De Tatra is het grensgebergte tussen Polen en Slowakije. In de Hoge Tatra, het alpiene deel met de hoogste toppen, voeren wandelpaden vanuit groene valleien naar handenvol ruige tweeduizenders. De berghutten onderweg serveren pannenkoeken en hete soep. Soep met een verhaal, komt Nanda achter na drie dagtochten en een tweedaagse huttentocht.
'Like thís?', vraagt Gustavo en hij maakt met zijn handen een puntdak. Hij komt uit Brazilië, loopt stage in Polen en zit naast me in de trein naar Krakau. Inderdaad, puntdaken like thát, en dan een houten veranda en uitzicht op ruige toppen en kristalheldere bergmeren waar gemzen en beren rondscharrelen en steenarenden door de lucht zweven. 'Wauw' zucht hij. Nog nooit heeft Gustavo een berg beklommen, laat staan in een berghut geslapen. Maar hij weet wel alles van Krakau. Hij vertelt over het fraaie middeleeuwse plein, de museumwijk in opkomst rond Schindlers fabriek, de joodse wijk Kazimierz, het Heldenplein, de lekkerste restaurantjes. 'Enjoy!', zegt hij als we afscheid nemen. In het donker wandel ik naar m'n hotel. Na zestien uur treinen zijn zelfs Krakaus kinderkopjes een verademing om over te lopen. Én een goede warming up voor de paden die me te wachten staan.
Dik honderd kilometer ten zuiden van Krakau, vlakbij de populaire wintersportplaats Zakopane, ligt Koscielisko. Het is een handige uitvalsbasis om het noordelijk deel van de Hoge Tatra te verkennen, een nationaal park van 26 bij 17 kilometer waar behalve beren ook bergkatten, gemzen, wolven, oeraluilen en gieren leven. Het is onderdeel van de tachtig kilometer lange Tatra, een gebergte met scherp gekartelde, grillige pieken, waaronder vijfentwintig tweeënhalfduizenders. Aan Poolse zijde is de Rysy (2499 meter) de hoogste, aan Slowaakse kant de Gerlachovský štít (2655 m). Honderden kilometers aan goed gemarkeerde wandelpaden voeren vanuit makkelijk begaanbare valleien de hoogte in.
Op een zonnige zondag volg ik de route naar Malej Laki. Borden langs het pad waarschuwen voor vallende stenen en takken, voor steiltes en lawines, voor slangen en niedźwiedzie, beren! Wandelen in het donker en buiten de paden wordt sterk afgeraden. Maar het is nog vroeg, de Malolacki rivier klatert er vrolijk op los tussen berken en diepgroene dennen. Het pad stijgt, licht maar constant, tot aan een zonovergoten grasvlakte. Rugzakken gaan af, veters los, een blik rondom. 'Die knots in de verte is de Giewont', vertelt de wandelaar naast me. Hij stond er net nog óp, zegt hij en laat de selfies zien waarop hij - bierflesje in de hand - de 1984 meter hoge top aantikt.
Via een bonkig pad van steen en wortels stijgt de route naar de Grzybowcu Pass (1311m), het keerpunt. De afdaling is nog een hele workout, maar wel een mooie. Van bleekgroene vlaktes met bergdennen via inktzwarte bossen met Karpatische beuk naar weelderig begroeide valleien, zoals Lonely Planet z'n 'Mooiste Europese Bestemming 2019' beschrijft. En boven de 2000 meter liggen 'de met bergmeertjes bestippelde tatry: dorre, rotsige grond waarvan het woord 'tatra' vermoedelijk is afgeleid.'
Ten westen van Koscielisko ligt een bijzondere vallei. Voorbij de borden met waarschuwingen wandel je langs winkeltjes met hoeden, tassen, knuffels en véél poncho’s. Gegroefde mannen wachten met hun paarden en wagens op klanten, om ze verderop, voorbij hun houten huizen, af te zetten aan de voet van de bergen. De Chocholowska vallei is hún vallei. Ze (bewoners van acht dorpen rond Zakopane) beheren de bossen waarvan het hout wordt verkocht en het wild wordt beschermd. De dorpsbewoners regelen het toerisme - de souvenirswinkeltjes, het treintje en de paard en wagens die me nu passeren. Naast het pad trekt de Chocholowski rivier een dampend spoor tussen donkergroene dennen. In de verte loopt de vallei smal toe en tekenen de roodbruine pieken van de Czerwone Wierchy fraai af tegen de dieppaarse poncholucht.
Het verloop van de route lijkt op dat van gisteren: vanuit de vallei voert een pad steeds steiler omhoog naar 1000 meter. Daarboven hebben druipende dennen een laagje glibberige smurrie achtergelaten op de rotsblokken die de natuurtrap omhoog vormen. De trap eindigt op de Iwaniacka Pas (1459m), een open plek in het bos waar rood aangelopen wandelaars uitgestrekt in het gras liggen. De afdaling gaat langs de Ornak hut - houten hut, malsgroen weitje, ruige pieken, rijen soepliefhebbers - en voert dan dicht langs rotswanden waarin holen en spleten te zien zijn. 'Be prepared!', lacht een Pools stel dat vol moddervlekken de Jaskina-grot uitkruipt.
De Mrozna-grot is minder benauwd. Het pad ernaartoe laveert om mossige rotsblokken, door een ravijn waar de zon niet kan komen. Einde ravijn voert een metalen trap recht omhoog de rotswand in, naar de ingang van de grot. Achter een groepje Polen aan glibber ik door het bijna-donker, hou me vast aan kettingen, en sta na een spannend kwartiertje weer buiten in het bos. De zon zakt intussen achter de bergen en schildert een gouden randje om hun contouren.
Het Slowaakse Strbske Pleso is een populaire pleisterplaats om de zuidkant van de Hoge Tatra te ontdekken. Het mooiste eraan is het romantische huismeertje. Rode bootjes glijden over het water, malsgroene laryxen en imposante tweeduizenders kijken toe. Er zijn ook nog een skischans, een uitkijktoren en de betonresten van wat eens Spa Hotel Helias was. Strbske Pleso was vroeger een kuuroord van naam, nu is het een drukbezocht wintersportplaatsje.
Eenmaal voorbij de hotels klimmen we voetje voor voetje door het bos naar 1500 meter hoogte. Waar de bomen wijken heb je uitzicht op de kolossale lijven van Satan (2424m) en Rysy (2503m) aan de overzijde van het dal. Het pad passeert het hoogste punt en daalt dan af naar de Majlathova-hut waar het gros van de wandelaars aan het bier en de linzenzoep gaat. Achter de hut ligt het Propradske Meer als een reuzenspiegel tussen hoge bomen. Kalm en waardig, met aan de overzijde het pad naar het Symbolicky Cintorin (1525m).
De 'symbolische begraafplaats' ligt verstopt tussen de bomen. Het is aangelegd ter nagedachtenis aan mensen die in de bergen zijn omgekomen en bestaat inmiddels uit meer dan 160 op de rotsen geschroefde gedenkplaten. Vijftig met de hand gesneden houten kruisen markeren het pad naar de kapel. Een vrouw poetst zachtjes een plaquette schoon, een man neemt zijn pet af. Het bospad terug is lang en stil. Een eekhoorntje schiet weg, het geluid van kabbelend water verstomt. En dan valt het opeens op. Dat de bomen beginnen te verkleuren, goud, oker, koper.
Het bergtreintje vanuit Strbske Pleso zit vol wandelaars. De meeste stappen in Stary Smokovec uit. Voor mijn tweedaagse huttentocht moet ik in Tatranska Polianka zijn. Eenmaal in Hrebienok - aan het eind van een pad met panoramische uitzichten - waaieren de wandelroutes uit. Er volgt een lange stijging, over stenige paden en langs ruisende bergbeken, met als stip aan de horizon Zamkovskeho Chata (1475m) waar huttenwaardin Jana je met liefde haar knoflooksoep, aardappelpannenkoeken en zoetgevulde deeglapjes voorzet.
Vanaf de Zamkovskeho-hut voert een pittig steenpad naar de Teryho-hut. De laatste kilometers hangt er een natte wolk mist over het berglandschap. Er is niets te zien. Maar eenmaal op het bergplateau rond de Teryho-hut trekt de mist op en zweeft er als een sierlijke sluier vandoor. Er verschijnt een schitterend meer waarin grijs-gele bergen weerspiegeld worden die zich stroperig uitrekken richting hemel. De zon glijdt als een zoeklicht rond, flank na flank, kam na kam, het is waanzinnig mooi, maar nog niet het einde.
Het is een uitgedund groepje dat stapvoets uitstijgt boven het meer. De echo van piepende marmotten rondom, een irritant berenbelletje aan een rugzak verderop. Massa's stenen vormen iets wat je nauwelijks een pad kunt noemen. Het stijgt en stijgt totdat het opbotst tegen een bijna loodrechte rotswand. In die wand gaat het pad verder, maar nu via metalen voetsteunen en kettingen. Er gaan helmen op, opnieuw selfies en high fives. Het is spannend en leuk tegelijk. Voet op steun, hand in rots, hand om ketting, weer een meter gewonnen. De zon brandt er uitgerekend nú op los, het uitzicht vanaf het zadel is geweldig. Miljoenen stenen verderop ligt de Zbojnicka-hut. Na project Priecne-sedlo smaakt de linzensoep er heerlijk.
Het is nog tweeënhalf uur lopen voor ik terug zal zijn in de bewoonde wereld. De afdaling gaat door een zee aan stenen brokstukken, kruist een riviertje, dwaalt door een bos van dwergdennen. De minuten tikken weg om nog een beer of wolf te spotten. En dan opeens klinkt er een hijgend gerasp vanachter de struiken. Op het smalle pad verschijnt iets vreemds: een stapel kisten vastgebonden op een houten frame. Het waggelt naar boven op twee enorm gespierde benen. Voetje voor voetje schuiven ze hun ballast de berg op, zoekend naar balans, de last veel te hoog, net een mier met een baksteen op zijn rug. Tomi is politieman en verdient bij als drager. Hij geniet van de tachtig kilo op zijn rug die hij eind van de dag bij de Zbojnicka-hut zal afleveren. Bevroren vlees, fusten bier, blikken linzen voor alle soepliefhebbers die in de Hoge Tatra onderweg zijn. En ja, dat is zwaar, maar het onderweg zijn in de natuur en de 'geestelijke schoonmaak' die dat oplevert zijn hem veel waard. En zo wordt tegelijk een bijzondere Slowaakse traditie, die van de nosič - Europa's laatste sherpa's - in leven gehouden. Opeens voel ik me zweven. Nog maar een half uurtje en dan is er koffie met taart in Hrebienok. Het treintje Hrebienok - Smoky Starek laat ik gaan, ook die allerlaatste kilometers wil ik wandelen.