Rond 1500 was Schwaz (Oostenrijk) het grootse mijngebied van Europa. De zilvermijnbouw is al lang verleden tijd, maar zijn geschiedenis verbindt tot op heden de twaalf gemeenten van de Silberregion Karwendel. Daarnaast is de zilvermijnbouw het centrale thema van het Tiroler Silberpfad, een nieuw langeafstandswandelpad dat in mei 2023 werd geopend.
Op mijn vraag naar de oorsprong van de mijnbouw op de Falkenstein grijpt stadsgids Gottfried Winkler terug naar een legende: ‘Naar verluidt hoedde de meid Gertraud Kandler in 1409 het vee op de weiden onder Kogelmoos, toen ze bemerkte hoe een stier met zijn horens het gras openreet. Daarbij kwam een stuk glinsterend gesteente tevoorschijn: zilver!’
De exploratie van vaalertsen (mineralen met een metaalglans waaruit koper en zilver wordt gewonnen) luidde het begin van de grote bloeitijd van Schwaz in, die van 1430 tot 1540 zou duren. ‘De mijnbouw was eerst een privilege van de Tiroler landsheren’, legt Gottfried uit. ‘Alleen zaten die voortdurend krap bij kas. In hun zoektocht naar vers kapitaal kwamen ze terecht bij rijke geldschieters, die dan in ruil voor hun centen een bepaalde tijd exploratierechten in de mijnen van Schwaz verwierven.’ De mijnbouwondernemers werden Gewerken genoemd. Naast lokale spelers zoals de families Stöckl, Fieger en Tänzl vertolkte ook het befaamde koopmans- en bankiersgeslacht Fugger uit Augsburg een hoofdrol. De nodige knowhow werd meegebracht door mijnwerkers die uit verschillende mijnregio’s in Europa toestroomden, vooral uit Saksen, Bohemen en het Slowaakse Ertsgebergte.
Binnen enkele jaren groeide Schwaz uit tot het grootste mijngebied van Europa. De bevolking explodeerde: in 1520 telde Schwaz 20.000 inwoners en was daarmee in die tijd na Wenen de grootste nederzetting van Oostenrijk. Enkele cijfers illustreren het belang van de Schwazer mijnbouw: rond 1500 werd in het mijngebied Falkenstein gemiddeld 10.000 kilo zilver per jaar gewonnen, in het topjaar 1523 zelfs 15.000 kilo. Het gebied telde liefst 250 mijngangen met een totale lengte van 500 kilometer. In de zilvermijnbouw waren tot 15.000 mijnwerkers en smelters werkzaam.
Vanaf 1530 ging het bergaf met de mijnbouw; veertig jaar later was het sprookje voorbij. Niet alleen dreef de zoektocht naar zilver de mijnwerkers steeds dieper de berg in, maar daarnaast was er ook het goedkope zilver uit de Nieuwe Wereld, dat de markt overspoelde. De prijzen stortten in, geldschieters en mijnwerkers trokken weg en de mijngangen werden verlaten. Hoewel de mijnbouw nog een zekere ‘nabloei’ kende dankzij het gebruik van buskruit en nieuwe installaties zoals de Wasserkunst (schoepenrad), zou het succes van weleer nooit meer geëvenaard worden. In 1957 werden de mijnactiviteiten definitief stopgezet.
De grote dagen van de zilvermijnbouw leven voort in het historische centrum van Schwaz. Bij een rondgang door de oude zilverstad springen meteen de vele prachtige Gewerkenhäuser van de welgestelde zilvermagnaten in het oog: het Rabalderhaus met zijn traptoren en gotische gewelven is een lust voor het oog; het Palais Enzenberg had zelfs een eigen verbindingsgang naar de parochiekerk; het Fuggerhaus met zijn unieke torenvormige hoekerkers groeide later uit tot hét symbool van Schwaz.
Naast de Gewerkenhäuser getuigen imposante religieuze gebouwen van de vroegere welvaart. Een voorbeeld daarvan is het franciscanenklooster, dat in 1507 door keizer Maximiliaan I werd gesticht. De kloosterkerk is een van de grootste en mooiste kerken van Tirol, de kruisgang met zijn 22 arcaden is een waar juweeltje. Vandaag leven hier nog steeds vijf monniken volgens de strenge regels van de Heilige Franciscus.
De trots van Schwaz is de laatgotische Pfarrkirche Maria Himmelfahrt, de grootste gotische hallenkerk van Tirol. Gottfried wijst op de lage scheidingsmuur die het schip doorsnijdt. ‘Er waren hier ooit twee kerken onder één dak’, legt hij uit. ‘Tot 1858 was de muur nog 2,30 meter hoog. De burgers zaten aan de linkerkant, de mijnwerkers aan de rechterkant. In die tijd waren dit twee strikt gescheiden sociale klassen, elk met hun eigen jurisdictie.’
De oude mijngangen zijn al lang vervallen, op één na: de Sigmund-Erbstollen aan de oostrand van Schwaz is intussen gerestaureerd en omgetoverd tot de bezoekersmijn Schwazer Silberbergwerk. Een rondleiding duurt 90 minuten. Alleen al de 800 meter lange rit met de rammelende mijntrein is een belevenis op zich. Terwijl we door de smalle, kronkelende gangen hobbelen, lijkt het net alsof de rotswanden steeds dichterbij komen. Later gaat het te voet verder, waarbij al na een paar meter het nut van de helm op mijn hoofd blijkt. Ondertussen ervaren we veel over de loodzware werkomstandigheden diep onder de grond. ‘In het begin hadden de mijnwerkers alleen maar hamers en mokers tot hun beschikking’, steekt de gids van wal. ‘Waar het gesteente bijzonder hard was, kwamen ze soms amper een centimeter per dag vooruit. De meesten werden amper 35 jaar oud als gevolg van ondervoeding, slechte medische zorg, zware fysieke arbeid en... steekpartijen.’
Een groot probleem was het grondwater in de berg. Tot 600 Wasserknechte waren in de weer om het water met emmers uit de mijn te scheppen. Een hels karwei dat niet zonder gevaren was: vaak wiebelden de mannen urenlang op hoge, wankele ladders. Ongelukken waren onvermijdelijk; zo nu en dan donderde er iemand naar beneden. ‘Rompel di pompel, en weg was de kompel’, doceert de gids droogjes. Voor een doorbraak zorgde de bouw van een enorm waterrad in de berg: de Schwazer Wasserkunst werd beschouwd als een technisch meesterwerk en doet het trouwens nog steeds, zoals we met ons met enige verbazing realiseren, voordat het ratelende treintje ons terugbrengt naar het daglicht.
Een brug tussen het rijke mijnverleden en het authentieke berglandschap rond Schwaz slaat het Tiroler Silberpfad. Deze gloednieuwe, 86 kilometer lange wandelroute werd door de Silberregion Karwendel aangelegd, met ondersteuning van het Regionalmanagement Bezirk Schwaz. Ze werd in mei 2023 geopend en kronkelt in vijf etappes langs smalle paden en brede boswegen door het middelgebergtelandschap van het Unterinntal. De vijfdaagse rondwandeling is echter slechts één mogelijke optie; veel etappes zijn ook geschikt als dagtocht, bijvoorbeeld in combinatie met de Silbercard (met de gastenkaart kun je tijdens je verblijf gratis gebruik maken van de regionale bussen). Sommige trajecten, langs prachtige kastelen, spectaculaire hangbruggen en informatieborden, zijn ideaal voor gezinsuitstapjes. Geregeld nodigen comfortabele ligbanken uit om te genieten van het uitzicht op de toppen van het Karwendelgebergte en de Tuxer Alpen.
‘Wel, dat uitzicht valt behoorlijk tegen vandaag’, gromt mijn metgezel Jan als we de dag na ons bezoek aan Schwaz het Tiroler Silberpfad opgaan. Een miezerbui daalt over de beboste hellingen neer, die hogerop worden opgeslokt door laaghangende wolken. Ook Jenbach, het begin- en eindpunt van onze tocht, is al lang uit het zicht verdwenen. In plaats daarvan ontdek ik tussen het gebladerte een rots met een sneeuwwit kasteel dat als een arendsnest over het Inntal waakt: Schloss Tratzberg. Even later vinden we beschutting voor de regen achter de zware muren van het voormalige jachtslot van keizer Maximiliaan en bewonderen de prachtige Habsburgse stamboom in de grote Habsburgersaal, ervaren hoe de adellijke dames leefden in de ‘koninginnenkamer’ en staren met enig ontzag naar de wapenrustingen in de wapenkamer. Het kasteel geldt vandaag als een van de mooiste renaissancekastelen in het hele Alpengebied. En een verband met de mijnbouw is er ook: in 1589 kwam het slot in het bezit van de schatrijke familie Fugger uit Augsburg, een van de protagonisten van de bloei van de zilvermijnbouw in Schwaz.
Terwijl we onze weg vervolgen door frisse loofbossen, stopt de regen en rijt het wolkendek open, alsof een onzichtbare hand het doek opent voor een toneelstuk over de Tiroolse Zilverregio. Er glinstert zelfs iets in de bergen, doch helaas is het geen zilver, maar verse sneeuw. De bosweg wordt ten slotte een kruisweg die naar het bedevaartsoord St. Georgenberg klimt, dat als een vesting op een rots boven de Wolfsklamm troont. ‘Het klooster doet me een beetje denken aan de Griekse kloosters van Metéora’, zegt Jan, terwijl we omhoogturen naar de loodrechte rotswand. Sinds 1497 is het oudste bedevaartsoord van Tirol alleen toegankelijk via de Hohe Brücke, een massieve houten brug over de 40 meter diepe kloof van de Georgenbach.
De etappe naar Weerberg is de kortste, maar een van de mooiste. Vanuit het dorp Kolsass met zijn mooie erkers, muurschilderingen en bloeiende paardenkastanjes klimmen we ‘s ochtends door het Archenwald omhoog en snuiven de geur van hars en bosbloemen op. Bij de Berggasthof Gartlach ontsnappen we niet aan een pauze. En dat heeft veel te maken met een andere geur – die van versgebakken fruittaart. Vanaf onze loge onder een met geraniums versierd balkon kijken we uit over de met poedersuiker bedekte toppen aan de overkant van het Inntal. ‘De sneeuwgrens is gedaald tot 1.500 meter’, verraadt Monika, onze gastvrouw, die met koffie en taart komt aandraven. ‘Gisteren is er nog 50 centimeter sneeuw gevallen in de bergen.’
We vervolgen onze tocht door sappig groene bergweiden, bezaaid met paardenbloemen, madeliefjes en rode klaver, die een heerlijk contrast vormen met de witte bergtoppen. Schuimende bergbeekjes schieten omlaag tussen het weelderige ontluikende groen, terwijl het blauwe lint van de Inn in de diepte loom tussen oude moreneterrassen kronkelt.
Kort voor Weerberg stuiten we op sporen van de vroegere zilvermijnbouw. Bij de Hintere Hängebrücke, een avontuurlijk wiebelende hangbrug over de Weerbach, duikt naast het pad de opening van een mijngang op, de Reindlmühle. ‘In deze kleine mijngang zocht de familie Lengauer van Weerberg tot het voorjaar van 1871 naar zilver en lood. Ze had echter geen succes en emigreerde daarop naar Amerika om daar edele metalen te delven...’, onthult een gedenkplaat naast het pad.
De vierde etappe is de langste. Boven de beboste hellingen hangen loodzware wolken. De lucht ruikt naar vochtige aarde, hars en bladeren. Bergbeken banen zich wild schuimend een weg door kloofachtige dalen, hier en daar versperd door ontwortelde bomen. Als de hemelsluizen opengaan, vluchten we het nabijgelegen Hotel Grafenast in. Dat is eigenlijk nog gesloten, maar de waard heeft medelijden met ons en zet koffie. Zijn medelijden maakt echter plaats voor een zekere verbijstering als we de aangeboden lift naar Schwaz afslaan. Toch is het maar goed dat we dat gedaan hebben, anders hadden we de Burg Freundsberg gemist. Deze stoere hoogteburcht, die op een rots 170 meter boven het dal troont, is een van de symbolen van de zilverstad Schwaz. Vandaag herbergt ze een streekmuseum dat de geschiedenis van de stad Schwaz en de zilvermijnbouw documenteert.
Op weg naar het historische centrum van Schwaz volgen we de Lahnbach, die tussen hoge muren gevangen zit. De naam van de waterloop betekent ‘lawinebeek’: de Lahnbach vormde bij de samenvloeiing met de Inn de puinkegel waarop Schwaz is ontstaan, maar trad ook vaak buiten haar oevers, vooral na stormen of tijdens de dooi, en verwoestte regelmatig delen van Schwaz, totdat de stedelingen het na de laatste overstroming van 1855 welletjes vonden en de beek tussen twee hoge muren wegmoffelden.
De laatste etappe leidt van de oude zilverstad met haar vele prachtige gebouwen langs de zilvermijn de stad uit. Voor ons ligt een lange klim door uitgestrekte beuken- en sparrenbossen. Het eerste deel van het pad is identiek aan de Schwazer Knappensteig, een educatief pad van 2,5 kilometer over de zilvermijnbouw in Schwaz. Onderweg verstrekken tien borden informatie over uiteenlopende mijnbouwonderwerpen, zoals de aanleg van mijngangen, de mijnbouwmethoden of de winning van koper en zilver uit vaalertsen.
Station 2 is bijvoorbeeld gewijd aan de Wolfgangstollen. Alleen in deze 7 kilometer lange mijngang wroetten in 1556 naar verluidt 218 mijnwerkers. Station 3 staat in het teken van de Feuersetzung, letterlijk het ‘vuur zetten’. Bij deze eeuwenoude techniek werd in een mijngang een stevig vuur ontstoken, zodat het ertshoudende plafond uitzette en barstte, waarna de mijnwerkers met handgereedschap de gebarsten rotsen te lijf gingen. We lezen ook dat de grote, zwarte gaten in de rotswand van de nabijgelegen Eiblschrofen relicten van de mijnbouw in de bronstijd zijn, toen hier al kopererts werd gewonnen door Feuersetzung. Station 5 documenteert de bergstorting bij de Eiblschrofen, waarbij 150.000 kubieke meter rotsen naar beneden donderde.
Hogerop bevindt zich de beroemde plek van de ‘stierlegende’, waar een wilde stier met zijn horens de eerste zilverader zou hebben blootgelegd. Voorbij het gehucht Kogelmoos wordt het nog spannend, want het Tiroler Silberpfad loopt hier langs de diepe kloof van de Bucherbach. Het traject is een van de mooiste delen van het pad, maar vereist wel concentratie, want uitglijden zou hier fataal zijn. ‘Rompel di pompel, en weg was de kompel’, gromt een vermanende stem achter mij. Kort voor Jenbach begint het weer te regenen, de wolken zakken en omhullen de bergen opnieuw. En daarmee valt het doek over het stuk over het Tiroler Silberpfad. Of toch bijna… Tijdens de steile, glibberige afdaling door het Ötzwald verliezen beide ‘kompels’ kort na elkaar het evenwicht en ondergaan op onzachte wijze de wet van de gravitatie. Rompel di pompel…