Elfen bestaan niet en saga’s zijn grote-mensen-sprookjes. Maar één bezoek aan IJslands grootste canyon en de krachtige Dettifoss waterval en je gaat toch twijfelen... Wij liepen een twee tot driedaagse wandelroute door de canyon Jökulsárgljúfur in Vatnajökull National Park. Een relaxte route langs de superlatieven van IJsland: vulkanen en imposante watervallen waaronder de honderd meter brede en vierenveertig meter hoge Dettifoss, de krachtigste van Europa.
Gemaakte wandeltocht: Twee (tot drie) daagse trektocht door de canyon Jökulsárgljúfur.
Gebied: Vatnajökull National Park met zijn vulkanen en imposante watervallen waaronder Europa’s krachtigste, Dettifoss.
Zwaarte/moeilijkheidsgraad: Licht. Duidelijke en brede paden en weinig hoogteverschil.
Navigeren: Volledig gemarkeerd met staken en wandelborden.
Beste seizoen: Midden juni tot eind augustus.
Vervoer: Naar Reykjavik met o.a. Icelandair en met bus naar Ásbyrgi.
Overnachten: Kamperen op eenvoudige, kleine campings.
‘Het is een simpele tocht’, zo verzekert mij de knappe IJslandse van het bezoekerscentrum. Dat klinkt geruststellend. Zie je nou wel, denk ik, niks aan de hand. De zon schijnt speels over de schappen met folders alsof ook die wil zeggen: kom nou, hierbuiten is het zoveel mooier.
Op weg naar de deur pak ik wat brochures mee. Feiten heb ik nodig, onweerlegbare cijfers, harde data. Deze trektocht moet een verhaal over geologie opleveren, over het ontstaan van Jökúlsargljúfur, wat zoveel betekent als de kloof van de gletsjerrivier. Over hoe een vulkaan herhaaldelijk onder gletsjerijs uitbarst, een immense massa ijs doet smelten die zich met geweld een weg naar zee kerft, dwars door eeuwenoude steenlagen heen. Dat zal een vracht opleveren aan onweerlegbare feiten, niet voor tweeërlei uitleg vatbaar.
Zo zou het moeten gaan, maar inmiddels weet ik beter. Op IJsland is alles voor dubbele uitleg vatbaar. Achter elke steen zit een verhaal, daar is geen ontkomen aan. Alhoewel, ik hield een tijdlang stand. Glimlachte vriendelijk als mij een rots gewezen werd waar elfen woonden, rende er vervolgens overheen of kampeerde er droomloos bovenop. Sinds gisteren is dat helaas definitief voorbij. Ik maakte een lange rit door zandstormen van vulkanisch as, via smalle steenbruggen over rivieren die zowat buiten hun oevers traden en vervolgens nog een vage omweg vanwege een nog vagere, afgesloten weg. Na al dat gehobbel was ik hevig toe aan koffie. Tijdens het slurpen van het verwarmende vocht, vroeg ik de caféhouder naar de reden van de wegomleiding.
‘Omdat ze die kei opgeblazen hebben, natuurlijk!’ Een potige kerel, stevige schouders in zo’n pluizige IJslandse rondbreitrui en een paar staalblauwe ogen. Ik wil maar zeggen: geen watje.
Kreeg ik daar een heel verhaal over een steen die in de weg lag, letterlijk, maar die nooit verwijderd had mogen worden. Vanwege de elfen. Dit keer dacht ik niet van daar gaan we weer. Hij voegde er namelijk nog iets aan toe. Hij zei: ‘Tegenwoordig geloven mensen alleen in bytes, het is ‘0’of ‘1’ en niets daartussen. Maar in dit land met jaarlijks tientallen aardbevingen, met elke vier jaar een vulkaan die uitbarst en waar slechts 1% van de woestenij in cultuur is gebracht, ik herhaal: één procent, in zo’n land sta je naakt in de natuur, als je begrijpt wat ik bedoel. Dan maak je nieuwe definities. Je moet wel.’
De kloof Jökulsárgjúfur is mooi en woest tegelijk. Bruingrijs gletsjerwater glinstert onder aan honderd meter hoge rotswanden die geduldig door de rivier Jökulsá á Fjöllum uitgesleten zijn tot een immense S-bocht. Deze rotsen zijn vulkanisch van oorsprong, zoals bijna alles hier op IJsland. In de afgelopen vijfhonderd jaar is eenderde van alle lava die de aardbol naar buiten gespuugd heeft, uitgerekend in IJsland naar boven gekomen. Verlatenheid wordt hier met nieuwe verlatenheid bedekt. In een enkel geval bestaat die bedekking uit bomen. Ásbyrgi is een dalkom waarbinnen een voor IJslandse begrippen uitbundig bos groeit, beschut tegen de moordende wind door rotswanden die er als een hoefijzer omheen staan. Na twee uur stevig doorwandelen, sta ik op een uitzichtpunt vanwaar onmiskenbaar een hoefijzerprint zichtbaar is in het landschap. Dat heeft de gletsjerrivier gedaan, jaren en jaren terug, maar wispelturig als zij is, heeft zij haar loop inmiddels weer verlegd. Geo-logisch verklaarbaar, gelukkig – alhoewel die overduidelijke hoef raar is. Een kloof is geen hoef, punt. Maar ga hier zelf eens staan: je ziet heus een hoef. Niet op letten, maan ik mijzelf, doorlopen, je moet nog helemaal naar Vesturdalur. Dat is tien kilometer verderop.
In drie uur goed te doen. Als je doorloopt. En dat lukt nou juist niet. Rauðhólar is zo knalrood als een vulkaan maar kan zijn, ingekleurd door een kleuter lijkt het wel. Daar op die vurige helling tikken de minuten weg, ik sta daar maar te kijken, naar niets. Of juist naar alles. Er pal achter ligt namelijk de schepping zelf. Zo stel ik me die voor maar dan net voordat de boel afgerond was. Een immense chaos van steenblokken, als flatgebouwen zo groot, ligt door en over elkaar heen gesmeten. De naam Hjlóðaklettar is al net zo’n struikelblok. Maar wat van veraf een reusachtige bende lijkt, blijkt van dichtbij de sierlijkheid zelf. Bogen, pilaren en holtes: alles is opgebouwd uit smalle zuilen van basalt. Allemaal uitermate logisch verklaarbaar: wat je ziet zijn namelijk de binnenste restjes vulkaan. Overgebleven nadat de gletsjerrivier de zachtere buitenkanten weg geknaagd had. Temidden van zulke lagen geschiedenis wandelen is op zich al reden genoeg om hier te zijn. Ik voel me ineens weer piepjong. Naar meer ben ik niet op zoek. Echt niet.
Toch kruip ik de volgende ochtend vroeg mijn slaapzak uit. Terwijl iedereen op de camping van Vesturdalur nog slaapt, prop ik mijn kleine tent de rugzak in en wandel terug naar Hjlóðaklettar. De steentuin ademt nu een serene rust. Gisteren liep ik kriskras rond, links kijkend, dan weer rechts neuzend. Nu loop ik als een streep. Ik weet waar ik heen wil. Heen móet. Gistermiddag was Kirkjan gewoon een grote holte van basalt waar iedereen met camera’s in de weer was. Vanmorgen is Kirkjan werkelijk een kerk met pijporgels. Er landt geen engel op mijn schouder en ik praat ook niet ineens als Boeddha. Maar wel denk ik aan die droom vannacht. Over dat achtbenige paard van de god Odin die over de onvolmaakte aarde galoppeerde en daarbij – dat zag ik duidelijk – een hoef neerzette in noordelijk IJsland. Ik geloof natuurlijk niet in paarden met acht benen. Maar het was wel een leuke droom en ik sta nu hier in Kirkjan in de ochtendkou omdat die droom mij herinnerde aan de woorden van die IJslander van de koffie. Dit is zeg maar mijn momentje tussen ‘0’ en ‘1’.
Het probleem op IJsland is: geef je eenmaal toe dat er misschien, heel eventueel iets meer is dan geologische logica – dat er bijvoorbeeld best een paar onverklaarbare rafels over zijn gebleven – dan ben je gezien. Ineens zie je overal raadsels. Stenen als reusachtige penissen. Echt, ik kan het ook niet helpen: Karl og Kerling heten ze maar daar lijken ze niet op. Rotswanden als godenburchten. Holtes als elfennisjes. Nee, natuurlijk kan het niet. Dat is juist het rare. Dat besef je met al je veertig-plus jaren Hollandse nuchterheid dondersgoed.
Tegelijk gaan mijn haren overeind staan als ik de volgende ochtend opnieuw in geladen stilte mijn tentje verlaat. De hemel dieporanje, de wereld grijs van alle stenen en in de verte die monotone brom van de waterval. Dit keer geen droom die mij tot vroeg opstaan aanzette, maar een gezonde vorm van mensenschuwheid. Dettifoss is overdag een toeristische topattractie. De ruim tweehonderd miljoen liter gletsjerwater per seconde die hier over een lengte van honderd meter omlaag stort in een kolkende heksenketel die 44 meter dieper ligt, stort voor zonsopgang ongetwijfeld ook met tweehonderd miljoen liter per seconde omlaag. Maar in je uppie wordt dat oergeraas ineens je eigen ademhaling, je bloedbaan, je hart. Magie zit hem duidelijk niet in bytes, want zodra ik dit machtige moment vastleg op de digitale sensor, is het slechts een slap aftreksel van wat ik daarbuiten meemaak. Deze bulderende watermassa komt vanaf de ijskap Vatnajökull en dendert – dat heb ik de afgelopen twee dagen zelf gezien – door een canyon van 25 kilometer richting Noordelijke IJszee. Dettifoss is de krachtigste waterval van Europa en deze rivier de op één-na-grootste van IJsland. Superlatieven die ik doorgaans als foldertaal af doe maar die mij hier ter plekke sprakeloos maken en kippenvel van tien centimeter bezorgen. Ik zal mijn definities van wat waar en niet-waar is, moeten bijstellen. Tussen ‘0’ en ‘1’ blijkt een gapend gat. Of elfen nou bestaan of niet.
Vatnajökull National Park beslaat zo'n 10% van IJsland: de ijskap zelf behoort er uiteraard toe en nog een hele serie gebieden eromheen (de al eerder opgerichte nationale parken Jökulsárgljúfur en Skaftafell zijn hierin opgegaan). Dit gigantische nationale park is in 2008 opgericht, compleet met (in elk geval rond Jökulsárgljúfur) een zeer goede infrastructuur van paden, wandelroutes en -bordjes, een wandelkaart en een informatiecentrum. Bijkomstig nadeel is wel dat er nu een verbod op wildkamperen heerst voor het gehele nationale park.
Wij liepen een driedaagse wandelroute door de canyon Jökulsárgljúfur, die ligt in Vatnajökull National Park. Het is een relaxte route langs de superlatieven van IJsland. De 25 kilometer lange canyon Jökulsárgljúfur (wat 'kloof van de gletsjerrivier' betekent) is gevormd door een van IJslands grootste gletsjerrivieren, de Jökulsá á Fjöllum (spreek uit 'fjutlum'), die zijn oorsprong vindt in de Vatnajökull ijskap. Deze rivier kent ook diverse imposante watervallen waaronder de honderd meter brede en vierenveertig meter hoge Dettifoss, de krachtigste van Europa. Daarnaast zijn er unieke rotsformaties onderweg zoals een knalrode berg (Rauðhólar) en geërodeerde kraters en lavaformaties (Hljóðaklettar, spreek uit 'kloodhaklettar' wat 'echorotsen' betekent), want de kloof bevindt zich in de actieve vulkaanzone van IJsland. Bovendien is met name de eerste dag van deze meerdaagse verrassend groen, bosbessen plukken is hier zeker mogelijk (tweede helft augustus). Het vogelleven rond Jökulsárgljúfur is rijk. Al met al een uiterst gevarieerde tocht.
Van midden juni tot eind augustus; buiten deze periode rijden geen bussen.
Startpunt Ásbyrgi ligt in het noordoosten van IJsland. Er is een parkeerplaats bij informatiecentrum Gljúfrastofa, het informatiecentrum van het Vatnajökull Nationaal Park.
Je kunt na aankomst op IJsland, vanaf Reykjavík Domestic Airport (hierheen kort per bus vanaf Keflavík) met een binnenlandse vlucht van Air Iceland (Flugfélag Íslands) doorvliegen naar Akureyri. Of rustig aan met bus 610 vanuit Reykjavík in 10 uur via de binnenlandse Kjölurroute (met korte sightseeing stops) naar Akureyri, van half juni tot begin september. Of iets korter (circa 6 uur) buitenom over de ringweg met bus 57 of met bus 60. Vanaf Akureyri verder met bus 641 in 3 uur naar Ásbyrgi, dagelijks van half juni tot eind augustus.
Nagenoeg geheel over asfalt bereikbaar vanaf de ringweg via de route Mývatn – Laugar – Húsavík (wegen 845 en 85), dan noordoostelijk via asfaltweg 85. Of iets ruiger: vanaf de ringweg op circa 45 km ten oosten van Mývatn, bij Grímsstaðir in noordelijke richting afslaan over de gravelweg F864; hobbelig en steenrijk maar in principe geschikt voor niet-vier-wiel-aangedreven auto's (vooraf informeren bij een nabijgelegen benzinepomp of via de site www.vegagerdin.is is altijd aan te raden omdat de toestand van onverharde wegen op IJsland nooit een stabiele factor is).
Kamperen op kleine, eenvoudige campings. Wildkamperen is niet toegestaan in het Vatnajökull National Park.
In Ásbyrgi: langs de weg ligt informatiecentrum Gljúfrastofa, het informatiecentrum van het Vatnajökull Nationaal Park, www.vatnajokulsthjodgardur.is. 500 m ten zuiden hiervan is een mooi gelegen camping (veel voorzieningen: was- en droogmachines, douche, elektriciteit); melden en betalen in het informatiecentrum. De camping blijft het gehele jaar geopend, het informatiecentrum is geopend van begin mei tot eind september.
In Vesturdalur (dag 1): eenvoudige camping (toiletten en drinkwater) op fraai groen veld omringd met bomen en rotsen; aanmelden en betalen circa 1,5 km verderop rechtsaf heen en weer over de gravelweg in het kleine houten informatiehutje. Na 15 september gesloten.
Bij Dettifoss (dag 2): zeer primitieve ‘camping’, namelijk een veldje omringd door lavastenen, onzichtbaar vanaf de parkeerplaats en verboden voor automobilisten. ...)GPS 65°48.914’ N - 16°24.166’ W. Er zijn geen toiletten (wel bij de parkeerplaats) en er is geen stromend water maar in principe zijn er plastic tanks met drinkwater die steeds bijgevuld worden door de parkwachters. Anders water halen bij de toiletten van de parkeerplaats (hoewel dat eigenlijk geen drinkwater is
In Ásbyrgi aan de hoofdweg is een eenvoudige winkel annex snackbar annex benzinepomp. Onderweg is verder niets.
Muggennetje kan nooit kwaad (hoewel we midden augustus niet één mug of ander steekbeest gezien hebben). Met je mobiele telefoon heb je onderweg vaak bereik, zeker op de overnachtingplaatsen (ook 3G). Neem voldoende drinkwater mee voor dag 1 (op dag 2 kun je onderweg wel regelmatig uit stroompjes bijvullen).