Ieder jaar lopen tienduizenden moderne pelgrims de bedevaarts route af naar Santiago de Compostela. De Belg Steven Van Haegenberg liep de pelgrimsroute voor Op Pad en legt het karakter bloot van deze klassieke tocht.
Onderstaand schrijven is het relaas van 1.000 kilometer bedevaart route tussen Lourdes en Santiago de Compostela. Vanuit Lourdes hijst de mythische route zich over de Pyreneeën, om zich van oost naar west door de noordelijke regionen van Spanje te kronkelen naar de eindbestemming Santiago de Compostela, naar het graf van de apostel Jacob. Deze pelgrimstocht gaat in al haar facetten voorbij de grenzen van een klassieke, meerdaagse wandeltocht. Voor velen wordt het een fanatieke ontginning van hun fysieke, mentale en spirituele gronden. Of hoe de weg ernaartoe eens te meer mooier is dan het doel op zich!
Sinds haar ontstaan in de 9e eeuw briest er een mystieke nevel over de bedevaart route naar Santiago de Compostela, die - mede door haar geschiedkundige en culturele rijkdom - een unieke ervaring is. Haar eigenzinnige karakter oefent anno 2011 een sterke aantrekkingskracht uit op fervente wandelaars, zoekende avonturiers, dromerige kunstenaars, spiritualisten en vrome gelovigen aller landen. De veelzijdigheid van deze wandelende gemeenschap kleurt de bedevaartstocht en maakt haar extra bijzonder.
Het Spaanse luik van de tocht, dat sinds 1993 op de Werelderfgoedlijst van UNESCO pronkt, laat zich niet onvoorwaardelijk bewandelen. De weg (el camino) dwingt menigeen tot intense zelfreflectie en zal stap per stap zijn of haar DNA transformeren. Haast onzichtbaar - doch uiterst vastberaden - muteert el camino de wandelaar gaandeweg tot pelgrim.
Sinds oudsher, toen deze pelgrimage nog een vrome boetetocht was, zijn er over heel Europa bedevaartsroutes naar Santiago ontstaan. Deze kwamen in het zuiden van Frankrijk samen in pleisterplaatsen aan de voet van de Pyreneeën. Zo kon men in groep over de bergen zonder in handen te vallen van roversbendes of wolventroepen. De meeste moderne pelgrims starten hun tocht in deze antieke pleisterplaatsen, zoals Saint-Jean-Pied-de-Port, Puerto de Somport, Lourdes of Pamplona en trachten het hele Spaanse gedeelte van de eeuwenoude route in vier à vijf weken te volbrengen. Een handvol diehards start zijn tocht zelfs vanuit het thuisland en zal pas na vele maanden zelfkastijding de kathedraal van Santiago de Compostela kunnen aanschouwen.
De moderne pelgrim hoeft geen rovers of wolven meer te vrezen. Doordat de route overvloedig wordt belopen en bewegwijzerd, zal hij zelden of nooit het pad mislopen. Meer nog: in juli en augustus zou hij weleens van een kuddegevoel kunnen gewagen.
De middeleeuwse pelgrim ondernam zijn tocht in sobere eenvoud en kon slechts overleven dankzij de barmhartigheid van de mensen op zijn weg. Zijn hedendaagse variant doet ook enigszins afstand van zijn luxueuze leventje, maar komt uiteraard niets tekort. In zowat elk dorp vindt hij onderdak in albergues en warme maaltijden in restaurants. Deze eethuizen lokken maar wat graag hun gasten met scherp afgeprijsde, doch voedzame pelgrimmenu’s. De lokale middenstand leeft hier, zeker de laatste decennia, van de onafhoudende pelgrimsstroom die slechts tijdens de barre wintermaanden even droog komt te staan.
Maar er is meer: de pelgrim geniet het oprechte respect van de Spaanse bevolking. Het lopen van el camino de Santiago is voor Spanjaarden een eervolle onderneming. In de pittoreske plattelandsdorpjes is de lokale gemeenschap vergroeid geraakt met de bedevaartsroute die al eeuwen door haar territorium snijdt. Men heeft van kinds af aan nooit anders gezien dan pelgrims uit alle hoeken van Europa (en met uitbreiding uit de rest van de wereld) die hun dorp passeren, er uitrusten of de weg vragen. Als pelgrim leer je zo het warme hart van het Spaanse binnenland kennen. Je voelt je ver weg van het holle, toeristische sfeertje van de Spaanse costa’s en ontdekt een ander, gastvrij en uiterst behulpzaam Spanje.
De moderne pelgrim is, in tegenstelling tot zijn middeleeuwse voorganger, ook tot in de puntjes voorbereid. Zijn vederlichte wandelkledij en hightech schoeisel beschermen zijn afgepeigerde lichaam tegen overmatige zon, wind of hemelvocht. Hij heeft zijn bagage tot op de milligram afgewogen. Niet geheel onverstandig gezien hij vele weken op pad gaat over een veeleisend parcours dat men traditioneel - en volkomen terecht, zo ondervond uw dienaar zelf - blijkt in te delen in drie verschillende luiken: het fysieke, het mentale en het spirituele luik. Qué?
Het heilige drieluik van de pelgrim start met de fysieke beproeving. Wie start in Saint-Jean-Pied-de-Port zal zich de allereerste etappe nog lang herinneren. Vanaf de eerste meters gaat het over de Route Napoléon omhoog, tot aan de pas van Cisa. Na twintig kilometer klimwerk mag hij zijn proloog afsluiten met een snedige afdaling naar de kloosterherberg van Roncesvalles, alwaar hij zijn vermoeide lichaam te ruste kan leggen tussen tientallen andere vermoeide lichamen. Zijn stramme lijf, welke hij daags nadien kreunend uit bed hijst, kan hij de volgende dagen lekker loslopen over de pittige uitlopers van de Pyreneeën, die hem op een drafje naar het knooppunt Puente la Reina leiden.
Pelgrims die in Lourdes hun tocht aanvangen, krijgen meer tijd om in te lopen maar zullen vervolgens over de steilere Puerto de Somport richting Spanje klimmen. Na deze eerste fysieke test gaat het verder westwaarts over een uitdagende heuvelzone tot in Puente la Reina. Hier stroomt deze alternatieve route in de hoofdstroom (de Camino francés) die vanuit Saint-Jean-Pied-de-Port vloeit. Het ongerepte landschap maakt deze zwaardere variant vanuit Lourdes echter sterk aan te raden. Men vermijdt ook de drukte van de hoofdstroom en kan op die manier rustig wennen aan het pelgrimsbestaan.
Dit pelgrimsbestaan omvat onder meer een strak dagschema. De meeste pelgrimsherbergen openen rond 14 uur hun deuren. In de loop van de namiddag arriveren de vermoeide zielen er om zich te douchen, te verbroederen en te rusten. In sommige herbergen kun je zelf een potje koken of wordt er een gemeenschappelijk avondmaal voorzien. De goedkope pelgrimmenu’s in de dorpsrestaurantjes zijn daarentegen ook erg in trek. Het avondmaal wordt best tijdig genuttigd gezien de lichten in de slaapzaal doorgaans om 22 uur gedoofd worden. Na een verdiende nachtrust wekken de vroege vogels de schone slapers, zodat iedereen rond 8 uur ‘s ochtends weer op pad is en de herberg zich kan voorbereiden op een nieuwe lading wandelaars.
Met de wijnstreek van de Rioja nog in de achteruitkijkspiegel komt de pelgrim schoorvoetend in de mentale fase. Het Spaanse achterland zet een ander masker op. De Meseta, de Spaanse hoogvlakte tussen Burgos en León, is vlak en eenzaam, winderig en monotoon. Eindeloze paden zover de ogen turen kunnen. Slechts een enkele boom waagt het om wortel te schieten op deze troosteloze hoogvlakte. De pelgrim zal er kilometers malen met de blik op oneindig, het verstand op nul. Tijd in overvloed om de ziel op de pechstrook te parkeren en te peinzen over lief en leed, verleden en toekomst. De eenzaamheid van de dag wordt ingeruild voor de gezelligheid van de avond. Het is op deze ruwe hoogvlakte dat men de authentieke, barmhartige sfeer van de bedevaartstocht leert kennen en waarderen. Vriendschappen ontstaan, levensverhalen worden uitgewisseld. De fysieke en mentale batterijen worden extra opgeladen. Iedereen weet dat hij de volgende dag weer in zijn eigen tempo moet verder kruipen naar het westen.
Ondanks de mentale littekens die hij tijdens zijn verovering van de Meseta heeft opgelopen, voelt de pelgrim zich sterk en verrijkt. De weg heeft hem al veel geleerd. Niet in het minst voelt hij zich, na vele weken wandelen, sterk verbonden met de natuur. Het prachtig groene Galicia wordt het decor van de derde en laatste fase: het spirituele luik. De pelgrim nadert zijn doel, maar weet niet welk gevoel er aan het einde van zijn avontuur zal overheersen: voldoening of onverzadigbaarheid? Zijn afgetrainde lichaam raakt in een soort trance en doet na al die weken niets liever meer dan kilometers vreten. Zijn voeten smeken om lange stukken grindpaden, zachte wegbermen, rotsige bergpaadjes, ruwe asfaltstroken, modderige rivierbeddingen en gladde afdalingen. Zijn schouders en rug zijn mettertijd vergroeid geraakt met de rugzak waarin hij alles heeft meegedragen om te overleven. Hij heeft geleerd met weinig tevreden te zijn.
Hij laat een traan bij het aanschouwen van de kathedraal in Santiago de Compostela. Hij omarmt het beeld van de apostel Jacob en dankt de weg voor diens unieke wijsheid en warme gastvrijheid. Hij zal de weg missen. De afdruk van zijn voetstappen zullen snel vervagen, maar de afdruk van zijn ziel staat, net als die van miljoenen voorgangers, in het pad gebeiteld.
De pelgrimage naar het graf van de apostel Jacob, in de kathedraal van Santiago de Compostela, is lang niet de enige Europese bedevaartstocht die vandaag de dag nog levendig wordt beleefd en bewandeld. Een dozijn andere Europese bedevaartsoorden blijft anno nu het einddoel van een lange wandeltocht. Zijn katholieke grondslag ligt onmiskenbaar als aders op de huid van deze bedevaartsroutes. Toch blijken steeds minder hedendaagse pelgrims de tocht te ondernemen vanuit een religieuze overtuiging. De historische en epische kenmerken van bedevaartstochten blijken sterk genoeg om een divers publiek aan te trekken. De volgende drie Europese bedevaartsoorden zijn, naast Santiago de Compostela, aantrekkelijke bestemmingen voor ambitieuze wandelaars:
Bij die wegen zijn heel wat pelgrimspaden, die al in de tijd van het machtige Romeinse rijk gebruikt werden als handelsroutes of voor het transport van militaire legioenen. Deze pelgrimswegen blijven geschikt om een wandeltocht naar Rome te ondernemen. Het moge duidelijk zijn dat ook deze pelgrimage haar anker in katholieke bodems werpt. Rome is sinds oudsher de bakermat van het christendom met Vaticaanstad als verblijfsplaats voor diens pauzen. Precies omdat er zoveel wegen zijn, kun je zelf een haalbare route uitstippelen.
In de middeleeuwen genoten pelgrims naar Santiago de Compostela en Rome heel wat aanzien. Ze werden bij hun thuiskomst ontvangen als helden en vertelden over hun avonturen. Naast een boetetocht naar Santiago of Rome was er één bedevaart die destijds nog hoger in aanzien stond: de bedevaart naar Jeruzalem. Ook vandaag de dag zijn het slechts enkelingen die deze gang van duizenden kilometers durven aan te gaan. Jeruzalem haalt haar aantrekkingskracht uit haar christelijk verleden: het is de stad waar Jezus woonde en ter dood werd veroordeeld. Zij die vanuit onze contreien de tocht van bijna 6000 kilometer willen ondernemen, zullen vele maanden tot bijna een jaar onderweg zijn.
Een meer toegankelijke bedevaart is die naar Fátima, halfweg tussen Porto en Lissabon. De basiliek van Fátima, waar de maagd Maria meermaals zou verschenen zijn, is sedert vorige eeuw het meest bekende bedevaartsoord van Portugal. Sommige pelgrims wandelen deze prachtige tocht aansluitend op hun bedevaart naar Santiago de Compostela. Zij volgen hiervoor de Via Lusitana en de Caminho Português, die via Porto loopt.