In de Alpen is er nauwelijks een gebied te vinden waarin zoveel bergmeren, watervallen en beken te vinden zijn als in de Schladminger Tauern. Van de honderden bergmeren die hier te vinden zijn, zijn er afgelegen meertjes bij die nog geen eens een naam hebben. Genoemd naar het stadje Schladming in het Ennsdal, vind je dit gebergte op de grens van de deelstaten Stiermarken en Salzburger Land. Tijdens deze tocht over de Schladminger-Tauern-Höhenweg loop je bijna elke dag wel langs één of meerdere bergmeren en zie je talrijke beken en watervallen.
„Wauw, wat een begin van een huttentocht!“ roept één van m’n tochtgenoten als we uit de wandelbus stappen en het schilderachtig almdorpje van de Ursprungalm aan de voet van de imposante Kalkspitze zien liggen. Samen met een paar vrienden heb ik de Schladminger Tauern uitgezocht voor deze tocht. Niet alleen omdat het gebied de meeste bergmeren in de Oostalpen heeft, heerlijk ruig en meestal ook erg rustig is, maar ook vanwege de kleine en knusse berghutten.
Achter de almhutjes gaat het gelijk omhoog en we bereiken al snel de eerste grotere bergmeren, de Giglach-Seen. Een kleine heuvel langs het pad biedt een heerlijk uitzicht. Voordat we verder stijgen besluiten we in de berghut aan de oever wat te drinken. Mijn tochtgenoot Marcel is erg teleurgesteld als de huttenwaard hem vertelt dat hij geen cola heeft: „Weet je dan niet dat cola op deze hoogte giftig is?“ De waard vertelt het met zo´n ernstig gezicht dat we het bijna zelf zouden geloven. Blijkbaar gelooft Marcel hem wel en bestelt een Schiwasser.
Na de pauze lopen we direct langs de twee meren en gaat het pad daarna geleidelijk omhoog. We komen langs een paar stenen fundamenten uit de tijd dat er nog actief aan mijnbouw gedaan werd. Op het hoogste punt van deze etappe, de Rotmandlspitze op 2.453 meter, hebben we een grandioos uitzicht. Het lijkt wel of we alle bergtoppen van de Schladminger Tauern kunnen zien. Aan de overkant van het dal staan de indrukwekkende 1.000 meter hoge rotswanden van de Dachstein. Als we de diepte in kijken, zien we een paar bergmeren waarin nog ijs drijft. En dat midden in de zomer!
Na de Kruckeckscharte lopen we over steilere grashellingen in serpentines naar beneden. Onder ons, aan het einde van een hoogdal, zien we al van ver onze slaaphut liggen, de Keinprechthütte. Bijna vanzelfsprekend ligt ook hier een klein meertje en klatert er een waterval van de hoge rotswanden. Erhard, de huttenwaard, is een gezellige man die wel van een grapje houdt. Spontaan begint hij over gezond drinken te filosoferen als Marcel een cola wil bestellen. „Doe dan maar weer een Schiwasser.“ mompelt hij. Op het gemoedelijke terras genieten we van het zonnetje, de bergstilte en de alpiene coulisse. Na het heerlijke eten wordt het interessant - Erhard komt bij ons zitten en vertelt ronduit over de geschiedenis van de mijnbouw, ´zijn´ hut en het leven op 1.900 meter.
De volgende dag lopen we eerst langere tijd op nagenoeg dezelfde hoogte en komen zo aan de andere kant van het dal en bij de Trockenbrotscharte. Hier verlaten we (officieel) de noordkant van de Alpen en bevinden we ons inneralpien in het Salzburgse Lungau. Na een korte afdaling komen we bij de Landawirseehütte waar we lunchen. „Had ik al gezegd dat er achter de hut twee meertjes liggen?“ grapt Arnold vanachter de wandelkaart.
Vanaf het terras hebben we een indrukwekkend uitzicht op Hochgolling, met 2.862 meter de hoogste berg van de Niedere Tauern. Zo nieder zijn die Tauern dan toch weer niet. De berg ziet er ontoegankelijk en afwijzend uit maar oefent toch een bepaalde fascinatie op ons uit. Links ervan zien we de Gollingscharte, waarover wij straks zullen lopen om naar onze volgende slaaphut, de Gollinghütte, te komen.
Na een steile klim komen we aan op de Gollingscharte waar weer een paar staalkabels ons helpen het evenwicht te bewaren. Over grove puinhellingen dalen we af tot we weer ´vlakke´ almweides hebben bereikt. We raken nog meer onder de indruk van de Hochgolling als we direct onder de 1.200 meter hoge noordwand staan en nagenoeg rondom steile rotswanden om ons heen zien. Aangenaam vlak volgen we de kabbelende beek tot we de Gollinghütte hebben bereikt. Terwijl Marcel op het terras gelijk een Schiwasser bestelt, vraagt hij de huttenwaard of er ergens een bergmeertje naast de hut ligt. „Dat niet“ vertelt hij, „maar morgen komen jullie er meer dan 30 tegen!“ Enthousiast vertelt hij over de Klafferkessel, een keteldal op ca. 2.300 meter waar 30 kleinere en grotere bergmeren liggen. Het is een overblijfsel van de ijstijd en één van de hoogtepunten in de Schladminger Tauern.
Ondanks dat de Gollinghütte een stuk groter is dan de andere, is de sfeer er net zo gezellig en het eten minstens net zo lekker. De volgende ochtend starten we bijtijds. Niet alleen omdat de langste stijging voor ons ligt, maar ook om bij de Klafferkessel genoeg tijd te hebben. Via de top van de Greifenberg op 2.618 meter en een paar passages met staalkabels, bereiken we de Klafferkessel.
Op verschillende etages liggen hier tientallen meertjes die tussen het groen glinsteren. Door de combinatie van korstmossen, de gedeeltelijk met ijs gevulde meertjes en ruige rotspartijen krijgen we de indruk in een oerlandschap te staan. We struinen tussen de meertjes door op zoek naar mooie plaatjes en vergezichten. Net achter het laatste meertje gaat het pad door een kleine ´Scharte´ en dalen we door een compleet ander landschap af naar de Preinthalerhütte, de laatste slaaphut tijdens onze tocht. Als we voldaan op het zonovergoten terras neerploffen, valt Marcel op dat er naast ons iemand cola drinkt. Verbaasd kijkt hij ons aan en als eindelijk het kwartje valt, begint hij hard te lachen. „Geef mij toch maar een Schiwasser, je weet maar nooit!“ grijnst hij. ´s Avonds proosten we in de urige Stube op deze schitterende huttentocht en worden we het niet eens als we proberen het hoogtepunt te bepalen: „De knusse hutten!“, „Het ruige landschap!“, „De Klafferkessel!“, „Het uitzicht en de rust!“.
De volgende dag lopen we op ons gemak naar beneden en komen langs de grote Riesachsee met een paar kleine almen aan de oever. Op het terras van één van de eeuwenoude hutten bestellen we koffie en apfelstrudel en zijn we het wel snel eens dat dit één van de mooiste tochten tot nu toe is.