootste blikvanger van het museum is de replica van de palingbotter ‘Rosalie’, die vroeger werd gebruikt om levende paling van Zeeland naar de Scheldesteden te vervoeren.
We naderen de kust en dat voelen we aan de westenwind die om onze oren waait tijdens de rit langs het kaarsrechte Kanaal Gent-Brugge. Meer beschutting biedt het Bulskampveld bij Aalter, het grootste aaneengesloten bosgebied in West- en Oost-Vlaanderen. Een landschappelijk hoogtepunt is de tocht van Damme, de middeleeuwse voorhaven van Brugge, naar Brugge langs de Damse Vaart, een met lange rijen populieren omzoomd kanaal, waarvan de aanleg ooit werd bevolen door Napoleon.
Net als zijn Italiaanse pendant wordt het ‘Venetië van het Noorden’ overdag overspoeld door massa's toeristen. Een boottocht in de schemering biedt misschien wel de mooiste kijk op de pittoreske oude binnenstad, die wordt doorsneden door grachten. De boot glijdt langs mysterieuze tuinen, romantische bruggen en middeleeuwse gevels die weerspiegeld worden in het water: het Begijnhof (1245) met zijn witgekalkte gevels, het Sint-Janshospitaal, dat 800 jaar lang onderdak bood aan zieken, armen en behoeftigen, de Onze-Lieve-Vrouwekerk met haar 115,5 meter hoge toren, het beroemde Belfort met zijn beiaard van 47 klokken…
Via het Kanaal Brugge-Oostende en de polders zoeven we naar de kuststad Oostende. Naast Brussel is de ‘Koningin der Badsteden’ de stad waar de Belgische koning Leopold II (1835-1909) de meeste sporen heeft nagelaten. Onder het bewind van de verguisde vorst groeide Oostende uit tot een wereldberoemde belle époque-badplaats. De Venetiaanse en Koninklijke gaanderijen, de Wellingtonrenbaan en het Maria Hendrikapark zijn slechts enkele voorbeelden van projecten die de wreedste koloniale heerser van Afrika realiseerde met ‘bloedgeld uit Congo’.
Een schril contrast met de zware erfenis van Leopold II vormen de vele murals op de gevels van huizen, winkels, parkeergarages en fabriekshallen in de havenstad. Het streetartfestival ‘The Crystal Ship’ lokt sinds 2016 elk jaar ruim een dozijn wereldberoemde streetartkunstenaars naar Oostende en is uitgegroeid tot een van de belangrijkste in zijn soort ter wereld.
Sommige van de kunstwerken zijn echt kolossaal, zoals de 3D-taferelen van de Nederlander Leon Keer, die als rasechte Delftenaar koos voor een reeks typische blauw-witte vazen waarop hij – met thema's als overstromingen, hevige stormen of extreme droogte – de aandacht vestigt op de gevolgen van de klimaatverandering. Ook in de haven ontdekken we verschillende muurschilderingen, waaronder een van de Australische kunstenaar Guido van Helten. Zijn portret van de Oostendse visser Norbert De Smit toont een zeeman met een gezicht getekend door het zware leven op zee, die je met een weemoedige blik aankijkt. Vrij klein maar humoristisch zijn de vuilnismannen van de Brusselaar Jaune – zelf een voormalige vuilnisophaler –, die sinds 2016 regelmatig te gast is in Oostende. Zijn grappige vuilnismannen, die overal in de stad kattenkwaad uithalen, toveren spontaan een glimlach op de gezichten van voorbijgangers. Als we ten slotte met de trein afscheid willen nemen van Oostende, worden we in de stationshal uitgezwaaid door een knotsgekke onderwaterfiguur van de hand van de vermaarde Spaanse kunstenaar Dulk.