De Dordogne mag een platgetreden gebied lijken, er zijn genoeg manieren om de massa’s te ontlopen. Op Pad deed dat te voet, op de fiets en vanaf het water. Maar we beginnen onder de grond.
Van de Grotte du Grand Roc lopen we door naar de Gorge d'Enfer (letterlijk: de kloof van de hel), waar een gemarkeerd pad begint, dat door het bos omhoog voert. Langs het pad sijpelt op verschillende plaatsen water uit de kalksteenrots. Verbergt die misschien nog meer geheimen? Hogerop maakt het bos plaats voor een uitgestrekte bloemenweide, waarin notelaars hun schaduw werpen. Over twee hongerige wandelaars bijvoorbeeld, die zich met een fles Château Pineraie, stokbroden, droge worst, kaas en olijven in het gras vlijen. Wanneer de markeringen ons opnieuw het bos in sturen, belanden we op een breed stenig pad met diepe voren, die karren in de loop der eeuwen in de rots hebben uitgesleten. Een warme wind waait ons tegemoet terwijl we door de velden teruglopen naar Les Eyzies. Op de velden wuift het koren, op de Vézère wuiven kanoërs. En daar rijpt een plan...
In tegenstelling tot de prehistorische collega, die met een uitgeholde boomstam genoegen moest nemen, steken Biggi en ik bij Montignac liever met een plastieken kano van wal. Na een lome start neemt de Vézère geleidelijk vaart op en verrast daarbij met spectaculaire uitzichten. Op de vele kastelen bijvoorbeeld, die langs de oevers als paddenstoelen uit de grond schieten. Onze peddels zijn nog maar net nat, wanneer de spitse torens van het château de Losse opduiken. Een bocht verder kijkt het kasteel van Belcayre vanaf een hoge rots over de stroom uit. In St.-Léon-sur-Vézère slachten we in de schaduw van het château de Clérans de picknickton, waarin de kanoverhuurder zowaar ook een uitstekend flesje rode Bergerac heeft gestopt.
Stroomafwaarts wordt de het wilder. Dichte bossen zomen de rivier, die zich ruisend een weg baant tussen takken die diep in het water hangen. Langs de oever staat een blauwe reiger roerloos te vissen, een tweede scheert met gracieuze vleugelslagen rakelings langs ons heen. Boven de bomen torenen spectaculaire kalksteenkliffen uit, waarin riviererosie en vorst talloze galerijen en terrassen achterlieten. Vele waren vanaf het stenen tijdperk tot in de Middeleeuwen bewoond. La Roque Saint-Christophe, de bekendste van deze zogenaamde troglodietenwoningen, was in de Middeleeuwen een heuse versterkte stad. Met een gezapig tempo meandert de rivier verder. Een otter zwemt traag voorbij, in een inham spelen blauwe libellen verstoppertje. Langs de oevers ontdekken we nog meer troglodieten: La Madeleine, de Laugerie-Basse, stuk voor stuk belangrijke hoofdstukken in het lijvig boek van de prehistorie. Terwijl we onder de brug van Les Eyzies doorvaren, wenkt een kerel vanaf de oever. Alleszins zonder berenvel en zonder knots, maar gewoon in een zwembroek en sandalen: Francis, de kanoverhuurder, zou graag zijn boten terug hebben. Het dikke boek van de prehistorie gaat met een klap dicht.
De volgende dag stappen we over op de fiets. Tussen het vertrekpunt Les Eyzies en Cadouin rollen we kilometers lang tussen uitgestrekte maïsvelden en rijen notelaars door de Vézèrevallei, later door heuvels met ruisende bossen, velden vol strobalen en kleine gehuchten. Dergelijke pastorale tafereeltjes zullen ons begeleiden tot Monpazier, zodat we warempel bijna vergeten dat in deze streek ooit één van de bloederigste oorlogen uit de Europese geschiedenis woedde: de Honderdjarige Oorlog. Een opvallend relict van die periode zijn de bastides, versterkte stadjes, die werden aangelegd volgens een streng geometrisch, rechthoekig stratenpatroon rond een centraal marktplein. Via een massieve stadspoort rijden we Monpazier binnen, dat in 1284 door de Engelse koning Edward I gesticht werd en vandaag als hét schoolvoorbeeld van de bastides geldt.
De vallei van de Beyronne ligt er verlaten bij. Vochtige weiden en verwilderde notelaars schuiven voorbij. Een ingevallen kerkje en een vervallen boerderij – welkom aan het einde van de wereld. In Saint-Avit-Sénieur vlijen we ons tegen een strobaal en verorberen de bovenste laag brood, worst en kaas. Dan golven we weer mee met de heuvels, meewarig nagestaard door koeien en ezels. Een bult verderop ligt Molières, nóg een vestingstadje. Molières is het kleinste van de 18 resterende bastides in de Périgord. Het dorpsplein met de enige poort ligt er verlaten bij. Van de burcht verderop staan enkel nog een paar muren en een halve toren overeind. Bij Trémolat steken we de Dordogne over, die ons tot Limeuil begeleidt. De laatste heuvels, de laatste worsten, het laatste daglicht: tijd om terug te keren naar Les Eyzies. Morgen verkassen we met de trein – naar Sarlat.
'Zwemt mevrouw snel?' vraagt Gilles. 'Eh, gaat wel, hoezo...?' 'Nou ja, je weet maar nooit met die krokodillen!' vertelt de kanoverhuurder met een uitgestreken gezicht. Het is een zonnige zondag, einde juni. En dat betekent: veel volk op de Dordogne. De trip van Carsac naar Beynac is een klassieker. En dat ligt natuurlijk aan de vele schitterende kastelen langs de rivier. Carsac is nog maar net achter ons verdwenen, wanneer in een bocht het château de Montfort opduikt, dat als een arendsnest op een steile rots zit. De aanblik is overweldigend. Té overweldigend voor twee Fransozen, die hun kano pardoes in een boom rammen. De boot gaat door, meegesleurd door de stroming, de Fransozen blijven even hangen in de takken en vallen dan als rijpe vruchten in de rivier. Biggi, in haar eentje in een ruime driepersoonskano onderweg, vist hen op. En gooit hen als ongenietbare vissen bijna terug in het sop, wanneer ze met hun al te wiebelige konten haar boot bijna tot zinken brengen.
De Dordogne omvat vier regio’s: de Périgord noir (zwarte Périgord) ontleent zijn naam aan de donkere wouden van de steeneik; de Périgord pourpre (paarse Périgord) aan de uitgestrekte wijnbergen langs de benedenloop van de Dordogne; kenmerkend voor de Périgord blanc (witte Périgord) is de bleke krijtbodem; terwijl de Périgord vert (groene Périgord) uit groen heuvelland bestaat. De beschreven fietstochten in de Dordogne concentreren zich op de zwarte Périgord (in het zuidoosten van de Dordogne) en de oostelijke uitlopers van de paarse Périgord.
De periode van mei tot oktober is het meest geschikt voor een fietstocht of wandelroute door de Dordogne. Juli en augustus zijn heet en met name op het water heerst dan (te) veel drukte in de Dordogne. Om te kanoën zijn mei en juni ideaal, dan is de waterstand in de rivieren in ieder geval ook hoog genoeg. September en oktober zijn mooi om te fietsen en te wandelen, maar de rivieren voeren dan minder water.
Auto: De afstand Utrecht – Sarlat-la-Canéda bedraagt1005 km. De snelste route voert via Parijs, Orléans en Limoges. Autosnelweg tot Brive-La-Gaillarde, vandaar via N89 tot le Lardin-St.-Lazare en D704 tot Montignac, tenslotte ofwel verder op de D704 naar Sarlat-la-Canéda ofwel via de D706 naar Les Eyzies-de-Tayac.
Trein: Internationale treinen naar de Dordogne gaan via Parijs naar Bordeaux of Libourne, vandaar reis je met regionale treinen verder naar Sarlat of Les Eyzies. Reisduur Utrecht – Sarlatla- Canéda: ca 12 uur (nachttrein ca 15 uur).
Vliegtuig: KLM en Air France vliegen van Schiphol naar Bordeaux.
Op de beschreven fietstochten kom je onderweg regelmatig langs dorpen met winkels, café’s en restaurants. Leuk zijn de lokale markten, waar je allerlei plaatselijke lekkernijen kunt proeven en inslaan. Bij de afvaart van de Vézère is het aan te raden een lunchpakket mee te nemen voor onderweg. In St. Léon-s-Vézère is er een winkeltje bij het kasteel met een beperkt aanbod aan levensmiddelen, waar je ook iets kunt drinken. Bij de afvaart van de Dordogne passeer je een hele reeks dorpen met café’s en restaurants. Ook de kanobasis in Vitrac heeft een eetgelegenheid.
Start: Les Eyzies-de-Tayac
Route: De eerste helft van de lus is identiek met het verloop van de GR6, waarbij je je dus aan de GR-markering (rood-witte streep) oriënteert. Na de helft van het parcours volg je de markering van de wandellussen (boucles), een gele driehoek geflankeerd met twee dito cirkels. Er staan ook regelmatig wegwijzers, zodat verdwalen eigenlijk onmogelijk is. Tip: combineer de rondwandeling met een ommetje naar de Grotte du Grand Roc (prachtige druipsteengrot, regelmatige rondleidingen, incl. rondleiding ca 1 uur extra).
Afstand: 10 km
Hoogteverschil: 100 m
Duur: 3,5 uur
Start: Montignac
Route: Vanaf Montignac peddel je langs de kastelen van Losse, Belcayre en Clérans naar St.-Léon-sur-Vézère. Hier is een goede uitstapplaats vlak voorbij het kasteel, met picknicktafels en een winkeltje. Het tweede deel van de tocht is landschappelijk gezien mooier. De rivier kronkelt nu door dichte bossen, waarboven steile kliffen verrijzen, verder langs de troglodietenvesting van La Roque-Saint-Christophe, Tursac en de Abri de La Madeleine. De trip eindigt in Les Eyzies-de-Tayac vlak voorbij de brug van de D47 (uitstapplaats linkeroever).
Afstand: 26 km
Duur: ca 6 uur
Zwaarte: Voor de tocht is geen specifieke paddelervaring vereist (er zijn b.v. geen stroomversnellingen), maar een behoorlijke conditie is voor het hele traject wel aan te raden. Inkorten mogelijk.
Start: Les Eyzies-de-Tayac
Route: Les Eyzies-de-Tayac – Le Buisson-de-Cadouin – Cadouin – St.-Avit-Rivière – Monpazier
Afstand: 45 km
Hoogteverschil: 550 m
Duur: 4 uur
Start: Monpazier
Route: Monpazier – St.-Avit-Sénieur – Molières – Trémolat – Limeuil – Le Bugue – Les Eyzies-de-Tayac
Afstand: 50 km
Hoogteverschil: 350 m
Duur: 4,5 uur
Zwaarte: Beide etappes bestaan uit een afwisseling van aangename, vlakke stukken in de valleien en korte, venijnige klimmen. Zelf uitgestippelde route, verharde wegen.
Start: Carsac-Aillac
Route: Vanaf Carsac peddel je langs het Château de Montfort naar de kanobasis in Vitrac, waar je ook kunt lunchen. Verder naar Cénac, waar je een paar kleine stroomversnellingen passeert. Vanaf La Roque-Gageac is er tegenverkeer (toeristenboten)! Vervolgens passeer je de fraai gelegen kastelen van Castelnaud en Beynac. De tocht eindigt direct onder de spoorwegbrug, ca 1,5 km stroomafwaarts van Beynac (linkeroever). Routebeschrijving verkrijgbaar op de kanobasis in Vitrac.
Afstand: 25 km
Duur: 5 uur
Zwaarte: Geen specifieke kano-ervaring vereist. Beginnelingen moeten er wel op letten, niet door de stroming in de bomen te worden gedreven. Inkorten mogelijk.
Start: Sarlat-la-Canéda
Route: Vanaf Sarlat eerst op de D46 lichtjes dalend naar Vitrac. Bij de brug over de Dordogne (tegenover de kanobasis) begint de gemarkeerde MTB-route. Langs veldwegen en een steil, ruw bospad bereik je Domme (café’s, restaurants, winkels). Er volgt een pittige afdaling naar Cénac, vanwaar je langs leuke veldwegen St. Julien bereikt. Over een mooie bosweg trek je verder naar Castelnaud, waar de Dordogne opnieuw overgestoken wordt. Veldwegen voeren je naar La Roque-Gageac, waar je de camping oversteekt en de D703 bereikt. Bij het uitrijden van het dorp linksaf en langs rustige smalle baantjes verder richting Vitrac. Kort voor Vitrac volgt warempel nog een onvervalste single trail door het bos (kort, maar zéér steil!) langs de D46 terug naar Sarlat.
Afstand: 40 km
Hoogteverschil: ca 350 m
Duur: 4 uur
Zwaarte: Eén steile klim naar Domme (20%) en een stevige klim naar St. Julien vereisen wat uithoudingsvermogen. De enige technische moeilijkheid is een kort stukje single trail in het bos vlakbij Vitrac (liever even afstappen dan je nek breken).