De Tour du Mont Fallère is een korte huttentocht met behapbare dagafstanden in de Italiaanse Alpen. Onder toeziend oog van de reusachtige Mont Blanc en de iconische Matterhorn. Moeilijk of gevaarlijk is de tour nergens. Wat wil je nog meer als je nog niet zoveel ervaring hebt als bergwandelaar? De TMF is dan ook de ideale instaptrektocht, ook voor families met kinderen.
Het verhaal dat je hieronder gaat lezen is gebaseerd op de vier-daagse reis 'Tour du Mont Fallère, tussen machtige vierduizenders' van onze partner SNP Natuurreizen.
Wil je deze reis zelf maken, of ben je benieuwd naar alle ins en outs? Klik hier voor meer informatie. Je wordt dan doorgestuurd naar de website van SNP.
Na een half uur in de lijnbus vanuit Aosta stappen we uit in Étroubles (1270m), een mooi opgekalefaterd middeleeuws dorp aan de Italiaanse kant van de Grote Sint-Bernhardpas, in de regio Valle d’Aosta. Het nog geen vijfhonderd inwoners tellende dorp is altijd een belangrijke rust- en bevoorradingsplaats geweest langs de route over de Alpen. Er sliepen pelgrims op weg naar Rome, reizigers op zoek naar avontuur en toeristen. En Romeinse legionairs; hele legers kwamen in Étroubles. Zou Hannibal hier met zijn olifantenleger hebben gerust, toen hij de Grote Sint-Bernhardpas gebruikte om de Romeinen te verrassen vanuit het noorden? Voor ons is Étroubles begin- en eindpunt van de Tour du Mont Fallère.
Voor het eten hebben we nog even tijd om het historische dorp te verkennen. We lopen over straatjes met Franstalige namen, langs spuwende fonteinen en door met natuursteen geplaveide steegjes. De middeleeuwse huizen zijn vrijwel zonder uitzondering vakkundig gerestaureerd. Bloembakken en een buitenkunstroute maken de verzorgde indruk van het bergdorp compleet. Alleen liefhebbers van verweerde scheve hekjes en afbladderende muren zullen niet aan hun trekken komen in Étroubles, al hebben ze de tand des tijds natuurlijk wel aan hun kant.
9,5 km, 4 uur, 810 m stijgen en 140 m dalen
Platte harde broodjes, Valdostaanse worstjes en fontina-kaas, het past allemaal nog net. Na afgerekend te hebben in de buurtsuper naast het hotel stouwen we onze rugzakken vol met proviand voor de eerste wandeldag. In de ontbijtzaal van het hotel hadden we de wandelaccu’s alvast even flink opgeladen, met fruitsalade, yoghurt, brood, kaas en rauwe ham. Typisch Italiaanse ontbijtartikelen als koekjes, crostata (zoete taart) en cornetti (zoete croissants) hadden we maar mondjesmaat op onze borden gelegd. En nu staan we dan aan het begin van ons wandelavontuur, onder een intens blauwe berghemel met hier en daar een wolk. Voor ons een gele pijl met het opschrift ‘TMF’, een aanwijzing voor de Tour du Mont Fallère. De pijl wijst naar het zuiden, inderdaad de juiste windrichting om bij Rifugio Chaligne te komen.
Een kronkelend weggetje gunt ons nog één keer een blik op Étroubles. Daarna verdwijnen we via een onverharde weg in het koele bos, waar naaldbomen ons beschermen tegen warme stralen van de opkomende zomerzon. Heerlijk om zo de eerste hoogtemeters te overwinnen. Boven ons klinken de donkere keelklanken van een door de lucht buitelende raaf. Even later klinkt ook de metalige roep van een notenkraker. We zijn dan op 1750 meter, typisch een hoogte waar je deze bijzondere vogel kunt tegenkomen. De wintervoorraad die deze eekhoorn onder de kraaiachtigen in de zomer onder de grond verstopt, weet hij met verbluffende precisie onder een winters sneeuwdek terug te vinden. Ook te zien op deze hoogte: met lange baardmossen behangen boomtakken. Dit grijsgroene ‘engelenhaar’ laat zien dat het met de luchtkwaliteit wel goed zit.
Na wat dalen komen we bij een alm, een bergweide, door Italiaanstaligen een alpeggio genoemd en door Franstaligen een alpage. Valle d’Aosta is namelijk officieel tweetalig. Daarnaast spreken velen nog het Valdostaans. Vanachter een larikshouten staldeur klinkt een kortstondig geloei, maar verder is het stil op de alpeggio. Een houten bruggetje over een murmelende beek leidt ons weer naar het bos, waar voornamelijk fijnsparren de hellingen bezetten. Hogerop wordt het bos dunner en worden de sparren vervangen door lariksen. Om na een half uur op te breken in een lappendeken van plukjes bomen en open veldjes met kruiden en gras. Een uitnodigende plek voor een eetpauze. Met kaart en kompas bij de hand identificeren we de Mont Velán (3722m), de berg recht tegenover ons, en de daarachterliggende vierduizenders van het Grand Combin-massief.
De laatste vier kilometer naar de Chaligne-hut spelen zich af tussen de 1900 en 2000 meter hoogte. Over een onverharde weg, die veel uitzicht biedt op de toppen rond de grens met Zwitserland. Naast de driehoekige punt van de Dent d’Hérens (4171m) zien we een markante berg hoog boven het massief uit torenen. Een reusachtige, rokende schoorsteen, met verwaaiende wolkenpluimen aan de oostzijde. Dat moet de Matterhorn (4478m) zijn, al ziet hij er vanaf de Italiaanse kant heel anders uit dan op de Toblerone-plaatjes. Geen steil oplopende driehoek, eerder een hoop stenen die plompverloren op de Wallisser Alpen lijkt te zijn gemikt. Opeens begrijp je waarom de mens goden in het leven is gaan roepen. Onze panoramische wandelsessie eindigt bij Rifugio Chaligne, op 1936 meter hoogte. Een uitstekende, uit natuursteen opgetrokken berghut met 36 slaapplekken, verdeeld over vier slaapzalen van verschillende grootte.
Bij Rifugio Chaligne heb je alle tijd om je te vergapen aan de vierduizenders aan de overkant van de Grote Sint-Bernhardvallei. En daar wordt ruimschoots gebruik van gemaakt, want rond de hut is een keur aan zitplekken met tafeltjes te vinden. Naast het terras is een barretje neergezet, waar je alles tussen koffie en bier kunt bestellen. Ook het avondeten is prima. Vooral de door schoonvader gemaakte ambachtelijke worsten vallen in de smaak. Als het niet tegenzit, krijg je ze vergezeld van kazen, spek en gedroogde ham als antipasti voorgeschoteld op een houten plankje bij aanvang van de maaltijd. Wil je een lekkere fles wijn bestellen? Dat kan. Wie de Tour du Mont Fallère loopt, hoeft dus niet zelf gevriesdroogde boerenkool in een te klein pannetje bereiden. Mocht je op pad willen met een aspirant bergliefhebber die wat bourgondisch is ingesteld, dan is de TMF dé tour om deze zonder morren de eerste toppen en colletjes over te loodsen.
11 km, 5,5 uur, 970 m stijgen en 500 m dalen
De sterren zijn allang verbleekt als de zon boven de ruggen van de Walliser Alpen uit klimt, en z’n stralen als bliksemschichten de vallei in jaagt. Vandaag staat de wandeling naar Rifugio Mont Fallère op het programma, een tocht op hoogte die zich, afgezien van de eerste kilometers, boven de boomgrens zal afspelen.
We hebben de hut nog niet verlaten of er klinkt een doordringend gefluit. Als we opkijken zien we een alpenmarmot in een veel te ruime bontjas de helling over rennen. Hij heeft nog een paar maanden voor hij in winterslaap gaat. Tot die tijd kan hij zich nog lekker volvreten. Hut en marmot raken uit het zicht als we na een paar honderd meter een lariksbos betreden en een beboste bergrug gaan ronden over een smal, en steeds steiler wordend pad omhoog. Eenmaal boven de boomgrens krijgen we zicht op een enorm bergmassief in westelijke richting. En hoewel wolken ons het zicht op de top ontnemen, herkennen we meteen de Mont Blanc (4808m).
Meer informatie over deze reis is te vinden op de website van SNP Natuurreizen. Of ga direct naar vertrekdata en boeken.
We bereiken ons eerste topje, deze reis: de 2608 meter hoge Pointe de Chaligne. Ruim twee kilometer lager dan de Mont Blanc, maar markant genoeg om er een groot houten kruis op te plaatsen. Het is inmiddels grijsverweerd. Na de onvermijdelijke selfies dalen we een stukje af naar Col de Metz (2492m), waar we in westelijke richting afslaan richting Lago Fallère. Vergeet bij de afdaling van deze pas vooral niet om even goed op de bodem te kijken, want het staat er vol met edelweiss. Zie je er één, dan zul je er beslist veel meer ontdekken. Ben je eenmaal afgedaald naar de almboerderij, dan kun je ook nog eens veel orchideeën spotten. In de natte delen rond het beekje staan, afhankelijk van het seizoen, flink wat soorten.
De route loopt weer wat omhoog om Lago Fallère (2415m) te bereiken, een lekker fris meertje aan de voet van de Mont Fallère, de 3061 meter hoge berg die zijn naam heeft uitgeleend aan de TMF. Aanvechting om te zwemmen hebben we niet. De harde wind die in de loop van de dag is opgestoken heeft het mooie weer verdreven en een grijs wolkendek aangevoerd, waar de zon even geen raad mee weet. Gelukkig blijft het wel droog. Zonder problemen bereiken we Rifugio Fallère (2385m), eindpunt voor vandaag en eindpunt voor morgen, want we zullen hier twee nachten blijven. De extra dag willen we gebruiken om de omgeving rond de hut te verkennen en de Mont Fallère te beklimmen, via een uitdagender pad met een stukje graat en wat kettingen.
Houten priesters en versteende gemzen
Maar wat de volgende morgen een beklimming van de drieduizend meter hoge berg had moeten worden, wordt een korte, geïmproviseerde op-en-neerwandeling langs route 13 richting het Aosta-dal. De weersverwachting met harde wind en pittig onweer is zo slecht dat we het niet aandurven om de Mont Fallère op te gaan. In plaats daarvan lopen we route 13, een beeldenroute, uitgelegd door Siro Viérin. Hij is niet alleen bedenker van de Tour du Mont Fallère en eigenaar van de Rifugio (samen met zijn zoon François), maar ook een gepassioneerd beeldhouwer. Waar je ook kijkt, overal waken Siro’s creaties over het berglandschap. Het zijn er inmiddels meer dan vierhonderd. Een vrijend stelletje op de grond valt alleen op als je achter een steen kijkt. Andere beelden zie je van verre staan. Zoals een uit beton gegoten gems op een rotsblok. Vormgegeven naar de natuur, in een levensechte houding. Om dit soort natuurgetrouwe beelden te maken graaft Siro eenmalige mallen in het zand, die hij volstort met een mengsel van cement, zand en water, en versterkt met betonijzer. Verder dalwaarts heeft de beeldhouwer de 19de-eeuwse kerkvader en dichter Jean-Baptiste Cerlogne vereeuwigd in hout. Boek op de rug, de blik richting het Aosta-dal gewend. Het is een beeld waarmee Siro ons iets wil bijbrengen over ‘zijn’ Valle d’Aosta. Cerlogne was niet alleen een pionier in de grammatica van het Valdostaans (een Arpitaans dialect, dat door bewoners van bergweides wordt gesproken, ook aan de andere kant van de Franse grens), hij was ook de auteur van het eerste Valdostaanse woordenboek. Op een plaquette aan de rots wordt in drie talen uitgelegd wie Cerlogne was. In het Italiaans, in het Frans, en natuurlijk in het Valdostaans.
14 km, 6 uur, 440 m stijgen en 1550 m dalen
Onze laatste dag, het is dringen bij het ontbijt. Nu het weer is opgeklaard, wil iedereen vroeg vertrekken. Maar om half negen gaan we dan toch op pad. Om de top van de 2822 meter hoge Monte Vertosan te bereiken, moeten we via de Col de Fenêtre, een pas op zo’n uur omhooglopen vanaf de hut, die een fantastische blik biedt in het Grote Sint-Bernharddal. Moeilijk wordt de route nergens. Ook niet als we bovenin wat velden met rotsblokken moeten doorkruisen, want de gaten tussen de blokken zijn grotendeels opgevuld met keien. Spectaculair is dit hoogste deel van de TMF wel. Bij helder weer is de top van de Monte Vertosan dan ook dé plek om uitgebreid te pauzeren. Natuurlijk; wéér zicht op al die vierduizenders, maar ditmaal uit een ander perspectief, met een prachtig rotslandschap op de voorgrond.
Pas na een klein uur dalen we via een steil paadje af naar Col de Vertosan (2698m), waar de richtingborden ons verder bergafwaarts dirigeren naar almboerderij Tsa de Flassin (2260m). Het zicht op de Matterhorn moeten we onderweg ergens zijn verloren. We zijn weer aangeland in de zone waar koeien en boeren de dienst uitmaken. Althans in de zomer. ’s Winters regeert de onstuitbare natuur, die de lange onverharde weg naar beneden bedreigt met massieve lawines van sneeuw, stenen en ijs. Om haar enigszins in toom te houden hebben ingenieurs overal zware lawinekeringen ontworpen. Maar het blijft vechten tegen de bierkaai. Overal zien we bergen van vers, door bulldozers verschoven materiaal.
Na een lange slingerpartij door het naaldbos mondt de weg uit in de Grote Sint-Bernhardvallei. Ronkende motoren op weg naar Zwitserland drukken ons met de neus op het feit dat we weer in de bewoonde wereld zijn beland. In het park langs de rivier zitten Italiaanse families nog wat na te tafelen na hun zondagse lunch. Anderen leggen een kaartje. Het was vandaag een uitgelezen dag om de warmte van de stad in Turijn of Aosta te ontvluchten. Voor de boeren uit de omgeving was het de dag van de grote veeschouw in Étroubles. We lopen erlangs als we de laatste meters van onze tour lopen. Een mooi einde van een mooie en compacte route.
Fotograaf en reisjournalist Lex van den Bosch liep de Tour du Mont Fallère met zijn 20-jarige nichtje Lieselotte. Het was de eerste keer dat ze een huttentocht op hoogte maakte. Maar zeker niet de laatste.
Tip: je kunt de tocht ook in 3 dagen doen, dan sla je de rondwandeling over