In de zuidelijke uitlopers van de Franse Alpen - waar Alpen en Mediterranée elkaar ontmoeten - ligt het wonderschone dal van de Haute Var. Overdag maken we de mooiste hikes door een uniek landschap met een zeer rijke flora en fauna, ’s avonds genieten we van lekker eten in bijzonder gastvrije auberges. Wat wil je nog meer?
Verleden jaar was ik hier al geweest en om twee redenen wilde ik terugkeren. Ten eerste om de herfst mee te maken. Met de loofbossen beneden en het uitgestrekte larikswoud erboven zou het nog mooier worden dan in de zomer. Ten tweede omdat Gudruns maaltijden zo lekker waren. Nu ik terugkom heeft dochter Léonie Gîte des Louiqs - één van de accommodaties in de SNP-wandelreis in de Mercantour overgenomen. Ik schrik; wat betekt dat voor het avondeten? ‘Wacht maar af’, zegt Gudrun met een glimlach. Ze ontvangt me, omdat Léonie inkopen doet.
Het is vroeg als ik arriveer, want ik woon slechts één dal verderop, en dus moet ik nog een dag geduld hebben voor ik Léonie’s kookkunst kan beoordelen. Samen met Jean-Marie, een wandelvriend uit mijn dorp, begin ik aan het Circuit des Lacs, één van de mooiste bergwandelingen die je in Nationaal park de Mercantour kan maken. Het heeft vannacht gevroren en het is nog ijskoud. Goed nieuws voor de herfstkleuren, die daardoor definitief door zullen breken. Het geel knalt al van de populieren en esdoorns af, die het gehucht Estenc omgeven. In de lariksbossen erboven overheerst nog groen. Tot we de boomgrens naderen. Daar worden de naalden goud, wat prachtig kleurt bij het oker gras.
Het eerste meertje, op de Pas de Lausson gelegen, is bevroren. Wat een schitterende lijnen! Jean-Marie moet opnieuw in mijn foto figureren, maar het bepalen van de compositie duurt lang, dus hij staat te kleumen. Het uitzicht verzacht zijn lijden want links ligt het Vardal, dat vanuit het hooggebergte afdaalt naar de zee, die achter de blauwe heuvelrug aan de horizon schuilgaat. En rechts van de pas kijken we uit over het Lac d’Allos. Dit grootste natuurlijke hooggebergtemeer van de Alpen wordt omgeven door imposante zandsteenpieken: de Tours du Lac. Het doet denken aan de Canadese Rockies, die achter Moraine Lake in Banff National Park oprijzen.
Vanaf de pas volgen we de graat en ook daar komen we meren tegen. Lac des Garrets, te midden van een minerale wereld, heeft een natuurlijke kleur azuur, maar Lac de la Petite Cayolle daarna oogt alsof een kind zich met een turquoise viltstift heeft uitgeleefd.
Na de kou van vandaag kan er wel een goed maal in. Kan Léonie aan haar moeder tippen?
Behalve wij zijn er nog vier gasten. De jongste ken ik van gezicht: Claire Castillon. Ze verschijnt af en toe in praatprogramma’s als er een nieuw boek van haar uit is. Uit de roddelbladen bij de tandarts weet ik dat ze samenwoont met de bekendste nieuwslezer van Frankrijk. Maar dat blijkt ‘uit’. Haar nieuwe liefde, bergbeklimmer in zijn vrije tijd, kijkt toe hoe ze als eerste haar tanden in het kalfsvlees zet. ‘Ongelooflijk, wat is dit mals!’, klinkt het tenslotte.
Het zit dus goed met Léonie. Moet ook wel; ze heeft al vier zomers meegedraaid, vooral in de keuken. Het vlees komt van broer Basil, die Highlander-runderen houdt, en de groenten uit de eigen biotuin.
Met overvloedige gespreksstof - Jean-Marie is de bibliothecaris van ons dorp en had Claire uitgehoord over het ontstaan van haar verhalen; een avond in een gîte kan soms verrassend zijn - beginnen we aan een dag in het teken van de herfst. Sanguinière, de kom waar de vijf brondalen van de Var samenkomen, is bedenkt met een gouden lariksbos en oogt lieflijk. In schril contrast met de zandsteenpieken eromheen.
We kiezen voor het dal naar de Col de Sanguinière, maar halen tot verdriet van Jean-Marie nooit de top, vanwege de schitterende lariksen onderweg en de foto’s die dat uitlokt. Vorig jaar verkende ik een ander dal, naar de Col de la Roche Trouée, met inderdaad een gatenkaas van zandsteen op de pas. Terug in het dal liep ik destijds gelijk op met twee Nederlandse gezinnen die een deel van hun bagage op ezels geladen hadden. Ze waren net begonnen aan een ezeltrektocht van SNP. Ze vertelden hoe op een bepaald moment een ezel weigerde een bruggetje te passeren. Duwen, trekken, dreigen, lieve woordjes, een lekkere boterham, niets werkte. Met hun mobieltje belden ze Itinérance, de lokale organisatie waar SNP mee samenwerkt, en vroegen om raad. Niets hielp. Toen zei Christine van Itinérance: ‘Geef me de ezel dan maar!’ ‘Pardon?’ De moeder van het gezin sprak goed Frans, maar hier moest ze toch iets verkeerd verstaan hebben. ‘Donnez-moi l’âne, s.v.p.’, herhaalde Christine. De iPhone werd voor het oor van het eigenwijze dier gehouden. Wat volgde was een niet mis te verstane verbale schop onder de kont, een blik van ‘oei, oei, de bazin!’ en reeds was de ezel het bruggetje over.
Drie dagen later zitten we zelf bij Christine aan tafel. Ze moet lachten om mijn verhaal. ‘Ja, dat herinner ik me nog goed. Weet je, als we nieuwe gezinnen krijgen die met de ezels op pad gaan, is onze belangrijkste taak psychologie. In de koter tijd dat we de mensen voor vertrek meemaken, moeten we hen tegen het licht houden - zonder dat ze het merken , natuurlijk. Daarop baseren we welke dieren we meegeven. Ezels zijn even individualistisch als mensen; onze keus maakt of breekt de vakantie. We maken weleens een foutje, maar geloof me, we moeten ervan leven, dus we zijn meesterpsychologen geworden!’.
Nog twee dagen wandelen we in de buurt van Villeplane, waar Itinérance gevestigd is. Zonder ezels. Hier, in het zuidelijk deel van de bovenloop van de Var, is het warmer, het ruikt naar de Provence en het gesteente is wijnrood. Alle hellingen zijn afgerond, behalve waar de gapende afgrond van de Gorges de Daluis zich opent. Het is één van de spectaculairste kloven van Europa, minder bekend dan de Gorges du Verdon en ook minder lang, maar veel smaller. Door zijn rode kleur doet hij, voor wie ’s zomers beneden door de rivier waadt, niet onder voor de beroemdste canyons in Arizona. Maar ook van boven af, bijvoorbeeld vanaf het Point Sublime, 300 meter loodrecht boven de Var, maakt hij grote indruk.
Op de laatste avond, als ik Christine en haar schoondochter Anita, die tegenwoordig Itinérance leidt, mijn foto’s op het cameraschermpje toon, laat ik me ontvallen dat het me ook weleens leuk lijkt om met een ezel te vertrekken. ‘Oh, dan krijg je Lulu mee’, zeggen ze in koor. Verbaasd kijk ik hen aan, me realiserend dat ik ondertussen psychologisch doorgelicht ben. Ik durf het haast niet te vragen: ‘Waarom Lulu?’
Dat is de geduldigste.’
Jean-Marie schiet proestend in de lach.