Wie wil bergwandelen in Italië, heeft heel veel te kiezen. Het Valle d’Aosta, de ruige Dolomieten, stille en groene Apennijnen, de machtige Orobische Alpen of de bergen rond het zonnige Lago Maggiore. Prachtige gebieden waar je uitdagende huttentochten kunt maken. Tien fijne tips waar je mee aan de slag kunt!
Italianen trekken graag de bergen in. In vrije weekends of in de lange Italiaanse zomervakantie is het bijna overal in de bergen druk én gezellig. Maar ook buiten het seizoen staan Italianen voor dag en dauw op om een dag of weekend te wandelen of klimmen.
Een huttentocht maken in Italië is anders dan in bijvoorbeeld de Zwitserse of Oostenrijkse bergen. Berghutten zijn over het algemeen lastiger bereikbaar en de afstanden tussen de verschillende hutten zijn vaak groter. Bovendien zijn de hoger gelegen wandelpaden tussen de hutten niet altijd geschikt voor beginnende wandelaars. Soms is het beter te kiezen voor een afdaling naar het dal om vervolgens weer omhoog te wandelen naar een volgende hut. Waar Italiaanse hutten zich ècht in onderscheiden is de sfeer en het fantastische eten. Wie ooit een huttentocht in de Orobische Alpen heeft gemaakt, komt met drie kilo overgewicht thuis. Vier of zelfs vijf gangen zijn op een Italiaanse berghut heel normaal waarbij ook wijn en grappa rijkelijk vloeien! Om over de fantastische koffie maar niet te spreken.
Alleen wat betreft het ontbijt is er nog een wereld te winnen, maar dat geldt evenzo voor de hutten in Frankrijk en Spanje. Tip dus voor bergwandelaars in Italië; zorg voor extra mondvoorraad in de ochtenduren!
Naast eten en sfeer blinken Italiaanse berghutten nog ergens in uit: kamertjes voor twee of vier personen. En dat is een zegen voor iedereen die het zat is om hutjemutje naast elkaar te slapen. Samengepakt in een muf ruikend hok, onder paardenharen dekens en met het hoofd op een slap kussentje vol onbestemde vlekken. In navolging van Italië worden ook in de andere Alpenlanden nieuwe hutten (of hutten die worden verbouwd) voorzien van kamers voor twee en vier personen. Niet dat daarmee de vertrouwde slaapzaal helemaal verleden tijd is, maar de opmars van het ‘kamertje’ is onmiskenbaar.
De meeste Italiaanse hutten zijn ook langer open dan in andere Alpenlanden. Gaan de Franse hutten soms al rond 7 september dicht, in Italië kun je vaak nog terecht tot eind oktober. Een groot pluspunt, want de herfst in de bergen is fantastisch! Uiteraard hangt de wintersluiting van een hut altijd samen met de weersomstandigheden. Bij hevige sneeuwval zal een hut de deuren eerder sluiten.
De zogenaamde Tochtenwiki van de NKBV (Koninklijke Nederlandse Klim- en Bergsport Vereniging) geeft een overzicht van alle berghutten die zijn aangesloten bij een alpenvereniging. Niet alleen in Italië, maar ook in de overige Alpenlanden.
Voor rifugi geldt dat reserveren in de drukke zomermaanden absoluut aan te raden is. Op populaire routes in de Dolomieten en Alpen is het 's zomers zo druk dat je zonder tijdige reservering nauwelijks een overnachtingsplek kunt vinden.
Belangrijk om te weten als je in een Italiaanse hut gaat reserveren: met je lidmaatschap van de NKBV heb je in privéhutten geen en in hutten van een alpenclub (in Italië de CAI) wel korting op een overnachting: het zogenaamde Gegenrecht of Reciprocità in goed Italiaans. In alle Alpenlanden (incl. de Pyreneeën) gaat het in totaal om meer dan 1.200 hutten waar je met je lidmaatschap korting op de overnachting ontvangt tot 50 %. In Italië krijg je korting in ruim 350 bemande hutten (op een totaal van 774 hutten).
Overigens loont het de moeite je lidmaatschap van de bergsportvereniging ook te tonen in privéhutten, want soms zijn er speciale onderlinge afspraken gemaakt.
Het Adamello bergmassief ligt ingeklemd tussen de ruige Brenta Dolomieten en de besneeuwde bergpieken van het Ortlermassief. Het massief (graniet) is rijkelijk bedekt met gletsjers en bergmeren. De hoogste bergtoppen zijn de ruim 3.500 meter hoge Adamello en Presanella. Het grootste deel van de Adamellogroep is beschermd natuurgebied. In het westen ligt het Parco Regionale dell' Adamello, in het oosten het Parco Adamello-Brenta.
In het gebied zijn nog volop sporen van de Eerste Wereldoorlog te vinden: van 1915 tot 1917 liep de Oostenrijks-Italiaanse frontlinie (het Dolomietenfront) door het massief. Langs overblijfselen van bunkers en loopgraven loopt de Friedensweg of Sentiero della Pace (ca 700 km, 45 dagetappes). Deze voert van Zuid-Tirol naar de Zwitserse grens.
Een andere machtige meerdaagse huttentocht is de Alta Via dell'Adamello (ook: Sentiero no. 1). De 85 km lange trektocht loopt van zuid naar noord door de Adamellogroep. Hij wordt meestal in zes tot acht etappes afgelegd waarbij je op bijna 3.000 meter hoogte komt. Alleen geschikt voor ervaren bergwandelaars. Gelukkig kun je ook dagtochten naar diverse (prachtig gelegen) hutten maken.
De Ortler is een groot en imposant gebergte ten zuiden van de centrale (hoofd)kam van de Alpen. Het is verdeeld over de Italiaanse provincies Alto Adige (Südtirol), Trentino en Lombardije en ligt direct ten zuiden van de Oostenrijkse Ötztaler Alpen. De hoogste top van deze vergletsjerde berggroep, de Ortler (3.905 meter), is ook naamgever van het gebied. Tegelijkertijd is de berg het centrum van een hele reeks kammen met toppen van 3.000 meter en meer. Ooit was het de hoogste berg van het Oostenrijks-Hongaarse Rijk. Het oostelijke deel van het gebied valt binnen het Parco Nazionale dello Stelvio.
Ervaren bergwandelaars kunnen hun tanden stuk bijten op de goed bewegwijzerde Ortler Höhenweg (119 km). Deze huttentocht loopt rondom het nationale park Stilfserjoch, van het Zuid-Tiroolse Vinschgau tot het Valtellina in Lombardije. Over het hele traject gemeten moeten er ruim 8.000 hoogtemeters overwonnen worden waarbij de Ortler altijd centraal ligt. Ook kortere tochten zijn in het Ortlergebied goed mogelijk, maar de dagtrajecten zijn zelden makkelijk en de te overwinnen hoogteverschillen groot.
De Orobische Alpen (Alpi Orobie) of Bergamasker Alpen (Alpi Bergamasche) zijn een voorgebergte van de ‘echte’ Alpen. Vandaar dat in het Italiaans vaak het extra voorvoegsel 'Pre' (Prealpi Orobie of Prealpi Bergamasche) wordt gebruikt. De Orobische Alpen bieden prachtige panorama's op berglandschappen met meren, alpenweides en rotspieken. Overnachten doe je in vaak gezellige en comfortabele berghutten waar je fantastisch lekker (en veel!) kunt eten. Onderweg is de kans groot dat je bergmarmotten en steenbokken kunt spotten. Beneden in de valleien vind je veel authentieke dorpjes die goede uitgangspunten vormen voor huttentrektochten. Wie een tocht tussen de hutten wil maken, moet zich wel goed voorbereiden. Sommige routes zijn lang, zwaar en technisch uitdagend (smalle paden, soms hulpmiddelen, eenzaam). Voor wandelaars met weinig ervaring is het soms beter af te dalen naar het dal en vanuit daaruit naar een volgende hut te lopen.
Een uitdagende huttentocht is in ieder geval de Sentiero delle Orobie Occidentali. Een prachtige en afwisselende, maar ook stevige trekking van bijna 100 km. Geschikt voor ervaren bergwandelaars die hem in zes dagen kunnen lopen. Een andere meerdaagse huttentocht, oostelijk in het gebied, is de Sentiero delle Orobie Occidentali.
De Alta Via Numero Uno is de bergwandelklassieker onder de wandelklassiekers. Deze 7-daagse trektocht slingert als een sliert spaghetti door de Dolomieten. Als het aankomt op fenomenale vergezichten kunnen weinig bergtochten door Italië tippen aan deze trekking. Dat hij ook te doen is voor kinderen, bewijst dit reisverhaal.
Rond het Lago Maggiore is het prima wandelen. Het 66 kilometer lange meer ligt deels in Zwitserland en deels in Italië. De beschutte ligging aan de zuidzijde van de Alpen en de hitte van de Povlakte zorgen voor een aangenaam mediterraan klimaat. Van april tot juni is het voorjaar en de natuur op z’n mooist. Eind juni zijn ook de laatste resten sneeuw op de toppen boven het meer gesmolten en staan de alpenrozen in volle bloei. In de nazomer kan het nog lang mooi weer blijven, zeker in de lagere delen rond het meer. Dat maakt het Lago Maggiore tot een perfecte bestemming voor bijna het hele jaar.
De mogelijkheden, vooral voor dagtochten, zijn groot. Zeker ook voor gezinnen met kinderen. Er zijn diverse goed beklimbare toppen met onderweg gezellige hutten om wat te eten en te drinken. Sommige plekken kun je beter vermijden in de weekends: zowel vakantiegangers als Italianen zelf trekken dan massaal de bergen in. Een (korte) huttentrektocht in de bergen rondom het Lago Maggiore is zeker mogelijk. Soms is daarbij een overnachting in een onbemande hut noodzakelijk. Proviand meenemen dus. Onvergetelijk: een overnachting op de Rifugio Al Legn met uitzicht op het Lago Maggiore!
De Friulaanse Dolomieten liggen in het noordoosten van Italië, niet ver van de grens van Oostenrijk, in één van de kleinste regio’s van Italië: Friuli Venezia Giulia. Ze vormen een laatste staartje van de beroemde Dolomieten. Hoewel de Friulaanse Dolomieten bij weinig Nederlanders bekend zullen zijn, is het een geweldig wandelgebied dat het verdient om ontdekt te worden. Een deel van het gebied is natuurpark: het Parco Naturale Dolomiti Friuliani. Het is rijk aan flora en fauna. Enkele jaren geleden is de steenbok in het park geherintroduceerd.
In de Dolomiti Friulane kun je een mooie driedaagse ronde maken waarbij je elke dag een pas oversteekt. De driedaagse tocht, ook geschikt voor kinderen, begint en eindigt bij de Refugio Padova (1300 meter). De Anello delle Dolomiti Friulane is een vierdaagse tocht die min of meer gelijk loopt aan de driedaagse ronde en eveneens begint en eindigt in de Refugio Padova. Onderweg slaap je in authentieke hutten waar veelal lokale gerechten op tafel komen.
De Monti Sibillini-keten is ongeveer 30 kilometer lang, noord-zuid gericht en onderdeel van de Apennijnen. Het heeft brede valleien en beboste hellingen die steil aflopen naar de meer vruchtbare en bewoonde randen. De hoofdkam vormt de geografische (water)scheiding tussen de Tyrrheense kant (Umbrië) in het westen en de Adriatische kant (Marche) in het noorden en oosten. De Sibillini bestaan vooral uit kalksteen. Gletsjers hebben later sporen nagelaten in de vorm van cirkels en U-vormige troggen. Wat vooral opvalt is de kaalheid; er zijn maar weinig bomen boven de 1500 meter. De rest is gekapt zodat de schapen (ooit 400.000 stuks) kunnen grazen. Het leven speelt zich af in middeleeuwse dorpjes, in boerenhuizen rond piepkleine kerkjes, met een paar akkers, ingeklemd tussen kreupelhoutbosjes en struiken.
De Grande Anello dei Sibillini (GAS) is een 8-daagse rondtocht van 120 km door het nationale park Monti Sibillini waarbij je op een hoogte tussen de 700 en 1800 meter loopt.
Het Val Maira ligt in de provincie Cuneo in de Italiaanse regio Piemonte, tegen de grens met Frankrijk. De wandelaar vindt in het verlaten dal vrede, rust en ruimte zoals je nog maar zelden tegenkomt in dit deel van Europa. Het Val Maira is met haar zijdalen een heus paradijs voor (berg)wandelaars. Naast talloze dagtochten behoren meerdaagse huttentochten tot de mogelijkheden. De Sentiero Roberto Cavallero is een voorbeeld van een machtige meerdaagse trektocht voor gevorderden. De Percorso Occitano is een andere trektocht waarmee je in 13 dagen het hele Val Maira door kunt wandelen. Deze tocht is toegankelijker en ook voor gezinnen met wat oudere kinderen een aanrader (bagagevervoer mogelijk!).
De Grande Traversata delle Alpi (GTA) doet ook het Val Maira aan. Tot slot zie je op sommige plekken markeringen van de Via Alpina, de monstertocht van 5.000 kilometer dwars door de Alpen.
De Grande Traversata delle Alpi (GTA) is een lange en zware wandeling: 900 kilometer lang met 60.000 kilometer hoogteverschil. Meestal wordt de route in zo’n 65 dagetappes gelopen. Het is ook goed mogelijk om delen ervan in een trektocht van 2 tot 4 weken te doen. Bijzonder aan de Grande Traversata delle Alpi is dat de wandeltocht over rustige wandelpaden door de Italiaanse Westalpen voert waarvan grote wandelgebieden nog wild en eenzaam zijn.
Lees hier meer over de GTA.