Naar de Noorse fjells ga je niet vanwege hun hoogte of extreme steilte. Die doen er niet toe. Waar het om gaat in het Noorse landschap is de oorverdovende stilte, de uitgestrekte eenzaamheid. Dat fascineert en maakt dat je steeds weer terug wilt. In dit artikel beschrijft Noorwegen-kenner Jolanda Linschooten de bijzonderheden van Noorwegen voor wandelaars.
Vanwege de noordelijke ligging moet je de willekeurige hoogte van een Noors wandelgebied denkbeeldig met 1.000 meter 'verhogen' om tot een vergelijkbaar 'beeld' ervan in de Alpen te komen wat het alpiene of (sub)arctische karakter betreft. Er is een goed padennetwerk ontwikkeld dat de verschillende berghutten onderling verbindt. Het begrip 'goed padennetwerk' vraagt enige aandacht: onder 'goed' moet je vooral verstaan dat de routes uitstekend op de topografische kaarten staan ingetekend. 'Goed' wil niet per se zeggen dat de paden makkelijk beloopbaar zijn, breed of heel simpel te vinden zijn. Het 'pad' kan een met rode verfmarkeringen aangeduide route over een steil steenveld zijn; er is soms dus wel een gemarkeerde route maar totaal geen pad. Informatie over de gemarkeerde wandelingen vind je op www.UT.no (hét uitgangspunt voor bergwandelen in Noorwegen).
De Noorse bergwandelvereniging DNT heeft niet alleen deze paden van markeringen voorzien, maar beheert ook de berghutten. Deze hutten liggen meestal op een dag wandelen uiteen. Dit is een nogal rekbaar begrip: een dag van 15 km met een rugzak van 10 kilo over een droog pad bij windstil weer kan een makkie zijn; terwijl datzelfde pad bij windkracht acht en verse sneeuw een haast onmogelijke opgave is. Het weer in de Noorse bergen is veranderlijk en kan nogal onbarmhartig zijn. Daar dien je als bergwandelaar dus rekening mee te houden, ook als je van plan bent om (alleen) van de hutten gebruik te maken. De omstandigheden kunnen tegen je werken waardoor je de hut niet haalt. Een kleine nooduitrusting in de vorm van warme kleren en een bivakzak kan daarom geen kwaad. Check het actuele weerbericht altijd via www.yr.no of www.storm.no.
In de Noorse bergen hoef je niet uitsluitend de paden te volgen. Je mag ook je eigen route kiezen. Het unieke Scandinavische allemansrecht geeft je zelfs de mogelijkheid om wild te kamperen. Een goede topografische kaart is hierbij essentieel. Op www.norgeskart.no vind je heel Noorwegen zowel in 1:25.000 als in 1:50.000, handig ter voorbereiding thuis, deze kaartdelen kun je ook uitprinten. Maar het meest heb je, eenmaal onderweg, aan de zogenaamde Turkart. Dit zijn meestal 1:50.000 kaarten die speciaal voor mensen in de bergen gemaakt zijn: alle hutten en de DNT-gemarkeerde paden staan erop, als ook andere informatie die handig is voor wandelaars (of skiërs).
Noorwegen beschikt over een uniek huttensysteem. Je hebt bemande en onbemande berghutten. Wat het zo uniek maakt, is met name het betaalsysteem bij de onbemande hutten: dit berust op vertrouwen dat je daadwerkelijk afrekent voor je verblijf (meestal niet met cash maar via overschrijving achteraf). De bemande hutten kun je vergelijken met hotels in de bergen, je kunt er eten bestellen, er zijn aparte slaapkamers, douches en er is meestal een kleine kiosk. De onbemande hutten zijn kleiner, maar wel uitgerust met een keuken en met stapelbedden en dekens (zelf je lakenzak meenemen). Sommige onbemande hutten hebben een voorraad eten te koop, dit zijn de zogenaamde zelfbedieningshutten. Dit type onbemande hut waar eten te koop is, vind je alleen in de meer populaire gebieden (in het zuiden en midden). Zelfbedieningshutten in Jotunheimen en Hardangervidda hebben in het hoogseizoen een huttenwacht die een beetje orde op zaken houdt.
In de Noorse bergen is het regel dat je geen slaapplek hoeft te reserveren (al is dat bij bediende hutten in Jotunheimen, Rondane en Hardangervidda WEL aan te raden); er wordt altijd een slaapplekje gegarandeerd.
Onbemande hutten zijn vaak afgesloten met de DNT-sleutel die via borg te verkrijgen is (vooraf via deze Noorse site, soms ter plaatse). In sommige hutten zijn honden toegestaan, in andere niet. Alle informatie over deze hutten (wat het kost, waar ze staan, hoe je er komt, hoe groot ze zijn, wel of geen hond, wel of niet afgesloten met welke sleutel en waar deze te krijgen is) vind je op www.UT.no (ook in het Engels!).
Het hoogseizoen voor bergwandelen in Noorwegen loopt globaal van half juli tot en met eind augustus, met een kleine rek naar achteren tot de derde week van september. Hiervoor en hierna moet je met (veel) sneeuw rekening houden, bruggen kunnen nog niet geplaatst zijn (op de kaarten zie je 'hele-jaars-bruggen' met een H aangegeven, alle andere worden weggehaald buiten het hoogseizoen) omdat de rivieren dan vaak zeer hoog staan. Speciale bussen richting de bediende berghutten rijden meestal niet buiten het hoogseizoen om. Bediende hutten zijn gesloten buiten het hoogseizoen. Openingstijden en meer informatie vind je op www.UT.no (ook in het Engels!).
Dit is een ongeschreven en oeroud recht dat voor heel Scandinavië geldt. Je mag zowel van de paden af als wild kamperen. Er is veel onduidelijkheid (of misbruik) rond dit unieke recht: het geldt namelijk niet voor automobilisten maar alleen voor wie ongemotoriseerd in de bergen loopt (of fietst). Ook mag je niet langer dan twee nachten op dezelfde wildkampeerplek blijven. Levende bomen of struiken mogen niet gekapt of uit de grond getrokken worden en in de bossen mag tussen 15 april en 15 september geen vuur gemaakt worden.
De benodigde tijd voor een tocht bereken je doorgaans door de tijdsduur voor de horizontale afstand op te tellen bij de tijdsduur voor de verticale afstand. Reken voor de horizontale afstand op 4 km/uur op goede paden en op 3 km/uur bij routes over ongebaand terrein - pauzes niet meegerekend en uitgaand van een rugzak van 10 kg (zwaardere rugzakken kosten dus meer tijd). Reken voor de verticale afstand op 400 meter stijgen in 1 uur.
Over een traject van 12 km pad met daarin een heuvel van 400 hoogtemeter, doe je dus 4 uur.
In Noorwegen is het gebruikelijk om routes in uren aan te geven (op de Noorse kaart aangeduid met 't' van 'timer'=uren). Dit zegt veel over de geografie: 1 km in het bergachtige Jotunheimen valt niet te vergelijken met 1 km in het platte beboste Nordmarka. De hoogte en het soort terrein bepalen (naast ervaring en conditie) hoe lang je over zo'n kilometer doet.
In de bediende berghutten én in de zelfbedieningshutten kun je eten kopen. Op restaurantjes moet je onderweg niet rekenen. Dit betekent dat je in Zuid-Noorse berggebieden (en in sommige Midden-Noorse) voor een meerdaagse trektocht altijd onderweg wat proviand bij kunt kopen in de hutten, maar dat je in het noorden van Noorwegen daarentegen volledig op jezelf aangewezen bent wat eten onderweg betreft. Bessen mogen volgens het allemansrecht in de bergen geplukt worden maar alleen voor directe consumptie.
Water kun je gewoon uit de bergen drinken: kies daarvoor altijd snelstromende beken en diepe meren. Er lopen (half)wilde dieren rond zoals rendieren, vossen en schapen. Dus wil je het risico van besmetting (uitwerpselen of kadavers) geheel vermijden, neem dan iets mee om je drinkwater te zuiveren. Het is in Noorwegen zelden nodig om meer dan een (halve) liter mee te dragen: bekijk vooraf op de kaart waar je onderweg kunt bijvullen.
Noorwegen heeft een eigen manier van routes markeren. Niet door op elke padsplitsing een wegwijzer te plaatsen. Sterker nog, je zult geregeld zelf even op de kaart moeten kijken.
Doorgaans worden routes gemarkeerd door een geverfde rode T op een steen die opvallend geplaatst is (bijvoorbeeld een rechtopstaande steenplaat of een steenmannetje). De T staat voor het Noorse 'trygghet' wat veiligheid betekent.
In veenmoerassen waar geen stenen zijn, staan soms stokken (met rode verf) in het veen. Wegwijzers zijn eerder uitzondering dan regel.
Alfred Isendorf, de hoofdpersoon uit W.F. Hermans' boek 'Nooit meer slapen' leerde de vloek van de vidda als geen ander kennen. Maar de strijd tegen muggen is te winnen. Neem altijd een tent met muskietengaas mee, evenals een hoofdnetje voor de ergste uren overdag tijdens het lopen. Zorg dat je een flesje DEET op zak hebt. Kies winderige en niet al te vochtige plekken uit voor je tent. Maar de simpelste en meest effectieve maatregel is natuurlijk: reis niet tijdens de 'muggenbouwvak' (half juni - eind juli), hoewel dit een relatief begrip is (afhankelijk van de duur van de winter, de hoeveelheid sneeuw, de vochtigheid van het voorjaar en de hitte van de zomer). Een steek van de Scandinavische mug (van het soort Aedes) kan geen malaria overbrengen.
Teken zijn een ander en gevaarlijker probleem. Zorg voor bedekkende kleding (lange broek, lange mouwen) en check jezelf dagelijks in gebieden met een hoog tekenpercentage (halfhoge struiken en bossen). Er zijn twee besmettingsvarianten mogelijk: Lyme borreliosis en (de in Nederland en Noorwegen zeldzame) FMSE. In Zweden komt FMSE-besmetting (Centraal-Europese tekenencefalitis) veel voor maar in Noorwegen niet, eigenlijk alleen in gebieden direct aan de zuidkust. Lees er hier meer over.