“Ik ben nog steeds onder de indruk van onze tocht op het Dachsteinplateau! Ongelooflijk” vertelde mijn vriend Mark toen we ’s zomers op een zonovergoten terras zaten en onze volgende trip naar de bergen bespraken. Even terug naar die reis: Het is de laatste week van maart als we met druilerig weer vanaf Utrecht de nachttrein instappen op weg naar Oostenrijk. Naar Obertraun aan het Meer van Hallstatt om precies te zijn. “Nooit van gehoord! Is dat Hallstatt van die Disney-film Frozen?” vraagt Mark, die toch best vaak in Oostenrijk is geweest voor wintersport. “Juist, daarheen”, antwoord ik lachend.
Het verhaal dat je hieronder gaat lezen is gebaseerd op de vijfdaagse reis 'Dachstein Snow Break voor Yomads' van SNP Natuurreizen.
Wil je deze reis zelf maken, of ben je benieuwd naar alle ins en outs? Klik dan hier voor meer informatie op de website van SNP.
In Obertraun aangekomen, is het net zo grijs en bewolkt als in Nederland. Mark twijfelt of er wel genoeg sneeuw ligt om met sneeuwschoenen te kunnen lopen: “Het is toch al eind maart”, bromt hij. Helemaal gerustgesteld is hij niet als ik hem vertel dat het Dachsteingebergte gemiddeld meer sneeuw krijgt dan vergelijkbare gebieden en dat je tot de Pasen echt wel genoeg sneeuw hebt voor heerlijke sneeuwschoentochten. Na een korte busrit stappen we uit bij het dalstation van de Krippensteinbahn en laten we ons 1.500 meter omhoog zweven tot op ruim 2.000 meter. Halverwege komen we boven het wolkendek uit en straalt ons een blauwe lucht tegemoet.
Vanaf het bergstation hebben we een geweldig uitzicht over het plateau en het massief van de Dachstein dat uit twee werelden bestaat: het dromerige winterlandschap met bossen van alpendennen en massieve rotsblokken, en de fabelachtige uitgestrektheid van de Hallstätter gletsjer, de grootste van de noordelijke Kalkalpen.
Voordat we onze sneeuwschoenen onderdoen, nemen we een korte gondelbaan verder het gebied in. Hier binden we onze sneeuwschoenen onder en stappen met onze zware rugzakken een kwartiertje naar de Gjaidalm, onze eerste slaaphut. Nadat we de meeste spullen op onze eenvoudige kamer hebben achtergelaten en Christian, de huttenwaard, twee overheerlijke huisgemaakte Apfelstrudel mit Sahne heeft geserveerd, blijft er nog genoeg tijd over voor een eerste kennismakingstocht over het plateau dat ‘Am Stein’ wordt genoemd.
We controleren de lawinepiepers en met een lichte rugzak stappen we door een landschap dat misschien het best te vergelijken is met een overmaats duinlandschap. In een rechte lijn lopen is er niet bij. Dan slingeren we tussen de ‘duinen’ door, dan lopen we er weer tegenop om vervolgens aan de andere kant weer af te dalen. Mark schijnt de juiste beschrijving te hebben gevonden: “Het lijkt wel of we door een slagroomlandschap wandelen!” zegt hij stralend met een brede lach.
Tussendoor oefenen we nog met onze lawinepiepers, sonde en schep voordat we aan het eind van de middag op het terras van de Gjaidalm van de laatste zonnestralen en een alkoholfreies Weizen genieten.
De volgende ochtend hebben we alles weer ingepakt en gaan we op weg naar de volgende berghut, het Wiesberghaus. De zon begeleidt ons weer als we eerst wat afdalen en later door een grote kom lopen. Vandaag is duidelijk te zien dat er een fijn laagje zand op de sneeuw ligt. “Saharazand” weet Mark te vertellen. “Sterke wind uit het zuiden neemt het mee en laat het hier liggen. Komt wel vaker voor. Met sneeuw als ondergrond zie je het duidelijk.” Vervolgens stijgen we gestaag en lopen we alleen nog maar met een t-shirt aan als we uiteindelijk over de rand van het plateau kunnen kijken. Aangekomen op de top van de Zwölferkogel op bijna 2.000 meter, zien we onder ons het Meer van Hallstatt liggen waar inmiddels de laatste sneeuwresten zijn verdwenen. Als we ons omdraaien en de Hohe Dachstein en de gletsjer zien liggen, is het daarboven nog steeds winter. Omdat de sneeuw redelijk compact is en het weer geweldig is, besluiten we om een extra lusje te maken. Hierboven op het plateau is het terrein perfect om je route naar wens in te korten of langer te maken.
Via de Bärengasse, een lange brede en ruige kloof waarvan de naam ‘Berensteeg’ betekent, bereiken we het Wiesberghaus. Drie grote Berner sennenhonden begroeten ons al kwispelend. Theresa, de jonge huttenwaardin, bevrijdt ons van deze enthousiaste vierpoters en brengt ons naar de kamer. De massief houten bedden, de geruite gordijnen en dito dekbedden zorgen voor een knusse sfeer. Boven dampende mokken kruidenthee bestuderen we de route voor de volgende dag. Dit keer weer met lichte rugzak, want we blijven nog een nacht op het Wiesberghaus. Al snel besluiten we om richting de gletsjer te gaan. Terwijl de Stube zich langzaam vult met andere ‘sneeuwschoeners’ en toerskiërs en we aan de praat raken met onze tafelgenoten, dansen sneeuwvlokken voor het raam.
De volgende ochtend genieten we niet alleen van de verschillende huisgemaakte spreads, broden en bolletjes, maar ook weer van het zonnetje dat achter de laatste sneeuwwolken vandaan komt. In de nacht heeft het landschap een nieuw laagje poeder gekregen. De meeste wandelaars en toerskiërs zijn al vertrokken, maar toch zijn wij de eerste die richting de gletsjer gaan. De drie vierpoters willen het liefste achter ons aan, maar Mark weet ze ervan te overtuigen bij de hut te blijven. De route stijgt lichtjes als we onderlangs de steile rotswanden van de markante Ochsenkogel lopen. Aan het begin volgen we nog de bordjes die de richting voor sneeuwschoenwandelaars aangeven, maar als snel laten we deze letterlijk links liggen om verder langs de Ochsenkogel te lopen. Aan het einde van de ochtend bereiken we de Simonyhütte, een berghut op 2.205 meter met een lange geschiedenis. 135 Jaar geleden werd ze gebouwd aan de rand van de gletsjer. Aan de grote rotsblokken is te zien hoever de gletsjer inmiddels teruggetrokken is. Na een vervroegde lunch met een geweldig uitzicht over de gletsjer en de Hohe Dachstein lopen we nog een klein stuk verder naar de Oberer Eissee om vervolgens door het zogenaamde Taubenkar en Zirbengrube weer aan de terugweg te beginnen
Waar we eerst alleen sneeuw en wat grote rotsblokken zagen, komen we vaker langs alpendennen. “De Zirbe wordt ook wel Koningin van de Alpen genoemd en kan tot wel 2.500 meter hoogte groeien”, hoor ik Mark tegen zichzelf mompelen. Wel leuk om een bioloog mee te hebben die gesprekken met zichzelf voert. “Het intensief geurende hout wordt graag gebruikt voor slaapkamermeubels en de appels voor een heerlijke èn gezonde schnaps.” draait hij zich naar me om terwijl hij z’n lippen aflikt. Sommige alleenstaande alpendennen groeien in grillige vormen, veroorzaakt door het extreme weer op deze hoogte. Het landschap krijgt door deze markante bomen een heel ander karakter. Zigzaggend tussen de bomen en de overmaatse duinen door, kruisen we het spoor van een pistebully. Mark en ik kijken elkaar met een vragende blik aan en volgen het slingerende spoor een stuk. Van een paar toerskiërs die aan de rand van het spoor het uitzicht fotograferen, horen we dat dit stuk speciaal voor skiërs wordt geprepareerd die één van de langste toerskitochten in Oostenrijk doen: de Dachsteinüberquerung, oftewel het Dachsteingebergte oversteken. We laten de skiërs voorbijglijden en maken weer ons eigen spoor naar het Wiesberghaus.
Na een tweede nacht kiezen we andere route terug naar de Gjaidalm, waar we weer het meeste gewicht achter kunnen laten. Vandaag willen we naar het Heilbronnerkreuz, een plek met een bijzonder verhaal. Deze tocht brengt ons aan de andere kant van het immense plateau, waar het ons duidelijk wordt in wat voor landschap we onderweg zijn: Met mooi weer kun je hier letterlijk alle kanten op en je ronden zo groot of zo klein maken als je wilt of kunt. “Natuurlijk afhankelijk van hoeveel sneeuw je neer moet trappen!”, hijgt Mark, terwijl hij snel een helling oploopt waar nog aardig wat losse sneeuw ligt. “In 1954 zijn hier in de week voor Pasen tien scholieren en drie leraren in een sneeuwstorm omgekomen”, vertelt hij verder als we op een kleine top zijn aangekomen en verderop het Heilbronnerkruis kunnen zien. Terwijl Mark al doorloopt, stel ik me voor hoe het hier moet zijn als je geen zicht hebt, alles wit en grijs is, de wind om je oren fluit en je niet weet welke kant je op moet. Dankbaar voor mooi weer en een GPS in m’n rugzak loop ik Mark achterna.
`s Avonds op de Gjaidalm is het rustig en brengt Christian, de waard, ons een geurende Zirbenschnaps. “Selbst gemacht!”, zegt hij, terwijl hij bij ons komt zitten voor een praatje. ‘Zijn’ alm was 4.000 jaar geleden al in gebruik als weidegebied gedurende de zomermaanden. “De oudste alm ter wereld!” vertelt hij toch een beetje trots. “Ondanks dat er hier op het plateau nauwelijks water te vinden is, loonde de lange tocht om met het vee hier naar boven te komen. Ik moet mijn water ook 1.000 meter vanuit het dal omhoog pompen.” Zo wordt ons weer duidelijk in wat voor gebied we onderweg zijn.
Na ons laatste ontbijt besluiten we om nog een kleine tocht te maken voordat we de gondel naar beneden nemen. In een afwisselend omhoog en omlaag stappen we door het fascinerende ‘slagroom-landschap’ van het Dachsteinplateau. Nog steeds fotograferen we erop los. “Alsof we nog niet genoeg foto’s hebben!”, lach ik terwijl Mark z’n camera weer uit de rugzak haalt. “Volgend jaar weer!”, lacht hij terug.