De Beierse koningskastelen werken als magneten op toeristen. Wie ze in alle rust aan elkaar wil knopen, doet de Maximiliansweg en wandelt door sprookjesachtig mooie landschappen. Wij pikken het neusje van de zalm eruit door de Ammergauer Alpen, het grootste beschermde natuurgebied van Beieren.
Dikke wolken hangen boven het land en kappen de toppen van de bergen af. Het uitzicht over het Füssener merengebied gaat verloren in het troebele niets. Burchtruïne Falkenstein, op de overgang van vlak land en bergen, gaat gehuld in nevel. Precies het weer als toen. Maar Koning Maximilian II en zijn gevolg lieten er hun goede humeur niet door bederven. In de zomer van 1858 maakten ze een vijf weken durende voettocht van Lindau naar Berchtesgaden, dwars door het Beierse Alpenland. De regent wilde het land van zijn onderdanen beter leren kennen. Ook de anglist professor Friedrich von Bodenstedt nam aan die reis deel. Hij hield de landschappen en curiositeiten onderweg bij in zijn boek ‘Reis van een koning’.
‘De een hoefde de ander maar aan te kijken om te lachen’, schrijft hij, ‘want met uitzondering van de koning, die een merkwaardig rustige en gelijkmatige tred had en daardoor het minst bevuild van allen was, zag ieder van ons er op zijn manier komisch uit, van onder tot boven bedekt met de wonderlijkste vuil-hiërogliefen..’ Natuurlijk stelt een koning prijs op enig comfort, in dit geval de begeleiding door 43 paarden. Langere afstanden werden rijdend of per koets afgelegd. Desalniettemin riep de Duitse Alpenvereniging koning Max uit tot langeafstandwandelaar en lanceerde in 1991 de Maximiliansweg.
Wij pikken het neusje van de zalm eruit, het ongeveer vijftig kilometer lange traject tussen Pfronten en Oberammergau. Het voert van west naar oost door de Ammergauer Alpen, daar waar de Beierse koninklijke familie zich het liefst ophield en waar hun zomerresidentie en talrijke jachthuizen te vinden waren. Al na één uur stijgen vanaf Pfronten-Steinach treedt Max in de schaduw van zijn zoon Ludwig II, die als sprookjeskoning de annalen in ging. ‘Meer dan 700 jaar regeerde het adellijke Beierse geslacht Wittelsbach’, vertelt Erih Gößler, die enkele jaren als kasteelgids in Neuschwanstein gewerkt heeft en nu als wandelgids over koninklijke sporen onderweg is. ‘Koning Max II, die van zijn vader - Ludwig I - de Beierse troon had geërfd in 1848, was liever professor geworden’, glimlacht ze.
De koning bevorderde niet alleen de kunst en de wetenschap, maar ook het sociale leven. Hij ondersteunde de volksmuziek en het dialect en de klederdracht, wat hem een geliefde koning maakte. ‘Max, een rustig en bezonnen mens, blijft enigszins in de schaduw van zijn zoon, een man met een controversiële persoonlijkheid en een voorliefde voor het bouwen van bizarre culturele monumenten’, aldus Erih. Ludwig II kocht in 1884 Falkenstein. De ruïne wilde hij snel afbreken en er een pronkstuk laten verrijzen dat nog mooier zou zijn dan Slot Neuschwanstein. Zijn dood kwam ertussen.
De oude muur houdt nog steeds stand, ondanks het weer. Al snel worden we opgeslokt door het bos, al laat de Zirmgraat steeds weer glimpen zien van de fraaie omgeving. Van de Saloberalpe dalen we af naar de bekoorlijke Alatsee. Mooier zou het gelijknamige hotel er niet bij kunnen liggen. Rustig, zonder buren, direct aan de oever, met culinaire hoogstandjes en een korte aanlooproute - de ideale herberg vinden wij.
De volgende morgen lacht opnieuw de zon. We doen onszelf een rondje zwemmen kado in het kristalheldere water voordat we ons door verleidelijke koffiegeuren naar het ontbijt laten lokken. De Faulenbach voert ons al snel naar de stad Füssen, ‘wiens oude burcht met meerdere torens, erkers en kantelen hoog boven de Lech uit priemt’, om het met de woorden van Bodenstedt te zeggen. Een ommetje door het oude middeleeuwse centrum is een must. Net als een afsteker naar de Lechfall, die zich - komend van Tirol - schuimend door een kloof boort, om dan turkooise blauw en relaxed in het Füssener merenland te stromen.
Terwijl koning Max en zijn gevolg onder aan de berg rondreden, klimmen wij over de Kalvarienberg naar Hohenschwangau. De Maximiliansweg houdt zich niet precies aan de koninklijke route, maar neemt z’n toevlucht tot voetpaden en bestaande langeafstandwandelpaden, zoals de E-4. De omliggende bergen reflecteren op de Schwansee als een licht bewogen schilderij. Wij plonzen in het schilderij en genieten van de koelte op deze warme middag. Het Schwanseepark was de trots van koning Max. De moerassen en gentiaanweiden had hij in 1838 laten omtoveren tot een Engelse tuin. Vlinders zoemen om moerasgladiolen. Van dit soort botanische rariteiten zijn er langs de route veel te vinden.
Het is verbazingwekkend rustig op ons pad, terwijl het zo ongeveer om de hoek krioelt van de toeristen. Alle nationaliteiten van de wereld staan in de file bij het ticketcentrum voor een kaartje voor een van de populaire kasteelrondleidingen. Halzen worden gerekt, mobieltjes in de lucht gestoken, nu eens rechts, naar het met torentjes en kantelen versierde slot Hohenschwangau, dan weer naar links naar het nog speelsere slot Neuschwanstein.
Terug naar het jaar 1858, toen alleen Hohenschwangau er was. Behalve over de ‘heerlijkheden van de omgeving’ was Bodenstedt ook enthousiast over de kunstzinnige inrichting van de vertrekken, met afbeeldingen uit de sagenwereld van de Nibelungen, van Lohengrin en van Tannhauser. Een fantasiewereld, die later zoon Ludwg II zou inspireren.
Ze zaten graag boven op de Tegelberg. Max en Ludwig. Waar je je vrij als een vogel voelt en je blik eindeloos kan zweven. De liefde voor de bergen hadden beide mannen gemeen. Weliswaar trok Ludwig zich steeds meer van de buitenwereld terug, wat hem een aura van geheimzinnigheid gaf. Alleen al het feit dat er een Vereniging van Vrienden van Koning Ludwig II is, maakt duidelijk dat de Beieren hun koning nog steeds vereren. De vrienden laten niet na om op 12 juni, de avond voor Ludwigs dood, beladen met fakkels naar de top van de Branderschrofen te klimmen om een bergvuur te ontsteken in de vorm van een kruis. In de nacht van Ludwigs geboortedag (25 augustus) brandt een grote L op de berg. En niet alleen hier. Overal in de omgeving vlammen er bergvuren op de toppen en graten. Zo zou Ludwig, met zijn gevoel voor drama, het graag gezien hebben.
Bij de waterval bij de Kenzenhut, ons derde etappedoel, bewonderde hij Bengaals vuur, dat het naar beneden kletterende water in alle kleuren liet oplichten. Zowel Tegelberghuis als Kenzenhut, Brunnkopfhuis als Pürschlinghuis - allemaal zijn het voormalige koninklijke jachthutten, die vandaag de dag aantrekkelijke onderkomens zijn voor wandelaars. Hun bouwer, koning Max, had een neus voor mooie plekken.
We naderen de Kenzenhut over de alpiene variant. Een hoogtepunt van de zesdaagse tocht, deze hut, maar het pad erheen is zweet verwekkend en lang. De kamroute over Krähe en Hochplatte verloopt geëxponeerd en heeft trajecten die te vergelijken zijn met een klettersteig. Dat duurt vaak langer dan gepland. Maar wat een feest voor de ogen! Vooral op de Geiselstein, de ‘Matterhorn van de Ammergauer’. De lekkere noedelgerechten die de Kenzen-dirndls serveren komen als geroepen, net als het vers getapte bier.
Ook aan het Linderhof stond ooit slechts een eenvoudig jachthuis van koning Max. Ludwig II liet er een klein Versailles aanleggen, naar zijn grote voorbeeld Louis XIV. In het ruim opgezette park zijn allerlei rariteiten verstopt, zoals een Maurische kiosk, een Marokkaans huis, en ook de op Wagners opera’s geïnspireerde Hundinghut en de hermitage van Gurnemanz. En dan natuurlijk de legendarische Venusgrot, waarin Ludwig zich graag met een gouden schelpboot over een verlicht meer liet roeien.
Ludwigs lievelingskasteel willen we in geen geval overslaan en we dalen af naar het Graswangdal. Vooral in de avond en ochtend, als er nog geen dagjesmensen rondrennen, krijgt Linderhof zijn flair terug als eenzaam toevluchtsoord van een in zijn droomwereld ingesponnen koning. Terug naar het jaar 1858. Net als koning Max en zijn gevolg beklimmen we de volgende dag de Brunnenkopf. ‘Naar het noordoosten zagen we over zwarte bergen heen heel duidelijk het Ammermeer en het Starnbergermeer liggen; aan de andere kant daalden de blikken af naar het schilderachtige bergdal, waardoor de Ammer stroomt’, zwemelt Bodenstedt. Aan het grandioze uitzicht komt tot in Oberammergau geen einde.
Praktische informatie over de Maximiliansweg
De Ammergauer Alpen, ook Ammergebergte genoemd, strekken zich uit tussen Pfronten in het Ostallgäu en Garmisch-Partenkirchen in Opper-Beieren, respectievelijk Reutte en Ehrwald in Tirol. In het hart ontspringt de rivier en naamgever van het gebied, de Ammer. Een dun bevolkt gebied en met 28.850 beschermd terrein Beierens grootste beschermde natuurgebied.
De Maximiliaanweg is een lange afstand wandelroute van ca 350 km van Lindau aan de Bodensee naar Berchtesgaden. De route is vernoemd naar Maximilian II, koning van Beieren, die in de zomer van 1858 een vijf weken durende reis ondernam. Wij liepen in zes etappes van Pfronten naar Kolbensattel door de Ammergauer Alpen.
Met de trein van Amsterdan naar Düsseldorf, Ulm en Kempten naar Pfronten-Steinach. De tocht duurt nauwelijks langer dan met de auto.
Juni tot oktober. Het hoofdseizoen, augustus, kun je beter mijden. En ook in de weekenden zijn de hutten vaak volgeboekt. Het best start je de wandeling op zondag of maandag.
Je moet tredzeker zijn. Daarnaast moet je voor de alpiene variant op de derde etappe - over de Hochplatte naar de Kenzenhut - ook vrij zijn van hoogtevrees.
Normale wandeluitrusting, bergwandelschoenen met stroeve profielzolen, eventueel wandelstokken. Bekijk de Op Pad-paklijst voor huttentochten.
Er zijn twee degelijke, praktische wandelgidsen:
De eerste is iets uitvoeriger en na aanschaf kun je gratis de gps-track downloaden.
Kaarten van de Alpenvereniging, 1:25 000, BY5, Tannheimer Berge, pluse BY6, Ammergebirge West en BY7, Ammergebirge Ost, prijs per stuk € 9,80.