De Wildnis Trail is een vierdaagse wandelroute door de ‘wildernis’ van Nationalpark Eifel. Een afwisselende route door een gebied dat over dertig tot veertig jaar weer voor 75% uit wilde natuur moet bestaan.
Op een zonnige herfstdag rijden we met de auto naar het dorp Höfen, één van de poorten naar het Nationalpark Eifel. Het dorp ligt dertig kilometer ten zuiden van Aken en je rijdt er over een lange licht stijgende weg naartoe, tot je op het dak komt van een hoogvlakte, op zo’n 550 meter hoogte. Hiervandaan heb je meteen een mooi uitzicht op het gebied van het nationale park: een bebost plateau, waar beekdalen van onder meer de Rur en de Urft zich hebben ingesneden en nog lekker veel ruimte is voor de natuur. Voor de komende vier wandeldagen belooft het veel goeds. De Wildnis Trail wordt aangeprezen als de beste manier om het Nationalpark Eifel in zijn totaliteit te leren kennen.
Het Nationalpark Eifel is één van de in totaal veertien nationale parken van Duitsland. Het is nog relatief jong, opgericht in 2004. Het natuurgebied is rijk aan wandelpaden, die er al lagen lang voor de oprichting van het park. Het padennetwerk wordt beheerd en onderhouden door de Eifelverein wandelvereniging. De Wildnis Trail maakt gebruik van bestaande paden en overlapt deels ook met de Eifelsteig, de bekende langeafstand wandelroute die heel de Eifel in 313 kilometer van noord naar zuid doorkruist. De naam Wildnis Trail verwijst naar de belangrijkste doelstelling van het park, om een groot deel van de oppervlakte (75%) weer volledig terug te geven aan de natuur, zonder dat de mens er nog langer ingrijpt. De natuur mag hier dus weer letterlijk uitgroeien tot wildernis.
Het stempel 'wild' kun je in alle andere opzichten niet op de Wildnis Trail plakken, want het is een tot in de puntjes verzorgde wandelroute. Bewegwijzering, wandelkaart en -gids, bankjes om de benen te strekken... Je kunt hem zelfs als arrangement boeken, aangeboden door het Nationalpark zelf. Niet alleen zijn alle overnachtingen bij gediplomeerde Nationalpark-gastbeber dan geregeld, ook kun je gebruik maken van een handige transfer van het eindpunt terug naar het beginpunt en mag je voor de duur van de tocht je auto gratis parkeren op het terrein van het Nationalparktor. Wij vonden de voordelen evident en gingen hiervoor.
Voor vertrek moeten we ons wel eerst even laten registreren door de Parkbehorden in het bezoekerscentrum in Höfen. Onze namen worden netjes afgevinkt (anders wacht ons geen oorkonde aan het eind) en onze rugzakken kunnen we afgeven voor transport. Twee andere rugzakken zien we ook al klaarstaan. Maar geen haar op ons hoofd die hier aan denkt. We kunnen ze makkelijk zelf dragen, want zoveel spullen - de overnachtingen zijn allemaal in hotels en pensions - hoefden we niet mee te nemen.
Met behoud van enige wandeltrots lopen we even later onder een poort met de tekst ‘Zum Nationalpark’ het park in. Het loopt al tegen elven en de eerste etappe is meteen de langste met 24,7 kilometer. Eerst wandelen we nog langs een weiland met koeien, maar als snel komen we waar we zijn willen: in het domein van de natuur. Om te ontsnappen aan de bewoonde wereld klimmen niet het dal uit, zoals je in hooggebergtes als de Alpen zou doen, maar dalen we juist af in een verstopt, wild beekdalletje. Het effect is echter hetzelfde, want er valt meteen een deken van rust over ons heen. Via een paar zigzags door een mooi herfstbos bereiken we de oevers van de meanderende Fuhrtsbach, die donkere leistenen heeft blootgelegd van - zo lezen we in de Wildnis Trail wandelgids - 500 miljoen jaar oud!
Helaas komt er ook weer een eind aan deze veelbelovende start. Daar waar het Fuhrtsbachdal al veel langer een beschermde natuurstatus had, herbergt het park ook delen die tot voor enkele jaren nog productiebossen waren. En daar zijn we nu in beland. Onze pas is versneld. We marcheren voort over een typische brede en rechtgetrokken bosbouwweg, door een doods sparrenbos, waar niets wil groeien op de bedden van zure naalden en weinig dieren kunnen leven. Niets trekt onze blik hier nog, die zich als vanzelf naar binnen keert.
‘Wass ist den hier loss?’ Een bordje met deze tekst haalt ons uit de trance. Op meerdere plekken langs de route staan dit soort borden die beginnen met dezelfde tekst. Ze verwijzen telkens naar iets wat je op die plek kunt zien. Deze keer is dat een perceel waar de sparren zijn gekapt en een jonge aanplant van frisgroene beukenboompjes wordt omheind door prikkeldraad. We lezen verder. ‘De natuur de natuur laten’, is het motto van alle veertien nationale parken van Duitsland. In de natuur is er altijd sprake van verschillende stadia van ontwikkeling voordat een eindstadium wordt bereikt. Hier in de Eifel is dat beukenwoud, zoals heel het Midden-Europese landschap oorspronkelijk was bedekt met een beukenwoud van Amazone-achtige proporties. Daarvan rest allang niets meer, maar de natuur staat op elk moment klaar om terug te komen. Zodra het de ruimte weer krijgt, en de omstandigheden goed genoeg zijn, kan het binnen dertig tot veertig jaar zijn eindstadium weer bereiken. Dat proces is nu weer in gang gezet in Nationalpark Eifel. Uiteindelijk mag de natuur hier weer helemaal zijn eigen gang gaan. Omdat er nu nog te weinig beuken groeien en om de natuur een eerste zetje te geven, helpt de mens eerst nog een handje. Vandaar het kappen van sparren, die hier eigenlijk niet thuishoren, en de bescherming van de jonge beukenaanplant tegen vraat door dieren.
Als we de volgende dag, na een overnachting in Einruhr, opnieuw de grenzen van het park binnenlopen, worden we getrakteerd op oorverdovend kettingzaaglawaai. De ‘herrie’ wordt veroorzaakt door dezelfde boomhakkers, die hier tien jaar geleden nog werkten in wat toen productiebos was, maar die nu zijn omgeschoold tot Nationalpark Ranger en in de winter en herfst nog steeds af en toe bomen omzagen, ditmaal dus om de natuur te helpen. Normaal kan het gezaag je boswandeling flink verstoren, maar nu we dit weten, klinkt het opeens een stuk beter!
Iets verder passeren we een oude entreepoort en een vervallen post van een noodarts, die het begin markeren van een voormalig militair oefenterrein. Borden waarschuwen om niet van het pad af te wijken. ‘Lebensgefahr!’ staat er in rode koeienletters op. Er kan overal nog munitie liggen. Zoiets verwacht je eerder in voormalig Joegoslavië, maar hier? Gelukkig hebben we geen enkele reden om van het pad af te wijken, want de omgeving is verder prachtig met beboste hellingen aan de ene kant en aan de andere een groot meer, dat als een Schotse loch ligt ingebed tussen de heuvels. Kilometerslang volgt het pad de rand van het meer, zonder noemenswaardige hoogteverschillen. Weer steken op sommige plekken metershoge rotspartijen uit, om maar te bewijzen dat ook de Eifel een echt gebergte is. Voor de verandering groeien er geen sparren of beuken langs het pad, maar oude eiken die het beter doen op deze steilere en drogere rotsbodem.
Het meer oogt heel natuurlijk, maar blijkt dat toch niet te zijn als we aan het einde ervan tegen een betonnen stuwdam van indrukwekkende afmetingen aanlopen. We wijken even van de officiële route af om over de dam naar de overkant te lopen. Daar is een restaurant en een kleine tentoonstelling over de dam, die de eerste (!) moderne stuwdam van de wereld blijkt te zijn, gebouwd rond de vorige eeuwwisseling toen de industrialisering voor het eerst op gang kwam. Niet toevallig kwam hij op deze plek. Dat had alles te maken met de enorme waterrijkdom van dit laaggebergte, dat vooral aan de westkant veel regen opvangt van Atlantische depressies, waardoor je hier veel beken en vennen vindt.
Het is dus niet alleen natuur die indruk maakt tijdens deze tweede etappe. Na de stuwdam klimmen we steil omhoog door het bos naar de Dreiborner hoogvlakte, en merken we diepe gaten op in de grond naast het pad. Bomkraters uit de Tweede Wereldoorlog. De stuwdam was een geliefd doelwit van de geallieerde bommenwerpers. Nog tastbaarder wordt de geschiedenis als we de hoogvlakte bereiken. Het bos heeft hier plaatsgemaakt voor een open veld, met een ruige begroeiing van hoog gras, heideplanten en gele brem, dat plaatselijk ‘Eifelgold’ wordt genoemd. Een naam die je volkomen begrijpt als je hier in de lente bent.
In deze half verwilderde leegte staat opeens een merkwaardig bord met de tekst ‘Dorfstraße’ erop. In de verste verte is er geen dorp te bekennen. We hebben de ‘Wustung Wollseifen’ bereikt, blijkt als we een paar stappen verder de laatste resten van dit spookdorp zien: de ruïnes van een kerk en een schoolgebouw, en een kapel, meer niet. Onder een oude lindeboom op wat je het ‘centrale plein’ zou kunnen noemen, staan een informatiepaneel met foto’s van het dorp in betere tijden en een maquette, waarop pijnlijk duidelijk wordt dat er heel veel huizen zijn verdwenen. Rond de maquette staat een groep mensen te luisteren naar een Park Ranger (te herkennen aan zijn Canadese Mounty hoed) die over het tragische lot van het dorp vertelt. Hij wijst naar de rand van de hoogvlakte. Op ongeveer een kilometer afstand doemen daar de donkere gebouwen op van Ordensburg Vogelsang. De bouw van dit Nazi opleidingscomplex in 1934 luidde het begin van het einde in voor Wollseifen.
Hoewel het leven in Wollseifen zwaarder was dan in de dalen beneden, moeten de mensen er wel gelukkig zijn geweest. Men leefde vooral van de landbouw. Door het ruwe klimaat van de hoogvlakte en de schrale, voedselarme bodem was alleen een ‘ärmliches Auskommen’ mogelijk. Door de bouw van de Urfttalsperre, het stuwmeer dat we zijn gepasseerd, tussen 1899 en 1905, verloren de boeren hun beste grond. Ze kregen er wel elektriciteit voor terug. Lang konden ze er niet van genieten. Door de nabije ligging van Vogelsang werd ook het dorp in de oorlog door de geallieerden gebombardeerd. Na de oorlog waren de verschrikkingen nog niet voorbij. De dorpelingen waren bezig met de heropbouw toen in 1946 Britse soldaten bezit namen van het dorp en iedereen halsoverkop zijn huis moest verlaten. ‘120 Families leefden hier’, vertelt de Ranger, ‘en in die tijd had men meer kinderen dan nu. Het was heel zwaar voor de mensen om hun huizen te moeten verlaten.’
De dorpelingen vonden aanvankelijk onderdak bij familie, en ze behielden lange tijd een sterk verlangen om terug te keren. Vergeefse hoop. Pas in 2005 verlieten de laatste NAVO soldaten - de Belgen hadden het toen al van de Britten overgenomen – het oefenterrein.
Op het Vogelsang terrein raken we even gedesoriënteerd, zo groot is het. De route voert er dwars overheen. Op het hoogtepunt verbleven hier meer dan duizend jongeren in de Nazi tijd. Tegenwoordig trekt het veel bezoekers, waaronder veel schoolklassen. Opnieuw komen we borden tegen die in koeienletters waarschuwen voor ‘Lebensgefahr!’ Een herder met schijnbare doodsverachting trekt zich er niks van aan. Samen met zijn drie honden drijft hij een kudde van meer dan duizend schapen kriskras over het veld. ‘Gevaarlijk?’, zegt hij. ‘Vroeger misschien, maar nu niet meer.’
Achteraf zullen we concluderen dat de tweede etappe de mooiste was. De laatste twee dagen bestaat het landschap vooral uit beukenbossen. Daarmee is het wel het meest oorspronkelijk gebleven. En aan herfstkleuren hebben we geen gebrek. Maar aan uitzicht en afwisseling boeten we in. We kunnen nu langzaam de balans opmaken. De route wisselt veel mooie stukken af met ook wat saaiere. Het mooist is de Nordeifel wanneer je uitzicht hebt op water, in de vorm van een beek of een stuwmeer maakt daarbij niet uit. Wie een dagtocht maakt, kiest zijn route daar dan ook het best op uit. Het leuke van de Wildnis Trail is het natuurthema, de afwisseling - elke etappe verandert het landschap weer - én het gegeven dat je na vier dagen op doortrek echt een totaalbeeld krijgt van het nationale park in heel zijn omvang. Van de beekdalen in het nattere westen via de stuwmeren, de Dreiborner hoogvlakte naar de drogere beukenbossen en het Rurdal in het noorden, met zijn burchten en zandsteen rotsformaties, vakwerkdorpjes en kanocampings. Je beleeft de natuur bovendien in verschillende stadia van ontwikkeling. En in de toekomst belooft het hier dus alleen maar mooier te worden. De Eifeltijger, zoals de wilde kat plaatselijk heet, kan tevreden zijn. Voor het eindresultaat komen wij over dertig jaar graag nog eens terug!