Met duizenden kilometers aan wandelroutes kun je in Italië in de meest uiteenlopende gebieden wandelen. De majestueuze Alpen met de Dolomieten, het schilderachtige merengebied met het Lago Maggiore en het Comomeer, het betoverende Toscane, de prachtige Adriatische kustlijn, de eilanden Sardinië en Sicilië, de Apennijnen met de Monti Sibillinni en het zwoele zuiden - allemaal schitterende bestemmingen voor een wandelvakantie.
De Alpen behoren tot de mooiste Europese wandelgebieden. De hoogste Alpentoppen bevinden zich aan de Italiaanse kant van het Mont Blanc-massief. Langs de grens met Oostenrijk en Zwitserland liggen de Dolomieten, onderdeel van de Zuidelijke Kalkalpen. Typisch voor de Dolomieten zijn de steile rotswanden en pieken, die zijn ontstaan door erosie en verwering. Deze prachtige rotsformaties hebben rode, witte, grijze en bruine kleuren. Ze torenen hoog uit boven de groene valleien. De loodrechte wanden en labyrinten vol torens en spitse pieken geven de indruk van een surrealistische bergwereld. Niet zo gek. In werkelijkheid wandel je tussen die pieken van dolomieten (een soort kalksteen) over de bodem van een tropische zee, die honderden miljoenen jaren oud is. De hoogste toppen van de Dolomieten zijn koraalatollen, die door tektonische processen zijn opgestuwd.
De bergketen is opgesplitst in twee delen: de oostelijke en de westelijke Dolomieten, de scheidslijn loopt door de Badia vallei via de Campolongo pas en de Cordevole vallei. Een beetje afgezonderd van de rest tref je de bijzondere Brenta Dolomieten in Trentino aan en de Friulani Dolomieten in de regio Veneto-Friulani. De hoogste top van de Dolomieten is de 3343 meter hoge Marmolada. Nog ongeveer vijftien andere Dolomieten-toppen bereiken de grens van 3000 meter.
Doordat de Dolomieten tamelijk compact zijn, lenen ze zich erg goed voor het maken van dagtochten. Dat neemt niet weg dat je in de Dolomieten ook mooie meerdaagse tochten kunt maken. Door meerdere bergketens aan elkaar te rijgen kun je makkelijk meerdere weken aaneen door de Dolomieten wandelen voordat je het gebergte weer uit bent.
In geografisch opzicht zijn de Dolomieten geen regio, zoals soms wordt gedacht. De Dolomieten zijn een verzameling van bergmassieven van een bepaalde steensoort, namelijk Dolosteen of Dolomiet (zie kader Déodat Gratet de Dolomieu). Deze massieven liggen verspreid over meerdere Italiaanse provincies: Zuid-Tirool, Trentino en Belluno. In deze provincies vind je ook bergketens die uit een ander soort gesteente bestaan en niet behoren tot de Dolomieten, zoals het Ortlergebergte dat onder andere uit metamorfe schist bestaat. De meeste Dolomieten massieven liggen geconcentreerd in de regio’s Zuid-Tirool en Belluno.
Het noorden van Italië is bezaaid met meren. Deze Noord-Italiaanse meren liggen in het overgangsgebied tussen het hooggebergte (Alpen) en de Povlakte. De meeste vind je in de regio's Lombardije en Trentino-Zuid-Tirol (Italiaans: Trentino-Alto Adige). In de laatste regio alleen al gaat het om 297 meren, waarvan meer dan 250 boven de 1500 meter. Met uitzondering van het Ortameer liggen bijna alle grote Noord-Italiaanse meren in Lombardije, zoals het Lago Maggiore, het Comomeer, het Iseomeer en het Gardameer.
De natuur van het Noord-Italiaanse merengebied is verrassend gevarieerd, fijn voor wandelaar! Behalve vele prachtige meren vind je er bossen, gletsjers, watervallen, exotische flora en zelfs wijnhellingen. Vanaf de hoog gelegen meren in Trentino-Zuid-Tirol heb je op je wandeling bijna altijd uitzicht op hoog oprijzende bergmassieven. Lombardije is een regio met een overweldigende natuur. Rondom de meren liggen ook prachtige pittoreske dorpen. De bekendste meren van Lombardije zijn het Lago Maggiore en Lago di Como. Ook het meer van Lugano ligt deels in Lombardije (grotendeels in Zwitserland). Door de wind die tussen de Alpen door waait kan het water van de Noord-Italiaanse bergmeren tot ver in juni fris blijven. Een prima wandelklimaat. Onder de vele wandelroutes ook een groot aantal die de dorpen met elkaar verbinden.
We zetten eerst de populairste Noord-Italiaanse 'wandelmeren' op een rijtje, het Lago Maggiore, het Comomeer, het Gardameer, het Iseomeer, het Ortameer en het Meer van Lugano.
Met een kabelbaantje kun je naar de top van de Monte Mottarone, waar het uitzicht op de omringende bergen magnifiek is.
Aan de westkant van het Gardameer liggen drie plaatsen met een spectaculair uitzicht, Rocca di Manerba, Gardone en Tremosine. Andere mooie plaatsen en dorpjes langs het meer zijn Desenzano (de 'hoofdstad' van het Gardameer genoemd), Saló, Sirmione (op een schiereiland gelegen), Garda, Peschiera del Garda, Bardolino, Malcesine, Lazise en Monte Baldo, gelegen aan de voet van de Monte Baldo.
Hoewel het Gardameer bij velen bekend is, geldt dat niet voor het omringende gebergte. Dit prachtige hoogland heeft vele gezichten, van in mist gehulde kaarsrechte kliffen tot boerenlandschap, van wijnvelden en middeleeuwse dorpjes tot dichte bebossing. In dit oude grensgebied tussen de landen Oostenrijk en Italië, die in de Eerste Wereldoorlog tegenover elkaar kwamen te staan, liggen nog vele herinneringen aan die periode: loopgraven, bunkers, uitgehouwen trappen, kanoninstallaties, prikkeldraad, granaatscherven, knopen en oude conservenblikken. Gelukkig is het zelden ver weg: het uitzicht op het grootste meer van Italië.
Het meer van Lugano ligt tussen het Comomeer en het Lago Maggiore. Het is kleiner dan deze twee meren maar zeker niet minder mooi.
De grootste stad in de omgeving is het Zwitserse Lugano. Er liggen tal van pittoreske dorpjes aan het meer, zoals Gandria, een dorpje met slechts 200 inwoners. Je kunt vanuit Gandria naar andere omliggende steden wandelen. Er loopt ook een olijvenpad van Gandria naar Castagnola. Die voert door prachtige natuur en langs olijfboomgaarden en ondertussen heb je een spectaculair uitzicht over het meer van Lugano.
De Aosta-vallei (Valle d'Aosta) is een bergachtige regio in het uiterste noordwesten van Italië, in Piemonte, maar is sinds 1944 een autonoom gebied. De nog onbedorven Aosta-vallei is een schitterend gebied om te wandelen. Aan de westkant wordt de vallei begrensd door het Mont Blanc-massief, in het noorden door de Walliser Alpen met bergreuzen als de Monte Rosa en de Matterhorn en in het zuiden door de hoogste Italiaanse top van de Gran Paradiso. Ondanks deze geIsoleerde ligging tussen Alpenreuzen, liep door de Aosta-vallei al eeuwen terug een belangrijke handelsroute. In de achtste eeuw werd door de vallei de Via Francigena aangelegd, de pelgrimsroute die het Karolingische Rijk met Rome moest verbinden. Wanneer je door het hoofddal van Aosta wandelt, zie je op de strategische heuveltoppen nog vestingen, burchten en kastelen liggen.
De Ortler Alpen zijn een groot vergletsjerd gebergte ten zuiden van de hoofdkam van de Alpen. Het ligt verdeeld over de Italiaanse regio's Trentino-Zuid-Tirol (Italiaans: Trentino-Alto Adige) en Lombardije. De hoogste top van de Ortler Alpen is de Ortler (3905 meter). De berg hoorde tot de Eerste Wereldoorlog bij Oostenrijk. De Ortler is het middelpunt van een hele reeks kammen met toppen van 3000 meter en meer. Het oostelijke deel van het gebied (met de Ortler) valt binnen het Parco Nazionale dello Stelvio. Anders dan de Dolomieten - een gebergte dat zich eveneens uitstrekt over Zuid-Tirol en Trentino - bestaat het Ortler gebergte niet uit dolomiet (een soort kalksteen) maar uit metamorfe schist.
Met de klok mee grenzen deze gebergte aan de Ortlergroep:
Ötztaler Alpen (in het noorden)
Sarntaler Alpen (in het noordoosten)
Nonsberggroep (in het oosten)
Brenta Dolomieten (in het zuiden)
Adamellomassief (in het zuiden)
Sobretta-Gavia Alpen (in het zuidwesten)
Livigno-Alpen (in het westen)
Sesvennagroep (in het noordwesten)
Het Nationaal park Stelvio is een van de oudste en grootste Nationale Parken van Europa. Samen met het Zwitsers Nationaal Park Adamello-Brenta vormt het een aaneengesloten natuurgebied van ruim 400.000 hectare. Centrum van het park is de Monte Cevedale (3757 m.) Binnen het park is er een hoogteverschil van ruim 3000 meter met de bijbehorende variatie aan wild: van gems, steenbok, vos en alpenmarmot tot hermelijn, eekhoorn, steenarend en ree. Het park is geliefd bij bergwandelaars vanwege de ongerepte natuur en het grote aantal gemarkeerde wandelingen (totaal 1000 kilometer) waarbij je ook fraaie wandelingen kunt maken van hut naar hut - het aantal berghutten is groot. Tijdens de Eerste Wereldoorlog werden in de Ortlergroep flink gevochten tussen Oostenrijkse en Italiaanse legers.
Je kunt er, letterlijk en figuurlijk, niet om heen als je Italië doorkruist: de Apennijnen. De bergketen loopt vanuit Ligurië naar het zo’n 1.300 kilometer zuidelijker gelegen Calabrië en eindigt op Sicilië. Niet gek dus dat deze ruggengraat en zijn uitlopers vrij bepalend zijn voor het Italiaanse landschap; zonder de Apennijnen zou er niks overblijven van de lichtgrijze bergmassieven in de Abruzzen, die beroemde Toscaanse heuvels of die prachtige bergdecors die altijd wel ergens op de achtergrond te ontdekken zijn.
De Apennijnen bereiken hun hoogste punt in de regio Abruzzen bij de Gran Sasso. De hoogste top is de Corno Grande met 2912 meter. Hier ligt bovendien de zuidelijkste gletsjer van Europa. In het hele gebergte liggen verschillende beschermde natuurgebieden: Nationaal Park Abruzzo, Lazio e Molise, Nationaal Park Majella, Nationaal Park Gran Sasso e Monti della Laga, Nationaal Park Monti Sibillini, Nationaal Park Appennino Tosco-Emiliano, Nationaal Park Appennino Lucano Val d'Agri Lagonegrese, Nationaal Park Pollino, Nationaal Park Sila, Nationaal Park Aspromonte.
De Majella is het op een na hoogste bergmassief van de Apennijnen. Het ligt in de regio Abruzzen en heeft de Monte Amaro (2793 m) als hoogste punt. Het massief wordt doorsneden door diepe kloven zoals de Valle Serviera. Op de hellingen liggen dichte bossen waar onder andere de wolf voorkomt. Vanwege de bijzondere flora en fauna kreeg het gebied in 1991 de status van Nationaal Park Majella. Het Nationaal park omvat het gehele Majella-massief, maar het park is veel groter.
In het voornamelijk uit kalksteen bestaande Majella-gebergte is een groot aantal gemarkeerde wandelingen uitgezet. Ook naar de top van de Monte Amaro. Wandelaars staan geen moeilijke maar wel een lange tocht te wachten, zo'n tien uur voordat je vanaf de top dat prachtige uitzicht over de Tremitische Eilanden hebt. Andere hoge toppen zijn de Monte Acquaviva (2737 m), Monte Focalone (2676 m), Monte Rotondo (2656 m) en de Monte Macellaro (2646 m).
In de centrale Apennijnen ligt Nationaal Park Monti Sibillini (Italiaans: Parco Nazionale dei Monti Sibillini). Het strekt zich uit over de regio's de Marken en Umbrië. Het is een parel van een natuurpark, waar ruige bergkammen en toppen van kalk uitsteken boven bloemrijke flanken en stille dalen met eenzame dorpjes.
De Monti Sibillini-keten is ongeveer 30 kilometer lang, heeft brede valleien en beboste hellingen die steil aflopen naar de meer vruchtbare en bewoonde randen. De hoofdkam vormt de geografische (water)scheiding tussen de Tyrrheense kant (Umbrië) in het westen en de Adriatische kant (De Marken, in het Italiaans Marche) in het noorden en oosten.
De Sibillini bestaan vooral uit kalksteen. Gletsjers hebben later sporen nagelaten in de vorm van cirkels en U-vormige troggen. Wat vooral opvalt is de kaalheid, er zijn maar weinig bomen boven de 1500 meter, de rest is gekapt zodat de schapen (ooit 400.000) kunnen grazen.
De heuvels van het Sibilinni-park worden bewoond, tot een paar jaar terug voornamelijk door boeren en houthakkers. Het leven speelt zich af in middeleeuwse dorpjes, in boerenhuizen rond piepkleine kerkjes, met een paar akkers, ingeklemd tussen kreupelhoutbosjes en struiken. Het hoofdkantoor van het Nationaal Park zetelt in Visso, het officiële startpunt van de Grande Anello dei Monti Sibillini, een achtdaagse trektocht die rond de toppen van het massief voert, met zijtakken de toppen op.
Een mooie plek om te wandelen in Italië is Nationaal Park Cinque Terre aan de Ligurische kust. De vijf dorpen (Italiaans: cinque terre) Monterosso, Vernazza, Corniglia, Manarola en Riomaggiore zijn tot ver over de Italiaanse landsgrenzen bekend en behoren tot ons werelderfgoed. Rond de dorpen kun je wandelen in korte etappes. De wandelgebieden in de streek worden gekenmerkt door grillige rotsen, bossen en steile kustwanden vol wijngaarden. Tijdens de wandelingen heb je voortdurend zicht op zee. De beste tijd voor een wandelvakantie is tussen april en november. Er is ook
een wandelpad dat de vijf dorpjes met elkaar verbindt. Het traject tussen Riomaggiore en Manarola staat als de Via dell'Amore. Je passeert onderweg een muur met liefdesbetuigingen. Vanaf het wandelpad heb je uitzicht op zee en op de heuvels waarop de olijf- en citroenboomgaarden in terrassen zijn aangelegd, gescheiden door steenmuurtjes. Het is een fraai gezicht.
In het zuidelijkste deel van het park liggen twee kleine eilandjes, Scoglio Grimaldo en Scoglio Ferale, in het noorden de Scoglio Gagiato. Behalve het land is ook de zee voor de kust van Cinque Terre beschermd.
Wat er zoal groeit zijn den, aleppoden, kurkeik en kastanje, zeevenkel en kruiden als rozemarijn, tijm, helichrysum en lavendel. Op het land en langs de kust leven hop, eikelmuis, bosuil en veel soorten meeuwen. In zee zwemt murene, schorpioenvis, zeebrasem, octopus, pietervis, grote zeebaars, dolfijn en tonijn.
Het eiland Sardinië ligt ten westen van de laars van Italië, ten zuiden van het Franse eiland Corsica. Na Sicilië is Sardinië het grootste eiland in de Middellandse Zee. Er wonen ongeveer 1,65 miljoen inwoners. De hoofdstad is Cagliari.
Het eiland wordt omringd door talrijke rotsige eilandjes, soms bewoond, soms alleen in gebruik door boeren (graasland voor het vee). Het prachtige eiland heeft een kustlijn met ontelbaar veel zanderige baaitjes, omringd door kliffen. Daarbij opgeteld die schitterende turkooizen kleur van het water en het plaatje is compleet. De hoogste top van Sardinië is Punta Marmora. De granietbult in het midden van het eiland is 1834 m hoog.
Het eiland heeft een subtropisch, mediterraan klimaat. De zomers kunnen zeer warm worden, en de winters zijn doorgaans mild. De mistral kan hier flink huishouden, de wind wordt ook aangeduid als maestrale, sirocco, libeccio en levante.
Het eiland is bewoond geweest door prehistorische stammen, Feniciërs, Carthagers, Romeinen, Vandalen, Byzantijnen en Saracenen. Vandaar dat Sardinië een smeltkroes van volkeren en culturen is met de bijbehorende (resten) van bouwwerken nog aanwezig. Opvallend zijn de vele kerken en basilieken, ze geven het landschap een schilderachtige uitstraling.
Sardinië heeft geen netwerk van doorgaande wandelroutes, laat staan een knooppuntensysteem. Waar buurman Corsica de ene na de andere route ontwikkelt, is Sardinië een tamelijk onbekende wandelbestemming. Maar dat heeft ook zo zijn voordelen. Om er een paar te noemen: de ongereptheid, de rust en het avontuurlijke. De mooiste wandelgebieden zijn: Golfo di Orosei, Gola di Gorrupu, Supramonte, La Maddalena en Caprera en Capo Testa.
Piemonte (uitspraak pjeemonte) is een regio in het noordwesten van Italië. In het noorden grenst Piëmont aan Zwitserland, in het noordwesten aan de Italiaanse regio Valle d'Aosta, in het westen aan Frankrijk, in het zuiden aan de Italiaanse regio Ligurië, in het zuidoosten aan Emilia-Romagna en in het oosten aan Lombardije. Landschappelijk kun je de regio in drieën verdelen: het Alpengebied in het westen en noorden, de Povlakte met de grote steden en het heuvelland in het zuidoosten. Hoogste toppen in genoemd Alpengebied zijn de Grenzgipfel (4618 m, in het Monte Rosa-massief) en de Gran Paradiso (4061 meter, in het Gran Paradiso-massief).
De naam Piemonte betekent letterlijk 'aan de voet van de bergen'. Dat je er prachtige wandelgebieden vindt, is dan ook geen verrassing. We noemen hier het Val Maira, Valle Stura en Nationaal Park Gran Paradiso.
Het Val Maira is een besloten bergdal waaruit veel bewoners zijn weggetrokken op zoek naar werk. Het hoofddal is uitgesleten door de rivier de Maira, die op de grens met Frankrijk ontspring en uitstroomt in de Povlakte. Ten noorden van het Valle Maira ligt het Valle Varaita. De twee dalen zijn met elkaar verbonden door de Colle di Sampeyre die via het Vallone d'Elva naar Sampeyre voert. Door het zijdal Vallone di Marmora loopt een weg naar de Colle d'Esischie die naar het zuidelijker gelegen Valle Grana leidt.
In het hogere deel van de Maira-vallei vind je veel kleine bergdorpen die leven van de landbouw en veeteelt. Dat dat geen makkelijke opgave is blijkt wel uit de aanhoudende ontvolking. Wandelaars op zoek naar ongerepte, stille berglandschappen vinden in het Maira-vallei een prachtige wandelbestemming. En gelukkig zijn er bewoners die daarop inspelen en de moed niet hebben opgegeven. Er zijn plannen in gang gezet om oude wandelpaden bloot te leggen en markeringen aan te brengen. Het verborgen dal laat zien hoe mooi ze is.
Het Valle Stura di Demonte is een bergdal in de regio Piëmont dat de scheiding vormt tussen de Cottische Alpen en de Zee-Alpen. Het hoofddal is zo'n 50 kilometer lang en is uitgesleten door de rivier de Stura di Demonte. Die ontspringt op de grens met Frankrijk en stroomt uit in de Povlakte. Het Valle Stura di Demonte heeft nogal wat zijdalen, de meest onbewoond. Door het zijdal Vallone di Sant'Anna voert de weg naar de Lombardapas waar op 2010 meter hoogte het sanctuarium Sant'Anna ligt, het hoogst gelegen religieuze centrum van Europa.
Hoogste bergen in het Valle Stura zijn:
- Becco Alto d'Ischiator (2996 m)
- Monte Enciastraia (2955 m)
- Testa Malinvern (2939 m)
De twee valleien Maira en Stura liggen ten noorden van het Parco Naturale Alpi Marittime. Ondanks dat beide dalen geen beschermde status hebben, zijn ze minstens even mooi als het Parco Alpi Marittime. Op de grens van Frankrijk en Italië en grofweg in het midden van het Valle Stura ligt de Colle della Lombarda, een van de allermooiste cols van de Alpen. Aan de Franse kant is-ie mooi, maar aan de Italiaanse kant oogverblindend. En smal. (De Lombarda is een superpas om te fietsen!) Het landschap is heel afwisselend en groen. De col ligt eenzaam: bovenop de pas is geen restaurant, voor een cappuccino moet je een behoorlijk stuk afdalen.
Te voet ben je wel een week zoet om de mooiste paden van het Valle Stura te ontdekken. Dwars door het gebied heen trekken kan ook, via de Grande Traversata delle Alpi. Andere wandelroute is de Giro dei Lagi. Minder druk en nóg mooier is de rondwandeling van Bagni di Vinadio (1305 m) via S. Bernolfo (1702 m), de Passo di Laroussa (2471 m) en Rifugio Migliorero (2094 m). Een aanrader is een wandeling in de hut Rifugio Migliorero CAI. Hij ligt op een heuvel boven een prachtig meer. Witschuimende rivieren denderen naar beneden en voeden de twee aan elkaar gegroeide meertjes. Alles is groen en lieflijk, maar toch ook echt bergen en ruig. Tip: de cappuccino!
Gran Paradiso is het oudste Nationaal Park van Italië. Het omvat een prachtig berggebied met grote hoogteverschillen, van 800 meter op de valleibodem tot de 4061 meter van de top van de Gran Paradiso. Je vindt er lariks- en dennenbossen, uitgestrekte alpiene weides, rotsen en gletsjers - een landschap waarin ook een groot aantal wilde dieren voorkomt.
De zuidkant van het Nationaal Park Gran Paradiso ligt in Piëmont. Het is een prachtig ongerept gebied, prima geschikt voor wandelingen. Rond het mooie bergmeer bij Ceresole Reale vind je prachtige lariksbossen.
Uitvalsbasis voor dagwandelingen in het Nationaal Park Gran Paradiso is Cogne. Dit kleine bergdorpje van nog geen 1500 inwoners heeft alles wat de bergwandelaar nodig heeft: een paar hotels en restaurants, een kleine supermarkt, bakker, groenteboer en een bezoekerscentrum met informatie over de mooiste wandelingen en een uitgebreide verzamelingen kaarten.
De Orobische Alpen (Italiaans: Alpi Orobie) maken, net als de Dolomieten, deel uit van de Zuidelijke Kalkalpen in Noord-Italië. Het gebergte bestaat voornamelijk uit kalksteen. Het ligt tussen het Comomeer in het westen en het Iseomeer in het oosten en de hoogste top is de 3052 meter hoge Pizzo di Coca. De gletsjer - Ghiacciaio del Trobio (ook wel Ghiacciaio del Gleno) - van de berg Pizzo dei Tre Confini (2828 m) is langzaamaan aan het verdwijnen.
De Orobische Alpen worden ook wel Bergamasker Alpen (Alpi Bergamasche) genoemd naar de historische stad Bergamo die aan de voet van dit gebergte ligt. In het Italiaans vaak met als extra voorvoegsel 'Pre' (Prealpi Orobie of Prealpi Bergamasche), dit omdat het gebergte niet tot de echte Alpen behoort maar een voorgebergte is. Wandelend door het gebergte kun je rekenen op prachtige panorama's, berglandschappen met meren, weides en rotspieken. Overnachten doe je in comfortabele berghutten. De kans is groot dat je bergmarmotten en steenbokken kunt spotten. In de valleien vind je nog veel authentieke dorpjes.
Apulië (Italiaans: Puglia) is een regio in Zuidoost-Italië en grenst aan de Adriatische Zee en de Ionische Zee. De hoofdstad is Bari. Apulië is Italië's voornaamste producent van olijven. En in de streek Salento wordt veel wijn verbouwd, wat Apulië een van de belangrijkste wijnstreken in Italië maakt.
In het groene hart van Apulië ligt de Itriavallei. Vallei is niet het juiste woord vanwege het ontbreken van bergen. Het gaat meer om een 'diepte' in de aardkorst veroorzaakt door tektonische processen. De Itria-vallei is een fraai, fotogeniek gebied, mede dankzij de 'trulli', witte kalkstenen ronde steenhuisjes, gebouwd zonder cement, met bovenop een kegelvormig dak (enkelvoud trullo).
Het verhaal gaat dat de bewoners van de trulli de huizen zonder cement bouwden, omdat deze dan ook snel weer afgebroken konden worden. Dat was handig, omdat er dan minder belasting betaald hoefde te worden. De meeste trulli zijn opgeknapt en worden bewoond, soms als vakantiehuisje te huur aangeboden.
Alberobello is de onbetwiste trullihoofdstad. In deze plaats in de Itriavallei zijn ruim duizend trulli te vinden. Vandaar dat de stad UNESCO-werelderfgoed is.
De grappige witte huisjes in combinatie met de uitgestrekte olijfboom- en wijngaarden maken van de Itriëvallei een sprookjesachtige bestemming, ook voor wandelaars. Op zware tochten hoef je niet te rekenen, eerder op lichte wandelingetjes door lieflijk glooiend terrein. Enkele highlights van de streek zijn:
Heerlijk weer, een schitterend landschap, prachtige middeleeuwse steden, pittoreske dorpen en heerlijke wijnen en spijzen maken Toscane een wel erg aantrekkelijke regio voor wandelaars. Het landschap van heuvels met olijf- en wijngaarden en versierd met die terracottakleurige huizen en landweggetjes waarlangs cipressen geduldig de wacht houden wordt wel 'balsem voor de ziel' genoemd. Het milde klimaat komt door de ligging aan de Tyrreense Zee en door de bescherming dooor de Tosco-Emiliaanse Apennijnen.
Toscane grenst in het noorden aan Ligurië en Emilia-Romagna, in het oosten aan Umbrië en de Marken, in het zuiden aan Latium en in het westen aan de Tyrreense Zee. Ongeveer een kwart van Toscane is bedekt met bergen en 65% met heuvels. In het noorden liggen de Apennijnen, een langgerekt gebergte met grillige pieken, dat van noord naar zuid de ruggengraat van Italië vormt. Langs de kust zijn de duinen deels begroeid met dichte dennenbossen. De Toscane heeft drie nationale parken, drie regionale parken en zo'n 120 natuurreservaten, elk reservaat met z'n karakteristieken, van besneeuwde bergtoppen en duinen met delta's tot diepe ravijnen, aardpilonnen en Etruskische opgravingen.
Van die natuurgebieden is Val d'Orcia veruit het grootste. Het schitterende gebied ligt in het hart van de provincie Siena en bestaat uit heuvels, badlands (kleibodem met canyons, ravijnen en hoodoos), meanderende rivier, cypressen als statige wachters de bochtige wegen volgen. Oude dorpjes met oude eiken, olijf- en wijngaarden maken het plaatje compleet.
In één adem met Toscane wordt vaak de Chianti genoemd, de streek tussen de steden Florence, Siena en Arezzo, zo bekend om de chianti-wijn. Het is een heuvelachtig gebied met aan de oostzijde de Monte dei Chianti, een ca 25 kilometer lange bergketen die onderdeel is van de Apennijnen. Het hoogste punt van de streek is de Monte San Michele (893 m). Verder bestaat de Chianti uit zacht glooiende heuvels met wijngaarden, olijfbomen en middeleeuwse dorpen.
Van alle schitterende Toscaanse steden en dorpen worden deze het meest genoemd: zijn Florence, Pisa (scheve toren), Lucca (autoluw en charmant), San Gimignano (het Manhattan van de middeleeuwen), Cortona, Volterra, Siena (Het centrale Piazza del Campo in Siena wordt ook wel het mooiste plein ter wereld genoemd), Livorno (kust) en Arezzo (het decor van La vita è bella).
Liefhebbers van Toscane vallen voor de natuur, de cultuur, de keuken. De heuvels lenen zich prima voor allerlei soorten wandelingen - de landschappen zijn zeer divers. Ook wandelroutes die de dorpen verbinden - vaak via oude muilezelpaden - zijn erg in trek.
De ideale tijd om te wandelen is het voorjaar (van begin april tot en met half juni) en het najaar (september/oktober). Dan is het nog relatief koel en niet te druk met toeristen. Vanaf september, wanneer de akkers hun goudbruine kleur krijgen, is Toscane op zijn mooist.
Een (wandel)vakantie in Toscane wordt extra leuk met overnachtingen bij de boer, het aanbod aan rustieke plattelandsaccommodatie wordt alsmaar groter. Agritoerisme (agriturismo) betekent extra inkomsten voor de boer, vaak kun je meehelpen in de wijngaarden, boomgaarden of op de akkers
De Amalfikust ligt ten zuiden van Napels en bestrijkt het gebied tussen Positano en Vietri sul Mare, een strook van ongeveer 40 kilometer. De Amalfikust wordt om z'n indrukwekkende natuur en cultuur beschouwd als een van de mooiste kusten ter wereld. Ze staat op de werelderfgoedlijst van UNESCO en ontleent de naam aan het stadje Amalfi, de kern van het gebied.
Positano is het mooist gelegen en zodoende het populairste én drukste dorp langs de Amalfikust. Praiano is een stuk rustiger. Het dorpje Ravello is na Positano een van de bekendste highlights aan de Amalfikust, en dat komt vooral door haar ligging, hogerop in de bergen met prachtige uitzichten. Het landschap? Hellingen die aflopen naar ze met citroengaarden. Knotsen van citroenen.
De Amalfikust wordt ook wel 'verticale kust' genoemd omdat de meeste paden over steile, hoge rotswanden voeren. Amalfikust-wandelaars moeten heel veel trappen lopen, 280 treden op, 195 treden af en dat een aantal keer per wandeling. Dat maakt de wandelingen aan de Costa Amalfitana niet licht. Wel fijn is dat je krijgt loon naar werken krijgt, want alle wandelingen leveren adembenemende uitzichten op, altijd over zee, soms op een van de vele kleurrijke Amalfitaanse dorpen. De vissers- en bergdorpen zijn verbonden door eeuwenoude paden, wat wil je nog meer?
Wandelroutes Amalfikust
Een schitterende, populaire wandeling die je langs de Amalfikust kan maken is de Sentiero degli Dei, het 'Godenpad'. Het is een pittige wandelroute van 12 kilometer, waarbij je van Praiano naar Positano wandelt, dwars door de bergen met flinke hoogteverschillen die je overbrugt met duizenden traptreden.
Andere mooie wandelroutes voeren naar Punta Campanell (het uiterste puntje van het schiereiland van Sorrento, waar Odysseus bijna bezweek voor de zang van de Sirenen), de Valle delle Ferriere (door natuurreservaat Monti Lattari, loofbossen en oude ijzermijnen, watervallen en woeste riviertjes); via het plaatsje Maiori over een oud pelgrimspad naar de top van de Monte Falesia (800 meter); in de Melkbergen (Monti Lattari), vanwege de romantische dorpen en malsgroene weilanden.
Door haar strategische ligging in het midden van de Middellandse Zee is Sicilië door allerlei volkeren veroverd. De geschiedenis van het eiland is gemaakt door roemruchte volkeren als de Grieken, Romeinen, Vandalen, Byzantijnen en Noormannen. Uit de smeltkroes aan culturen heeft het eiland haar eigen rijke cultuur ontwikkeld. Even turbulent is de geologische geschiedenis die een grote variatie aan landschappen heeft nagelaten: vurige vulkanen naast zacht glooiende leemheuvels, kale kalkplateaus afgewisseld met koele beboste bergruggen. In het zuiden van dit weerbarstige eiland ligt het Ragusa-plateau. Wandelend door een van de diepe, koele kloven die dit uitgestrekte kalkplateau doorsnijden, kom je langs de dodenstad Pantalica, waar de vroegste eilandbewoners hun doden in holen in de loodrechte wanden begroeven. Boven over het plateau ligt het honinggele barokstadje Ragusa Ibla. Onderweg naar Enna dat als een adelaarsnest boven de glooiende leemheuvels uit steekt, vind je de fameuze Griekse tempelvallei van Agrigento.
De vulkaan Etna, in het oosten van Sicilie, is alom aanwezig. Op de vruchtbare vlaktes rond de vulkaan wordt veel fruit verbouwd, vooral citroenen en sinaasappels. In het noorden vind je uitgestrekte groene bossen, vooral op de berghellingen van de Madonie, Nebrodi en Peloritani. Precies in het midden van Sicilië ligt het Lago Pergusa, een meer waaromheen een circuit voor autoraces is aangelegd. In het zuiden van het eiland strekken lange stranden zich uit tussen rotsige kliffen. Het binnenland is bezaaid met olijfbomen, pistachebomen en citrusbomen. Niet ver weg van Sicilië ligt de actieve eilandvulkaan Stromboli. Op Sicilië heerst een Middellandse Zeeklimaat met warme zomers en zachte regenrijke winters.
Etna beklimmen
De Etna, ter plekke ook Mongibello genoemd, domineert met haar rokende lijf en hoogte van 3326 meter het landschap van Sicilië. Zwarte, gestolde lavatongen overal op de flanken van deze vulkaan zijn de bewijzen van recente uitbarstingen, de laatste eruptie in de winter van 2008-2009. De Etna beklimmen kan iedereen die fit is, nergens zijn de hellingen erg steil of de wandelpaden zwaar. Vanaf 2900 meter hoogte (dit punt is bereikbaar met kabelbanen en jeeps) is het nog 5 tot 6 uur wandelen. De wandelpaden voeren langs boomgaarden en beboste hellingen, hier en daar langs een hoopje eeuwige sneeuw. In de buurt van de top krijgt het landschap iets buitenaards, je vindt er as en lava, stomende gaten en felgekleurde oranje en gele sulfaten en oxiden.
Wandelen op de Eolische Eilanden
De vulkanische eilanden zijn eveneens onderdeel van de Toscaanse Archipel en vormen een prachtig wandelgebied met elk haar eigen kenmerkende landschap. Het eiland Lipari is een paradijs van zwarte vulkanen en stranden, gele zwavelafzettingen en een overweldigende massa bougainville en oleanders. Het eiland Vulcano valt op door z'n dampende krater (Gran Catere) en op Salina voeren wandelpaden langs wijngaarden, bossen, velden en twee vulkanen. Op Stromboli schakel je het best een gids in als je de vulkaan op wilt. De Stromboli is een van de actiefste vulkanen van Europa.
Wandelen bij Taormina, oost-Sicilië
Het oostelijk gelegen Taormina is een goede uitvalsbasis voor wandelingen. Je kunt bijvoorbeeld naar Isola Bella, een fraai eilandje voor de kust, of naar de Alcantarakloof, een grote kloof met lava rotsen waar de rivier tussendoor stroomt. Vanaf het plaatsje Novara di Sicilia, 60 kilometer landinwaarts, kun je de Rocca di Novara kan beklimmen, een piek van 1340 m hoog in het Peloritani-gebergte.
Parco delle Madonie, noord-Sicilië
De kalkbergen van de Monte Madonie zijn een fraai, nog onbekend en rustig wandelgebied ten oosten van Palerm. Het bestaat uit grillige kalkkliffen en scherpe bergkammen die tot 2000 meter hoog reiken wat garant staat voor prachtige panorama’s, ver over de azuurblauwe Thyrreense Zee. Als adelaarsnesten liggen bergdorpjes tegen de berghellingen verspreid. Dorpelingen houden hier nog graag vast aan eeuwenoude rituelen en gebruiken, leven van wat de natuur te bieden heeft en verbouwen op hun akkertjes en tuinen de eigen groentes. Overal kom je gaarden tegen met bomen vol olijven, vijgen, amandelen, granaatappels, hazelnoten en druiven.
Een reis door Umbrië is een reis door het groene hart van Italië. Het is er minder druk en duur dan in buurregio Toscane maar het landschap - dat van de ansichtkaarten - is bijna inwisselbaar: licht glooiend, met uitgestrekte wijngaarden, smalle weggetjes en kleurrijke bloemenvelden. Daarnaast is Umbrië ook de streek van de lokale wijnen, de heerlijke streekgerechten (de beste van Italië volgens sommige ingewijden) én van de heiligen. Een pelgrimstocht door Umbrië brengt je al gauw bij de heiligen Franciscus, Sancta Rita en Benedictus en bij het beroemde pelgrimsoord Assisi. Niet te missen moois zijn de basiliek van de heilige Rita en Valnerina - ooit een toevluchtsoord voor kluizenaars en monniken - en het wonderbaarlijk mooi gelegen, middeleeuwse stadje Gubbio. Andere sfeervolle plaatsen zijn Perugia, Orvieto, Spoleto en Norcia.