In het uiterste noorden van het schiereiland Nova Scotia, aan de oostkust va Canada, ligt het Cape Breton National Park. Tienduizend jaar geleden was dit al het woongebied van de Mi’kmaq indianen, vanaf 1400 volgden Portugese, Iers, Schotse, Franse en Nederlandse immigranten. Nog steeds wordt er in sommige dorpen overwegend Frans gesproken en ook de Keltische cultuur is volop aanwezig. In 1936 werd het als eerste nationale park in de ‘Atlantic Maritimes’ gesticht.
Cape Breton National Park, met een oppervlakte van 950 km2, bestaat voor een groot deel uit een hooggelegen plateau, de highlands, aan de randen doorsneden door diepe kloven met snelstromende rivieren. Met 535 m is White Hill het hoogste punt. De bergrug behoort tot de noordelijke uitlopers van de Appalachian Range, een bergrug over de gehele oostkant van de Verenigde Staten. Het landschap leent zich uitstekend voor afwisselende, niet al te moeilijke wandelingen door de beperkte hoogteverschillen. Struin over de keienstranden van Neils Harbour, volg de zalmrijke Cheticamp River stroomopwaarts, geniet van de kleurrijke herfstbossen, dwaal in het spoor van elanden over boomloze toendra of speur de oceaan af naar walvissen vanaf de Skyline Trail. En laat hier nou ook nog een van de mooiste autowegen van Canada liggen, de Cabot Trail, die al dit moois met elkaar verbindt.
Wil je het wandelparadijs van Cape Breton National Park zelf ontdekken, dan hebben wij de perfecte reis voor je uitgestippeld, die je het mooiste van dit Nationale Park én andere hoogtepunten van Nova Scotia laat zien. Tip: dit schiereiland in het oosten van Canada is bijzonder mooi in de herfst, als de kleuren van de maple leaf knalrood verschieten.
Karakteristiek - Eenvoudige halve dagtocht, bijna vlak, langs een mooie snelstromende rivier.
Zwaarte: 7-8 km; 85 m klimmen en dalen; 3 uur
Startpunt: Vanuit Cheticamp neem je de Cabot Trail autoweg voor ongeveer 8 km naar het Cheticamp Visitor Centre en Campground. Hier is het startpunt van de wandeling.
Een ideale wandeling tijdens een warme zomerdag, vanwege de schaduw en het verkoelende water, en zeer fotogeniek in de herfst, als de loofbossen vol esdoorn, beuk en berk zich tooien in een bont kleurenpalet. Begin de wandeling aan het einde van het kampeerterrein en volg de bordjes. Je blijft altijd in de buurt van de Cheticamp River, die zich door een nauwe canyon perst. Na ongeveer 3,5 km bereik je de First Pool, daarna de kale rotsen van Change Pool. Bij Second Pool wordt het pad smaller (tot hier mogen ook mountainbikers komen) en bij Third Pool eindigt de trail. In bepaalde jaargetijden kun je zalmen ontdekken in het heldere water.
Karakteristiek - zeer mooie wandeling over een hooggelegen klif, met spectaculaire vergezichten.
Zwaarte: 7-9 km; 110 m klimmen en dalen; 2-3 uur
Startpunt: Vanuit Cheticamp neem je de Cabot Trail autoweg voor ongeveer 8 km naar het Cheticamp Visitor Centre. Vanaf hier is het 15,5 km over de Cabot Trail tot aan de Skyline Trailhead op 290 m hoogte op French Mountain, aan de noordzijde van de weg.
Omdat je al op hoogte begint hoef je relatief weinig te klimmen en toch wandel je hoog boven alles uit, ‘in the sky’. Het pad is goed en duidelijk en voert voornamelijk over een boomloze bergrug waar kleine stugge plantjes en miniatuurboompjes overheersen. Blijf op het pad want de fragiele vegetatie is zeer kwetsbaar. Zwarte beren en elanden worden veelvuldig gespot, terwijl witkoparenden en raven door de lucht zweven. Op het hoogste punt (400 m) is een uitzichtterras gemaakt. Heb je een verrekijker bij dan kun je hier de horizon afspeuren naar walvissen. Houd kinderen dichtbij want op sommige plekken zijn steile kliffen.
Karakteristiek - pittig klimmen door boreaal woud naar 430 m hoge bergtop
Zwaarte: 7,5 km; 330 m klimmen en dalen; 2,5 uur
Startpunt: Vanuit Cheticamp neem je de Cabot Trail autoweg voor ongeveer 8 km naar het Cheticamp Visitor Centre. Vanaf hier is het 105 km over de Cabot Trail tot aan de Franey Road afslag, net voorbij Ingonish. Kom je vanaf het Ingonish Visitor Centre dan is het 3,5 km noordwaarts. Na ongeveer 1 km op de onverharde Franey Road kom je bij de trailhead en parkeerplaats.
Vanaf de parkeerplaats op 95 m hoogte is het eigenlijk 1 lange klim. In de lager gelegen delen overheersen de loofbomen, maar naarmate je hoger komt gaat het bostype over in het boreale woud. Let op voor zwarte beren en elanden. Tenslotte bereik je op 430 m hoogte de kale top van Franey Mountain, met een spectaculair uitzicht over Clyburn Brook Canyon, en de gehele Atlantische kust tussen Cape Smokey en Ingonish.
Karakteristiek - mooie kustwandeling over (keien)stranden, granieten ‘headlands’, bos en weide.
Zwaarte: 11 km; 40 m klimmen en dalen; 3,5 uur
Startpunt: Vanaf het Ingonish Visitor Centre is het ongeveer 20 km naar Black Brook Beach, vanaf Cheticamp VC is het 86 km naar dit strand. Hier is een ruime parkeerplaats en de trailhead van diverse wandelingen. De wandeling eindigt bij Halfway Brook, net ten zuiden van het dorp Neils Harbour. Een ‘one way’ dus je moet terugliften naar de auto, of halverwege de trail omkeren, of aan het eind naar Neils Harbour lopen en daar een lift/taxi zien te regelen.
Het pad blijft vrijwel continue in de buurt van de kustlijn. Je wandelt afwisselend door stukjes bos, dan weer over graslanden, over kliffen en stranden, waarbij de keienstranden lastig zijn. Wil je een rondje lopen dan kun je het Coastal Trail combineren met Jackpine Trail. Of je loopt de Coastal Trail en halfweg sla je af naar Jigging Cove Trail. Deze eindigt op de weg waarna je in een uurtje (langs de weg) terugloopt naar je auto.
Vanuit Halifax, de hoofdstad van Nova Scotia en de dichtstbijzijnde internationale luchthaven, is het 400 km naar het Arcadische dorpje Cheticamp, aan de zuidwestzijde van het park. Hier wordt nog Frans gesproken. Hier begint ook de Cabot Trail, een prachtige autoweg, die je in 115 km naar Ingonish Beach brengt, de zuidoostelijke poort van het park. De meeste trails beginnen vanaf deze weg.
Begin je verkenning van een park altijd met een bezoek aan het Visitor Centre, in dit geval in het Cheticamp Visitor Centre aan de westingang of Ingonish Visitor Centre aan de oostingang. Hier kun je kaarten kopen, filmpjes kijken, en met een ranger je voorgenomen plannen bespreken. Alleen zo krijg je een update over de status van de trails, de mogelijke aanwezigheid van beren en andere voorzorgsmaatregelen die je moet treffen.
Ga je daadwerkelijk iets ondernemen in het park dan moet je een parkpas kopen. Deze pas koop je aan de ingang van het park of in het bezoekerscentrum. In verband met de veiligheid wordt aangeraden, en op sommige trails zelfs verplicht gesteld, om in groepjes van 4 te wandelen. Wacht bij de ‘trailhead’ en al snel vind je medewandelaars. Indien je een ‘backcountry’ tocht wilt gaan ondernemen met overnachting(en) dan ben je verplicht een vergunning aan te vragen, via de website van het park of in het bezoekerscentrum. Er is niet echt een goede commerciële kaart te koop van dit park. Voor alle informatie en kaarten wordt verwezen naar de officiële website van het park.
Cheticamp, Ingonish en het iets verderop gelegen Baddeck vormen met hun aanbod van accommodaties in alle prijsklassen een prima uitgangspunt. Het nationale park zelf beheert 6 kampeerterreinen die vanaf de weg bereikbaar zijn, en 1 ‘backcountry campground’. Deze kampeerterreinen zijn reserveerbaar en sommige beschikken over compleet ingerichte tenten of oTENTiks die ook vooraf te reserveren zijn.