'Dit heb ik nog nooit meegemaakt', jubelt wandelgids Hanneke als we halverwege onze bergtocht stoppen om van het uitzicht te genieten. 'We zijn hier helemaal alleen.' Ze strekt haar armen wijd uit en kijkt triomfantelijk om zich heen. Ze heeft deze wandeling naar de top van de Planskopf (2804 meter) al veel vaker gelopen, maar nooit eerder kwam ze er niemand anders tegen.
Het heldere water van de Furglersee en het dal eronder met in de verte het Oostenrijkse bergdorp Serfaus lijken er nog wel indrukwekkender door. De enige levende wezens die we zien, zijn wijzelf en de tientallen koeien die onder ons lopen te grazen op de felgroene alpenweiden. Het lijken net miertjes, zo ver weg zijn ze, maar de klank van hun koeienbellen reikt tot ver boven de boomgrens.
Zo alleen in de bergen voelen we ons bevoorrecht. Maar iedereen in ons groepje zou toch graag oog in oog komen te staan met een murmeltier, oftewel een marmot. Er schijnen er hier in dit hoogalpiene gebied honderden te leven, maar wij zien er geen één. Zelfs het karakteristieke fluitende geluid dat ze maken, horen we niet. Het lijkt wel alsof iedere levende ziel zich op deze bewolkte, regenachtige ochtend nog een keer heeft omgedraaid in bed of in zijn holletje. Alleen wij wandelen hier in regenjassen over het smalle bergpad richting de top van de Planskopf. We genieten enorm.
Normaal gesproken is de Murmeltiersteig, die onderdeel is van de hike naar de top van de Planskopf, een hele populaire wandeling, vertelt Hanneke ons. Ervaren hikers, maar ook beginnende wandelaars, lopen de route in een paar uur tijd. Vandaag niet. We begrijpen eigenlijk niet zo goed waarom. Na de eerste meters trekken de wolken zich al terug en stoppen we onze regenjassen in onze backpacks. We kijken uit op donkere, dreigende bergtoppen in de verte. Af en toe breekt de zon door en wordt het contrast in het vergezicht verstrekt.
Het eerste deel van de route, vanaf het gondeleindstation Lazid op 2458 meter hoogte, gaat over het veel bewandelde smokkelaarspad. Bordjes langs de weg herinneren aan het feit dat niet iedere wandelaar hier waarschijnlijk altijd zo goedgehumeurd heeft gelopen als wij. Na de oorlog had de arme bergbevolking van Serfaus weinig andere keus dan te smokkelen. Toch waagden alleen de moedigste mannen van de regio zich aan deze riskante onderneming. Luxegoederen als koffie, sigaretten en nylonkousen werden via steeds wisselende routes vanuit het Zwitserse Samnaun naar Innsbruck gesmokkeld. Dat was een gevaarlijke activiteit vanwege het verraderlijke Alpenterrein, het steeds omslaande weer en de grillen van de natuur, maar ook vanwege douaniers die overal op de loer lagen. Voor dat laatste zijn we nu niet bang.
'Als je rond wilt kijken, moet je eerst even stoppen', tipt Hanneke en ik merk al snel dat ze gelijk heeft. Het bergpad dat ons via de Furglersee naar de top van de Planskopf brengt, is smal en er liggen heel wat stenen. Je moet er echt wel even je aandacht bijhouden. Na een steile klim is het gelukkig de bedoeling dat we op de top de tijd nemen om van het uitzicht te genieten en een broodje te eten. Net als ik het me comfortabel heb gemaakt op een grote, platte kei, komt er een donkere wolk langs gedreven. Hij beneemt ons het uitzicht. We kijken elkaar teleurgesteld aan. 'Laten we snel doorgaan', zegt Hanneke, ze klinkt nerveus. 'We willen niet overvallen worden door onweer.' Nee, dat willen we niet, denk ik geschrokken bij mezelf. Ik weet niet hoe snel ik mijn broodje in mijn tas moet stoppen om onze tocht te vervolgen, naar het middenstation Komperdell op 2000 meter hoogte. Ik kijk vluchtig om me heen of ik een geschikte schuilplaats zie, mocht het noodweer inderdaad uitbreken. Die is er niet. Dan maar snel doorwandelen. Zo lijkt iedereen in ons groepje er over te denken. We wandelen in een behoorlijk tempo over de smalle bergkam. Dit zou prachtig moeten zijn, denk ik teleurgesteld bij mezelf, terwijl ik aan mijn linkerkant tegen een dichte mist aankijk. Jammer, maar het weer in de bergen is nou eenmaal onvoorspelbaar.
De donkere wolk drijft voorbij en laat ons verder met rust. Geen onweer gelukkig en zelfs geen regen. De zon begint weer te schijnen. Tijdens de tocht naar beneden genieten we opnieuw volop van het prachtige panorama. Ik ben tevreden.
Een paar dagen later sta ik weer met mijn wandelschoenen aan bij het eindstation van de Lazid-gondelbaan. De hemel is dit keer strakblauw en de zon schijnt helder op alle omliggende toppen. Ik ga de Furgler beklimmen, de 'huisberg' van Serfaus, met een top van 3004 meter hoogte. We zullen zo'n vijf uur over de hele wandeling doen. Het eerste deel van de route is hetzelfde als die ik eerder bewandeld heb. Het uitzicht is echter totaal anders nu de zonnestralen vrij spel hebben. Na ongeveer een half uur begint de eerste steile klim naar de Tieftalsee (2783 meter). De zon maakt het water helderblauw en met de soms besneeuwde toppen erachter in de verte doet het bijna surrealistisch aan.
We zijn dit keer niet de enigen die van het Alpenlandschap genieten. Het is vrij druk op de route. Het laatste deel naar de top is behoorlijk steil en zo nu en dan heb je je armen nodig om jezelf omhoog te trekken. Geregeld komen er tegenliggers naar beneden. Er wordt vriendelijk gegroet. Het is zwaar, dat zal ik niet ontkennen. Mijn conditie wordt op de proef gesteld, maar de belofte van het fantastische uitzicht vanaf de top trekt me naar boven. Het is dan ook fenomenaal. Toppen tot in Zwitserland zijn vanaf hier te zien. Ik draai een rondje om mijn as en kijk ademloos in de verte. Een deel van de top is bedekt met sneeuw. Blij als ik ben dat ik het hoogtepunt van de wandeling bereikt heb, duik ik er met mijn blote benen in.
De weg naar beneden, aan de andere kant van de top, is minstens net zo leuk. Ik houd van klauteren en 'handen-en-voetenwerk' en ben volledig in mijn element op de rotsige afdaling. Grote voordeel is bovendien dat de meeste bergbeklimmers voor de afdaling aan de andere kant van de berg kiezen. Het is dus opnieuw lekker rustig. Na een spectaculaire tocht eindigen we weer bij het gondelstation Lazid.