Hooggelegen, dunbevolkt en bijna vergeten: het Defereggental heeft alles wat je je als rustzoekende hiker kunt wensen. Zeker nu er een langeafstandspad in het leven is geroepen. Over dit Tweedalenpad loop je in zes dagen van Oostenrijk naar Italië, van Oost- naar Zuid-Tirol.
Hooguit drieduizend mensen wonen er in het Defereggental, verspreid over drie dorpen: Hopfgarten, Sankt Veit en Sankt Jakob met wel elk hun eigen burgemeester. Ze liggen in een groen dal, tussen 1.100 en 1.500 meter hoogte. Akkerbouw is er vrijwel onmogelijk, fruitbomen doen het er niet meer. En ook industrie zul je er niet vinden. Het vergeten dal ten zuiden van het veel bekendere Virgental is ideaal voor wandeltoerisme. Bergwandeltoerisme om precies te zijn, want met 266 drieduizenders is Oost-Tirol een bergachtige streek bij uitstek.
Het oost-west gelegen Defereggental eindigt met een 2.052 meter hoge pas, de Staller Sattel. Die markeert het einde van Oost-Tirol, en het einde van Oostenrijk. Sinds 1919 begint een ander land als je de pas oversteekt: Italië. Ooit was het traject over het Staller Sattel een favoriete route voor smokkelaars, sinds kort wandel je er het Tweedalenpad. In zes dagen loop je van Hopfgarten naar Niederrasen in het Antholzertal, van Oost- naar Zuid-Tirol, door twee nationale parken: het Nationalpark Hohe Tauern en het Parco Naturale Vedrette di Ries-Aurina, net over de Italiaanse grens.
Moeilijk begaanbare puinvelden, waar je je eigen weg moet zoeken, zul je er niet tegenkomen. Het Tweedalenpad is dan ook goed te doen voor de doorsnee bergwandelaar, zeker doordat de hoogteverschillen de duizend meter per dag nauwelijks overstijgen. Wanneer we op de eerste dag vanuit het Defereggental omhooglopen, worden we verrast door de uitzichten over omliggende bergmassieven en de dorpen in het dal. Typisch Tweedalenpad, zo leren we later, want de route voert je steeds mee over de boomgrens, tot zo'n 2.500 meter hoogte.
Het meest markante punt van het Tweedalenpad en het Defereggental is natuurlijk de grens bij de Staller Sattel. Vlak voor je deze pas passeert, kun je nog even binnenwandelen bij het gezellige Alpengasthaus Obersee, met uitzicht over het water van het gelijknamige meer, op zo’n tweeduizend meter hoogte. Een plek ook om eens Schlutzkrapfen uit te proberen, een met ricotta en aardappel gevulde pasta, met boter en Parmezaanse kaas. Het huisgemaakte Oost-Tiroler streekgerecht vult niet alleen goed, het verraadt ook de nabijheid van Italië. Ons pastabord is al halfleeg als het geroezemoes in het gasthaus plotseling aanzwelt en we een koe doodgemoedereerd de spijszaal zien binnenwandelen. Het lint met schrikdraad rondom de houten vlonder op het terras had kennelijk weinig indruk gemaakt. Gelukkig weet een medewerker de koe snel het houten pand uit te jagen, met veel handgebaren en een hoop drukdoenerij.
Ook onder in het Defereggental is ambachtelijke bedrijvigheid. Zo maakt Heimo Macher uit Sankt Jakob al 25 jaar schnaps. Kwaliteitsschnaps, Heimo benadrukt het nog maar eens. Met zijn glimmende, koperen distilleerinstallatie stookt hij alleen maar drank van topkwaliteit. En hij is lang niet de enige in Oost-Tirol, waar het stoken van Edelschnaps tot volkskunst is verheven. Ook het proeven is populair. Wie in zijn kelder komt proeven, schommelt wat met zijn glaasje en snuift eens diep aan de opstijgende aroma’s. Aan gin, aan Zirbengeist en dranken die zijn gestookt met de meest uiteenlopende gefermenteerde vruchten. Heimo is wat je noemt een man met een missie: ‘Veel mensen drinken de schnaps verkeerd, vooral vrouwen hebben de neiging te nippen en met het puntje van hun tong te proeven. Dat is nou net hoe het niet moet, dan smaakt de drank scherp. Zet de rand van het glaasje juist drie millimeter achter het puntje van de tong, dan kun je pas genieten van de zachte smaak van Edelschnaps.’
We maken een uitstapje naar het Schwarzachtal, een hooggelegen zijdal van het Defereggental is het Oberhauser Zirbenwald, het grootste aaneengesloten alpendennenbos van Midden-Europa. Op de parkeerplaats bij het gelijknamige alpengasthof (1.769m) ontmoeten we Carola Trojer. Zij is al zeventien jaar lang ranger in het Nationalpark Hohe Tauern, het enorme natuurpark dat begint op de noordflanken van het Defereggental en dat zich uitstrekt over maar liefst drie Oostenrijkse bondsstaten; Karinthië, Salzburg en Tirol. Ook de beroemde toppen van Grossglockner (3.798m) en de Grossvenediger (3.657m) zijn in het park te vinden. Gewapend met kijker en telescoop neemt Carola ons te voet mee naar Arvental, een hoog uitlopend zijdalletje van het Schwarzachtal, dat eindigt bij het Klammer Joch (2.298m), op de grens met Zuid-Tirol. De route leidt ons door woeste bossen met kromgegroeide alpendennen en hoog oprijzende lariksen die behangen zijn met baardmossen. Hogerop wordt de bergwereld kaler en steniger. Bij een steile helling aan de linkerkant van het pad kijken we omhoog naar een enorme woestenij. Het is de plek waar lawines elke winter hun baantjes trekken en alles meevoeren wat ze op hun weg tegenkomen. Bomen zijn er nauwelijks, en de paar exemplaren die er staan, zijn als luciferhoutjes afgebroken of staan scheef.
Op twee uur lopen van gehucht Oberhaus ligt Jagdhausalm, een dorpje dat al in 1212 gesticht is en op tweeduizend meter hoogte ligt. Het is de ideale plek voor een lunch in een oeroud almhutje. Bij mooi weer neem je plaats op het terras. Ooit was Jagdhausalm bedoeld als permanente nederzetting, maar na een paar eeuwen bleek het leven in de winter te hard om er het hele jaar door te verblijven; Jagdhausalm werd alleen nog maar gebruikt als zomeralm. Wanneer we op een zwaarbewolkte dag het dorp voor het eerst in het vizier krijgen, breekt de zon door de wolken. Een kerk, zeventien stenen huizen en wat vee, beschenen door een filmisch licht. Heel even maar, alsof een scène uit de film Seven years in Tibet aan ons voorbijtrekt. Vrijwel niets herinnert aan de moderne tijd in Jagdhausalm, of het moeten de paar verdwaalde terreinwagens zijn die geparkeerd staan naast de kerk. De huizen zijn opgebouwd uit dezelfde, grijze natuursteen, de dakpannen zijn zonder uitzondering gemaakt van hetzelfde, verweerde larikshout. Geen wonder dat het hele dorp op de monumentenlijst staat. Maar denk niet dat de weidegronden van Jagdhausalm in onbruik zijn geraakt. Nog altijd komen elke zomer de boeren uit Zuid-Tirol om er hun vee te weiden. En wandelaars en rustzoekers als wij.