Je hoopt hem nooit nodig te hebben. Toch is de lawinepieper één van de belangrijkste uitrustingsstukken tijdens sneeuwtochten in de bergen, buiten de pistes. Mét lawinepieper wordt de kans om een lawine te overleven een stuk groter. Wat is een lawinepieper en hoe gebruik je 'm?
De lawinepieper is de laatste vijftien jaar technologisch enorm veranderd. Van analoog werden ze digitaal en door gebruikmaking van drie in plaats van twee antennes werd het precies zoeken makkelijker. Wat niet veranderde, is dat je regelmatig met een lawinepieper moet oefenen om in een lawine snel en doeltreffend te kunnen handelen. Dat is van levensbelang aangezien de overlevingskansen drastisch afnemen wanneer je langer dan vijftien minuten onder de sneeuw bent bedolven.
Een lawinepieper is een apparaat dat ellipsvormige, elektromagnetische (niet hoorbare) radiogolven uitzendt en ontvangt. Een lawinepieper die is ingeschakeld op ‘ontvangen’ kan het signaal opvangen van een andere pieper die ingeschakeld is op ‘zenden’ en stelt je in staat om die pieper (en daarmee de bedolven persoon die hem bij zich draagt) op te sporen. Naast een lawinepieper heb je ook altijd nog een sonde (opvouwbare prikstok waarmee je in de sneeuw prikt om te voelen of het slachtoffer daar ligt) nodig en een sneeuwschep om de persoon uit te graven.
Een lawinepieper meenemen alleen is niet genoeg. Het apparaat moet ingeschakeld zijn op ‘zenden’. Het is een goede regel om dat altijd eerst te doen voordat je in de ochtend de deur uitgaat. De pieper zendt dan een niet hoorbaar radiosignaal af.
Zodra er iemand onder de sneeuw verdwijnt, zet je jouw lawinepieper op ‘ontvangen’, zodat het zendsignaal kan worden opgepikt van de pieper van degene die is bedolven. Het bereik van een lawinepieper is helaas niet zo groot als van een radio. Soms moet je eerst een zoekactie (stap 3) doen voordat jouw lawinepieper het signaal oppikt.
In het beste geval pikt jouw pieper dus direct het signaal op van de persoon die onder de sneeuw ligt. Gebeurt dat niet, dan moet je eerst op zoek naar dit signaal. Wie in een lawine niet direct overlijdt, heeft 92% kans om te overleven mits hij of zij binnen vijftien minuten wordt gevonden. In de volgende vijftien minuten zakt de kans naar 30%. Daarom is het belangrijk om de lawine zo efficiënt mogelijk af te zoeken. Op de achterkant van je pieper staat wat de zoekbandbreedte ervan is. Loop zigzaggend over de lawine waarbij je die maximale afstand tussen twee punten scherp in het oog houdt (de zoekbandbreedte). Houd de pieper bij je oor, zodat je het zo snel mogelijk hoort als je contact hebt. Kijk van links naar rechts (misschien zie je iets dat erop kan wijzen dat het slachtoffer daar ligt, zoals een deel van een kledingstuk) en draai achtjes, zodat de antennes in je pieper zoveel mogelijk bereik hebben.
Zodra je pieper een signaal opvangt, houd je hem horizontaal met het scherm naar boven, voor je gezicht. Zo zie je in welke richting de pijl wijst en welke kant je ongeveer op moet. Je begint in een flink tempo in de richting van de pijl te lopen. Als de richting goed is, wordt het getal op het display kleiner. Gebeurt dit niet, draai dan 180 graden om; de meeste piepers weten niet wat voor en achter is.
Zodra de afstand op je display tien meter is geworden, ga je rustiger lopen. Bij vijf meter neemt je tempo nog verder af en bij drie meter (bij Pieps apparaten vanaf 2,5 meter volgens voorschrift) ga je op je knieën met je lawinepieper vlak boven de sneeuw. Beweeg de pieper rustig in de richting die met de pijl wordt aangegeven. Zoek het laagste getal. Op deze plek ga je precies 90 graden naar links om te kijken of het getal nog verder afneemt. Loopt het getal op, probeer het dan 90 graden naar rechts vanaf hetzelfde beginpunt. Hier begin je met sonderen.
Met de sonde prik je in de sneeuw om te voelen of het slachtoffer daar ligt. Heb je hem of haar gevonden, dan graaf je de persoon zo snel mogelijk uit met een sneeuwschep. Als er meer slachtoffers zijn, dan begint je zoekactie opnieuw.
Een analoge lawinepieper is het ‘oude’ model lawinepieper. Met deze pieper moet je de zoekfase geheel op je gehoor doen. Wordt het piepen luider, dan kom je dichter bij het slachtoffer. Om hiermee te kunnen werken moet je goed getraind zijn om het slachtoffer snel (genoeg) te vinden. Deze lawinepiepers zijn (bijna) nergens meer te koop. Wel hebben enkele topmodellen nog een analoge modus. Digitale lawinepiepers maken een berekening aan de hand van het signaal dat ze binnenkrijgen. Vervolgens zie je op een scherm grof de richting waar het slachtoffer ligt en de afstand tot het slachtoffer.
Er zijn lawinepiepers te koop met één, twee of drie antennes. Over het algemeen geldt: hoe meer antennes, hoe beter. Bij het zoeken zijn drie antennes nauwkeuriger dan piepers met één of twee antennes. En je kunt bij de meeste piepers met drie antennes bij meerdere slachtoffers het signaal van een slachtoffer ‘uitschakelen’, als er bijvoorbeeld door andere mensen al naar dit slachtoffer gegraven wordt. Helaas werkt dit uitschakelen niet altijd helemaal goed.
Ook bij lawinepiepers met drie antennes zijn de onderlinge verschillen groot. De goedkopere piepers hebben meestal geen intern kompas. Hierdoor wijst de pijl schokkeriger de richting aan. Vooral voor beginnende zoekers werkt dit verwarrend, waardoor het zoekproces vertraagd wordt.
Een lawinepieper werkt pas echt goed als je er ook goed mee weet om te gaan. Het jaarlijks oefenen in het gebruik van je lawinepieper is belangrijk. Heb je nog nooit met een lawinepieper gewerkt of wil je graag oefenen in een groter gezelschap onder leiding van professionals? Doe dan mee aan het Pieperfest (jaarlijkse oefening met lawinepiepers op een Nederlands strand) of kijk bij één van de cursussen van het Snow Safety Center, www.snowsafety.nl.