De Elberadweg, verkozen tot Duitslands mooiste fietsroute, is meer dan 1.200 kilometer lang en voert vanaf de bron van de Elbe in Tsjechië naar de Noordzee. Dat trap je niet in een week. Al was het alleen maar omdat er onderweg vele afstapwaardigheden lonken. Wij fietsen daarom slechts 235 kilometer: van Praag naar Dresden. Maar ook dan kijken wij onze ogen uit.
Van Mělník naar Roudnice nad Laben (Raudnitz an der Elbe), dat is slechts 25 kilometer. Al in 1333 werd er in deze stad een brug over de rivier gebouwd. En sinds 1466 wordt er Lobkowicz bier gebrouwen, maar dit terzijde, wij gaan nu voor čaj (thee) met appeltaart op het Karlovo náměstí (Karelsplein). Waarna we innerlijk gesterkt verder fietsen, tussen hopakkers, huppelende hazen en het klooster van de Heilige Catherina, tot waar de muren van een vestingstad opduiken. Theresienstadt.
‘Gebouwd aan het einde van de 18de eeuw, op bevel van Josef II, de keizer van Oostenrijk-Hongarije. Maar bekend door wat hier veel later gebeurde, de gruweldaden van de Nazi’s, die van Theresienstadt een Durchgangslager maakten. Ruim 33.000 gevangenen, meest joden, vonden hier de dood door honger, ziekte en mishandeling. En 87.000 werden naar de vernietigingskampen gedeporteerd.’
Vandaag wonen er zwaluwen. Ze scheren zwijgend door de gangen en nestelen in de lege cellen, waar je hun kuikens kunt horen piepen als remmende EuroCity’s. Zonder de grauwsluier van het verleden zou Theresienstadt een parel zijn, gelijk het Franse Briançon of het Italiaanse Venzone, maar nu koersen we rap door naar Litoměřice, een vrolijker oord. Het Mírové náměstí (Vredesplein) wordt omzoomd door panden van ver voor de oorlog, banaangeel en zuurstokroze, en met sprookjesachtige torentjes.
‘En nu?’ vraagt Jelle.
‘Nu? Hier op dit terras van Zum Schwarzen Adler, een huis uit 1564, waarin de koning van Bohemen ooit sliep, voor jou een čokoládová zmrzlina en voor mij een Labut.’
Ambachtelijk bier, in Litoměřice gebrouwen, maar dit terzijde.
Kilometer na kilometer wringt de Elbe zich noordwaarts, richting Německo (Duitsland). Passeerden we gisteren nog de Hora Říp, de 456 meter hoge berg waarop, aldus een legende, Čech, de oervader der Tsjechen, in een ver verleden riep: ‘Hier blijven wij!’, vandaag trappen we langs de heuvel die is gekroond met Schreckenstein. De 14de-eeuwse burcht waarin, zo wordt beweerd, Richard Wagner moederziel alleen in de ridderzaal in 1842 zijn opera Tannhäuser componeerde. ‘Dich, teure Halle, grüß ich wieder!’
‘Ja ho maar pa.’
Weer fietsen we verder. Naar Ústí nad Laben, een echte stad met oostblokkerige bouwsels, trolleybussen, opwaaiende zomerjurken en een McDonald’s. En waar al sinds 1249 Zlatopramen wordt gebrouwen, maar dit terzijde, want we zijn nog niet klaar voor vandaag. Fluitend trappen we nog 25 kilometer, langs de fonkelende Elbe, bezige bevers, wilde zwanen en 1001 kwakende kikkers spottend, waarna Děčín (Tetschen-Bodenbach) opduikt. De laagstgelegen stad van Tsjechië, op beide oevers van de rivier. Hier wonen al mensen sinds de bronstijd, ons hotel ligt echter aan een iets minder oud plein, met om de hoek een Vietnamská a Thaiská Restaurace. Na de Pad Thai vraagt Jelle: ‘En nu, voor mij een pistáciová zmrzlina en voor jou een Krušovice?’ (Sinds 1581 in Tsjechië gebrouwen.)
Waarop ik, ontroerd door het begripvol nageslacht, bevestigend knik.
‘En daarna wisselen we dan onze laatste kronen in voor euro’s.’
Vanuit het nationale park České Švýcarsko (Tsjechisch Zwitserland) trappen we de grens over om hierna in het Nationalpark Sächsische Schweiz (Saksisch Zwitserland) te belanden. Waar we, na de giga-vesting Königstein en het pontje over de Elbe bij Kurort Rathen, onze fietsen stallen voor een wandeling.
‘Op naar de Basteibrücke!’, roep ik.
‘De Bastei-wat?’
Bergop struinend, tussen enorme beuken, berken en bizar gevormd gesteente, vertel ik: ‘In het begin van de 19de eeuw, de tijd van de Romantiek, zochten kunstenaars naar de schoonheid der natuur. En die vonden ze hier, in het grillige Elbezandsteengebergte. Schilders, schrijvers en dichters zwierven door de kloven, beklommen de toppen en liepen over dit pad. Na 1850 werd het zelfs druk, toen ook boten en treinen stomend tot hier konden komen, vanuit Dresden. En dé topattractie, dat was de Basteibrücke. Tussen hoge rotsen, enkel voor wandelaars, 76 meter lang.’
Vanaf de brug staren we even later over de Elbe. ‘Und jetzt?’ vraagt zoonlief, die op school al bijna een jaar Duits heeft gehad.
‘Naar Pirna!’
Een stadje mudvol monumenten, dat piekte in de late Middeleeuwen. Maar ook in de 18de eeuw ging het deze stad voor de wind. Pirna leverde stenen uit het Elbezandsteengebergte voor de Frauenkirche van Dresden, de Rijksdag in Berlijn, het Slot van Kopenhagen enzovoort. En nu? Tip 1: Bezoek het DDR-museum, tjokvol meuk & curiosa uit de sixties (‘Jouw tijd pa!’). Tip 2: Stap in Canaletto’s Marktplatz von Pirna door enkel over dit markante plein te kuieren. Tip 3: Bestel in Café Canaletto, waar reproducties van zijn werk de muur sieren, een glas Radeberger. Sinds 1872 in Saksen gebrouwen, maar dit terzijde. En oh ja, vlakbij waar wij nu gaan slapen, sliep ook Napoleon ooit.
‘Je vergeet Tip 4 pa: Eiscafé Alfredo.’