Wijlen Ronald Naar stelde in 2008 een overzicht samen van de mooiste, eenzaamste, zonnigste huttentochten die hij in de Alpen maakte. De huttentocht boven Valnontey en rond de Gran Paradiso karakteriseerde hij als de natuurvriendelijkste. Een machtige en pittige trektocht van drie dagen door een ongerept berggebied met overnachtingen in bivacco's.
(dit artikel uit 2008 is in maart 2017 gecontroleerd en waar mogelijk geactualiseerd).
De grootste attractie van het gebied rondom de 4.061 meter hoge berg Gran Paradiso zijn niet in de eerste plaats de besneeuwde toppen, de uitgestrekte ongerepte naaldbossen en de gletsjer, maar een overvloed aan dieren: bergmarmotten, gemzen en steenbokken, de Capra Ibex Ibex. Al in 1820 kregen de dalen rondom de Gran Paradiso een vorm van bescherming toen het de plaatselijke bevolking werd verboden er te jagen. In 1856 werd de streek het jachtrevier van de latere Italiaanse koning Victor Emanuelle II. Het was de bedoeling dat het bestand aan gemzen en steenbokken groot genoeg zou blijven zodat de adel altijd iets zou kunnen blijven afschieten. Hierdoor overleefden een kleine honderd exemplaren van de trotse steenbok, terwijl het dier elders in de Alpen al was uitgestorven. In dit oudste nationale park van Italië (opgericht in 1920) horen eigenlijk geen bemande berghutten; hun aantal is beperkt tot een handvol verspreid door het gebied. Om dit tekort aan onderdak te compenseren zijn er op vijftien afgelegen plaatsen zogenoemde bivacco’s gebouwd. De oudere exemplaren zijn vaak niet meer dan een halve aluminium cilinder aan de binnenzijde met hout afgetimmerd en waarvan de vloer met hooguit vijf matrassen is bedekt. De modernste bivacco’s daarentegen, zoals de Leonessa, zijn kleine houten gebouwtjes met twee tafels, zo’n veertien matrassen en stapels dekens. Er is geen waard, je kunt er geen voedsel of drank kopen en zelfs een kooktoestel zul je er tevergeefs zoeken; er is alleen wat keukengerei. Je moet dus flink meer meedragen dan elders in de Alpen. Maar de beloning is overweldigend: ’s avonds je eigen kostje koken terwijl buiten de gemzen en steenbokken grazen en de ondergaande zon die weerkaatst op de gletsjers boven Valnontey.
De huttentocht globaal van dag-tot-dag
Valnontey (1886 m.) – Valmianaz (1729 m.) – route 20 naar Alpe Money (2325 m.) – gemarkeerd naar Bivacco Money (2872 m.).
Hoogteverschil: 1000 meter stijgen. Tijd: 5 uur lopen.
Overnachten: Bivacco Money (2872 m, 8 bedden)
Bivacco Money (2872 m.) afdalen naar Alpe Money (2325 m.) – route 20 volgen op pm. 1900 meter afslag naar Herbetet nemen; route 23 – Casolari dell’ Herbetet (2435 m.) – smal zigzagpad naar Bivacco Leonessa (2910 m.).
Hoogteverschil: 900 meter dalen, 1000 meter stijgen. Tijd: 6 uur lopen.
Overnachten: Bivacco Leonessa (2910 m, 12 bedden)
Bivacco Leonessa (2918 m.) afdalen naar Casolari dell’ Herbetet (2435 m.) – route 23 volgen via Laghetti del Lauson (2600 m.) naar Rifugio Vittoria Sella (2584 m.) – afdalen naar Valnontey (1886 m.).
Hoogteverschil: 1300 meter dalen, 250 meter stijgen. Tijd: 5 à 6 uur lopen.
Overnachten: Rifugio Vittoria Sella (CAI, 150 plaatsen)
Een korte trektocht over goede paden die je kunt zien als een voetsafari in de Alpen, waarbij je onderweg geen leeuwen en olifanten bekijkt, maar bergmarmotten, gemzen en steenbokken. Tijdens deze route passeer je drie plaatsen waar je over het algemeen veel kans hebt om wild aan te treffen: Alpe Money (vooral gemzen), Casolari dell’ Herbetet (vooral steenbokken) en Laghetti del Lauson (bergmarmotten en steenbokken).
De paden zijn over het algemeen goed herkenbaar en goed gemarkeerd.
Begin- en eindpunt: Cogne en het gehucht Valnontey ten zuiden van het Valle d’Aosta.
Driedaagse tocht die je kunt uitbreiden tot een tocht van een week, maar de moeilijkheidsgraad neemt dan sterk toe doordat de rugzak zwaarder wordt en er onderweg gletsjers zullen moeten worden overgestoken. Dagelijks zo’n 5 à 7 uur wandelen, 1200 meter stijgen op de eerste en 1200 meter dalen op de laatste dag.
Omdat je zelf een brander en voedsel moet meenemen, moet je tijdens deze tocht een zwaardere rugzak dragen dan op de andere genoemde tochten in het artikel over de vijf mooiste huttentrektochten in de Alpen.
Het Valnontey is een smal dal dat vanuit het toeristendorpje Cogne recht naar het zuiden loopt, het Nationaal Park van de Gran Paradiso in. Dit enorme natuurgebied ligt ten zuiden van het Valle d’Aoste en vormt in feite de oostelijke uitloper van dezelfde bergketen die in Frankrijk de Vanoise vormt, het gebied dat bij de meeste Nederlanders vooral bekendheid geniet dankzij beroemde wintersportoorden als Tignes en Les Arcs. De Gran Paradiso kent nauwelijks wintersportinfrastructuur en is veel stiller.
Het Valle d’Aoste is een autonome provincie in het uiterste noordwesten van Italië. In feite bestaat dit gebied uit een lang dal dat in het westen doodloopt tegen het ‘Franse’ Mont Blanc-gebied en dat aan de noordzijde wordt afgegrensd door de meer dan 4000 meter hoge bergtoppen van het Zwitserse kanton Wallis. Als gevolg van deze beschutte ligging is het weer in de Gran Paradiso over het algemeen een fractie beter dan verder naar het noorden en westen.
In zogenoemde bivacco’s, meestal metalen hutjes op grote hoogte voor maximaal 12 personen die aan de rand van het hooggebergte liggen. Het overnachten in een bivacco is totaal anders dan overnachten in een berghut. Je moet (eventueel, anders ben je aangewezen op dekens) zelf een warme slaapzak, kookgerei, aansteker of lucifers en voedsel meenemen. Een huttenwaard is er niet aanwezig. Soms vind je in de hut wat etenswaren zoals rijst of pasta, maar reken daar zeker niet op. Water is er (bijna altijd) in de buurt van de bivacco wel te vinden. Bivacco's zijn 365 dagen per jaar geopend. Reserveren is niet mogelijk en de kans bestaat dat je de bivacco moet delen met andere wandelaars/ klimmers. Houd daar rekening mee!
In het Op Pad achtergrondartikel De berghut; wat en hoe? kun je veel meer lezen over het huttenleven, de boeking van een overnachting, het lidmaatschap van een bergsportvereniging etc.
Binnen en in de directe omgeving van het Parco Nazionale Gran Paradiso staan zo’n tiental vijf berghutten ter beschikking, maar deze liggen op grote afstand van elkaar en worden bovendien veelal gescheiden door gletsjers en steil hooggebergte. Hierdoor is een klassieke huttentrektocht die dwars door die natuurgebied leidt niet of nauwelijks mogelijk.
De Club Alpino Italiano (CAI) heeft dit probleem opgelost door verspreid door het Parco Nazionale Gran Paradiso, meestal aan het einde van afgelegen dalen en op rotseilanden temidden van gletsjers, zogenoemde Bivacco’s te bouwen. Van origine zijn dit aluminium bouwwerken in de vorm van een halve cilinder, die met behulp van een helikopter in één beweging naar de beoogde locatie konden worden gevlogen. Daar werden ze vastgeklonken, waarna er in de schuilhutten primitieve britsen werden aangebracht. Als comfort voor de bezoekers werden er matrassen en dekens neergelegd, net als een eenvoudige keukenuitrusting; een fornuis ontbreekt in alle Bivacco’s.
Tegenwoordig worden de Bivacco’s geleidelijk aan vervangen door modernere gebouwtjes. Een goed voorbeeld daarvan is Bivacco Leonessa. Tot voor een par jaar geleden bestond dit onderkomen uit een primitief, smerig en slecht uitgerust aluminium ‘hondenhok’ voor maximaal zes personen, maar sinds kort staat er op dezelfde locatie in plaats van het krot een klein houten gebouw met een stevige deur, twee vensters, twee eettafels, vier banken. Hierdoor het hutje liefst twaalf slaapplaatsen met schone dekens in plaats van zes krakende britsen. Wat hetzelfde is gebleven is de unieke ligging met een ongeëvenaard fraai uitzichtspunt over het Valnontey.
In Cogne is een overvloed aan hotels en vakantiewoningen. In Valnontey daarentegen is slechts een handvol kleine, maar wel erg gezellige hotelletjes. Je kunt hier in de verschillende restaurants zeer goed eten. Hier ervaar je de alpiene variant op La Bella Italia. In Valnontey heb je ook een van de mooiste campings in de Alpen: Campeggio Gran Paradiso.
In de late herfst is er in het Valnontey nog maar één hotel open: Lou Tsantelet. Alle berghutten zijn dan gesloten en alleen de Bivacco’s zijn in die tijd van het jaar nog open.
Auto:
Met eigen auto vanuit Nederland via Basel, Bern, Montreux en Martigny door de tunnel van de Grote Sint Bernard-pas naar Aosta. Voor deze stad neem je de oostelijke ringweg (die deels door een lange tunnel leidt) in de richting van Courmayeur en de Mont Blanc-tunnel leidt. Je rijdt nu via een vierbaans snelweg zuidelijk van de stand langs. Al tamelijk snel neem je de afslag waarop Aymavilles en Cogne staan vermeld. Vervolgens via een smalle, steile weg de bergen in. Reken vanuit Martigny ongeveer anderhalf uur rijden tot aan Cogne.
Trein: Met de trein naar Aosta en vanaf daar verder met een bus. Voor prijzen en treintijden; neem contact op met de Treinreiswinkel: Breestraat 57, 2311 CJ Leiden; Singel 393, 1012 WN Amsterdam, (071) 513 70 08, www.treinreiswinkel.nl, info@treinreiswinkel.nl of kijk op www.nsinternationaal.nl of bel (0900) 9296.
In de dalen van de Gran Paradiso rijden alleen bussen.
Vliegtuig:
Je kunt met het vliegtuig naar Genève (EasyJet) en vervolgens met een huurauto door de Mont Blanc-tunnel naar Cogne (ongeveer tweeënhalf uur rijden via tolwegen). Ook via de verschillende vliegvelden rondom Milaan kun je hier komen. Zie o.a. www.cheaptickets.nl.
De wandelingen boven Cogne zijn over het algemeen goed gemarkeerd en de richting wordt uitstekend aangegeven met boordjes. De lagere paden zijn breed en worden goed onderhouden. De smalle, maar goed gemarkeerde (verfstreken) slingerpaadjes naar de Bivacco’s aan de rand van de gletsjers zijn vooral iets voor de meer ervaren bergwandelaars. Bergsportervaring is hiervoor niet vereist.
In algemene zin kun je in de Alpen, en dus ook in de Gran Paradiso, het beste een huttentrektocht maken tussen half juni en half september. Aan het begin van deze periode zal er hoger in de bergen nog wel veel sneeuw liggen en het gras zal er wat drassiger zijn dan midden in de zomer, maar daarentegen staan de alpweiden dan vol bloemen en is het er nog relatief stil.
De zomermaanden, dus van half juli tot en met eind augustus, zijn in de Italiaanse Alpen relatief druk, hoewel ‘druk’ in de Gran Paradiso een relatief begrip is.
De allermooiste periode om in het Valnontey te wandelen is de herfst, net voordat de eerste wintersneeuw zal vallen. Ik was er zelf eind oktober, kort nadat elders in de Alpen al een halve meter sneeuw was gevallen; dit gebied was echter gespaard gebleven voor de eerste winterbuien. Het was in die periode doodstil, met slechts een handvol wandelaars in de dalen en met niemand behalve ikzelf in de bergen.
Binnen de grenzen van het Paco Nazionale Gran Paradiso leven grote kudden steenbokken (Capra Ibex) – in totaal zo’n vijfduizend dieren - en klauteren gemzen langs de steile kliffen – in totaal ook zo’n zesduizend exemplaren. Daarnaast leven er op de alpweiden in totaal tienduizenden bergmarmotten, zweeft de gier boven de valleien en worden de rivieren bevolkt door zeldzame kikkers, de Cinclus cinclus. Boven het Valnontey heb je de meeste kans om steenbokken op tastafstand te zien rondom de Casolari dell’ Herbetet en bij de Laghetti del Lauson, terwijl gemzen in grote getale op de morene boven de Alpe Money zitten.