Tijdens een fietsreis naar Santiago de Compostela zagen Irene en Patricia Waardijk het enorme standbeeld van El Cid in Burgos, én zijn praalgraf in de kathedraal van Burgos. Hun nieuwsgierigheid was gewekt. Wie was deze man waarover wij nog nooit gehoord hadden? We speurden wat rond en ontdekten zijn legende, historie en het belang voor Spanje. Als een soort logisch vervolg fietsen ze twee jaar de lange afstand fietsroute Camino El Cid.
Rodrigo Díaz de Vivar staat bekend als campeador, vechter, een ridder die in de 11e eeuw een belangrijke rol speelde bij het heroveren van delen van Spanje op de Moren. In een bewogen leven waarin hij, zeer tegen de tijdsgeest van toen, niet altijd kwaad met kwaad wilde vergelden vocht hij voor én tegen de koning van Castilië en vocht hij tevens voor én tegen de Moren. Hij veroverde Valencia waar hij in 1099 overleed.
En wat bleek? Er is ook een fietsroute in het Nederlands, ‘in het spoor van El Cid’, door Clemens Sweerman. Dat trok! Na informatie ingewonnen te hebben op de fiets- en wandelbeurs besloten wij dat we in de voetsporen van Rodrigo Díaz de Vivar oftewel El Cid zouden treden en van Burgos naar Valencia zouden fietsen.
We namen vijf weken vrij en maakten onze route zo, dat we met de fietsbus heen en terug konden.
De El Cid route begint in Burgos en dus was het zaak eerst daar heen te fietsen. We beginnen half juli in Plage de Moliets in Zuid Frankrijk en in twee dagen fietsen we naar de voet van de Pyreneeën. Bij St.Jean-Pied-de-Port gaan we de Ibañeta pas over. Van te voren hebben we niet zo heel veel getraind en dat merken we....ondanks dat deze pas ‘slechts’ 1.057 meter hoog is, komen we hijgend en puffend boven. Dat klimmen over de Pyreneeën is een voorproefje voor wat nog komen gaat: die conditie zal de komende weken bijzonder verbeteren.
Tot aan Burgos fietsen we de Camino Frances richting Santiago de Compostella. Na twee jaar is er volop herkenning en de herinneringen van twee jaar eerder komen gemakkelijk weer terug. We hebben al onze kampeerspullen mee maar betalen soms meer op de camping dan als we in een albergue hadden geslapen. Maar we hebben dit keer geen pelgrimspas dus mogen we meestal niet in de albergues slapen. Die zijn gereserveerd voor de pelgrims. In Santo Domingo de la Calzada mag het wel en slapen we bij de nonnen in een herberg. Na zeven dagen bereiken we Burgos en daar salueren we de held El Cid voor we aan zijn route beginnen. Nu begint het eigenlijk pas echt. De Camino tot aan Burgos hadden we tenslotte al eerder gedaan en voelde daardoor erg veilig en bekend. Nu gaan we het onbekende in.
Al snel als we Burgos verlaten komen we bij het klooster van San Pedro de Cardena. Lange tijd woonde hier Jimena, El Cid’s vrouw, en zijn twee kinderen. Ook heeft het echtpaar hier lange tijd begraven gelegen voor ze hun praalgraf in Burgos kregen. Bavieca, het paard van El Cid, ligt hier wel nog begraven en zijn grafsteen staat buiten bij het klooster. Het klooster zelf is te bezichtigen en dat doen we dan ook. Van een komisch oud patertje krijgen we een mooie rondleiding. En een stempel in ons Salvoconducto. Net als bij de pelgrimsroute naar Santiago kan je ook op deze route een stempelkaart krijgen en stempels verzamelen. Dit Salvoconducto zorgde in de Middeleeuwen voor een veilige doorgang voor reizigers en goederen. Nu krijg je er korting mee bij een aantal hotels.
Het landschap is al meteen prachtig. En heel anders dan wat we tot nu toe vanaf de Pyreneeën tot aan Burgos hebben gezien. De aarde is rood en de graanvelden wuiven ons tegemoet. In tegenstelling tot de dagen ervoor; daar was alles al geoogst. Langzaamaan komen er meer hogere rotsen om ons heen en wordt de natuur ruiger. Uiteindelijk fietsen we in een soort brede kloof en zien we gieren, heel veel grote vale gieren. Als we overnachten in Covarrubias horen we dat deze omgeving vol zit met deze grote vogels die prachtig zijn in hun lelijkheid.
Dit ruige landschap blijft bijna de hele route aanwezig. Met een enorme variatie: de ene dag is de aarde rood, zijn de rotsen rond en de volgende dag zijn de rotsen scherp, steken ze uit en zijn ze geel en zoveel kilometer verder wordt alles ineens grijs en staat er hier en daar nog een enkele dennenboom. Soms waan je je in Canada of Australië. Je gaat op en neer, elke dag klimmen, klimmen en klimmen. Soms wel stukjes tot 12%. We bedwingen ‘puertos’ van 1.400, 1.600 en 1.700 meter. Het mooie van klimmen is dat je ook weer omlaag mag, over lange uitgestrekte asfaltwegen zonder enig verkeer zoeven we met 50 km/u omlaag. Om vervolgens terug te schakelen en met 5 km/u weer omhoog te klimmen. Op en neer. En dat in de hitte….dat hebben we wat onderschat. Er was ons verteld dat het een zware route is, dat het veel klimmen is. Omdat we voornamelijk boven de 800 meter vertoeven hadden we zelf bedacht dat het met de warmte dan wel zou lukken. Dat is niet zo. Het is hier op deze hoogte net zo heet, alleen niet zo vochtig. 35 graden en meer is meer regel dan uitzondering en dat in combinatie met het vele klimmen is erg zwaar. Daarom beginnen we om 07.00 uur en stoppen we uiterlijk om 13.30 uur. Om vervolgens de hele middag siësta te houden. We snappen de Spanjaarden nu heel erg goed!
Overal op de route herinnert nog veel aan oude tijden. We zien veel oude burchten en kloosters, sommige nog redelijk intact, andere ruïnes. In het routeboekje staat achtergrondinformatie bij de dorpen en burchten die we aandoen. Mede hierdoor gaat de geschiedenis steeds meer leven en raken we in de ban van El Cid. Als we door het ruige landschap fietsen, bezweet en wel, fantaseren we hoe het geweest moet zijn in zijn tijd. Toen hij met paard en in vol oorlogstenue in de hitte over de heuvels reed. Geen gebaande paden maar door de wildernis. Dat moet toch heel zwaar zijn geweest.
Wat er toen vast al wel was, zijn de barretjes in elk dorp. Ook al is er verder niks en is het dorp o zo klein, een bar is er. Gevuld met mannetjes die aan de koffie of het bier zitten. En even vreemd op kijken als wij bezweet en wel met onze fietsbroek binnen komen. Om dan vervolgens weer door te gaan met hun gesprek of hun potje kaart. Er is nooit een vrouw te zien. Gelukkig voor ons zijn die barretjes er en kunnen we er altijd wel een stokbrood met tortilla eten. Dit vult goed en is hard nodig om de volgende heuvels weer te bedwingen.
Het leven is eenvoudig in deze kleine dorpjes. Het eten en drinken goedkoop. Toeristen komen hier weinig en als ze er zijn, zijn ze Spaans. Dit is het plattelandleven van Spanje. Dit is je helemaal onderdompelen in het Spaanse leven. Dit is heerlijk!
Er is naast de prachtige natuur ook veel te zien in de stadjes die we aandoen. Er is steeds wel weer een oud klooster of oude burcht dat een rol speelde in het verhaal van El Cid. Stadjes met sfeervolle straatjes en Moorse architectuur. Bij Gormaz is een groot plateau met de restanten van een enorm Arabisch fort. Het grootste van Spanje, bijna 400 meter lang en met een helse klim naar de top op 1000 meter hoogte. Daar eten we onze lunch met het beste uitzicht ooit.
Dan uit het niets is er ineens weer een kloof langs een riviertje. Barranco de la Hoz heeft hoge grote en grillige rode rotspartijen. Machtig mooi om langs te rijden. Dan kom je bij Virgen de la Hoz, een klein kapelletje waar Maria wordt vereerd nadat ze daar verschenen is. En zo blijft de route en het landschap ons steeds verrassen.
Albarracin is een oud stadje dat hoog op de rotsen is gebouwd. Al in de prehistorie zou het bewoond zijn geweest. We zetten onze fietsen beneden neer en klimmen dan de trappen omhoog om rond te dwalen in de smalle steegjes.
Ook Teruel is leuk om te bezoeken. Hier is het echter zo ontzettend heet door de hete Afrikaanse wind die je huid doet schroeien dat het zelfs ‘s avonds om 19.00 uur nog niet te doen is om in de zon te lopen.
Wij nemen uiteindelijk bij Cantavieja de routeverkorting die er voor zorgt dat we niet nog eens naar 1.400 meter hoeven te klimmen in de helse hitte. Onze knieën hebben het zwaar te verduren en om het leuk te houden snijden we deze 60 km af. Naar mate we meer richting Valencia komen merken we dat de warmte anders wordt. De hele droge hitte wordt klam en zweterig. Ook merken we aan het afval naast de weg dat we weer meer in de bewoonde wereld komen. De wegen worden drukker en de auto’s doen wat minder voorzichtig als ze ons inhalen. Ook de prijzen stijgen….
Op een van de laatste dagen rijden we nog een stuk van een Via Verde - het was meer een Via Merde, want de gaten en stenen en keien waren zo groot dat we er niet normaal over konden fietsen. We slapen een nacht op de camping in Puçol waar we de volgende ochtend op de fiets worden opgehaald door een Spaanse vriend van onze vader die in Valencia woont. Hij loodst ons met een sightseeing van de omgeving naar Valencia waar we eindigen bij de Torre de Serrano.
De volgende dag salueren we El Cid op Plaça d’España en zit dit deel van de reis erop. Wij vervolgen uiteindelijk onze fietsreis nog naar Figueres via de route ‘Onbegrensd fietsen naar Andalusië’ van Paul Benjaminse.
De El Cid route is echt een prachtige route om te fietsen. Maar wel zwaar. Door al dat klimmen niet echt geschikt om in hoogzomer te doen. Klimmen met hitte is een hele zware combinatie. Wij hadden ook onze kampeeruitrusting mee. Achteraf gezien hadden we die thuis kunnen laten. Er kan op deze route weinig gekampeerd worden. Die paar keer kan je dan beter ook gewoon een hostel of hotel nemen. Wij betaalden bijna altijd € 40,- per kamer met af en toe een uitschieter van € 50,- per kamer.
Ondanks dat vele klimmen zeggen wij: DOEN!! Je zult er geen spijt van krijgen.