De zoutvlakte Salar de Uyuni in Bolivia is een avontuur dat geen fietser in Zuid Amerika mag missen. Zoë Agasi en Olivier Van Herck maakten het mee. Lees hun verhaal.
De wind slaat tegen de tent. Harde vlagen rollen in het doek. De stokken staan op spanning en doen hun uiterste best om zich niet van de man te laten brengen. Het geluid is oorverdovend. Met open ogen liggen we stilletjes naar het geluid te luisteren. Ik stop mijn handen tussen mijn benen en vouw me op. Een nieuwe poging in slaap te vallen.
‘Hoe laat is het?’ vraag ik aan Olivier terwijl ik mijn ogen sluit. ‘Vier uur’ antwoordt een klein gaatje uit zijn slaapzak. Hij draait zich naar mijn toe. De capuchon van zijn slaapzak trekt tot ver over zijn hoofd, daaronder schuilt een muts en dikke col. ‘Moet je plassen?' zegt hij met een grijns. ‘Hmm’ zucht ik terwijl ik snel overeind kom voordat ik van gedachten verander.
Netjes wurm ik mij uit mijn slaapzak, zodat de zuinig gespaarde lichaamswarmte daar nog even blijft tot ik terugkom. Over mijn dons slaapzak ligt een extra wollen deken dat we speciaal voor deze etappe kochten. Mijn jas en zelfs het verwaarloosbare picknickkleedje moeten ons beschermen tegen de zware graden onder nul. Op onze matjes liggen de regenponcho‘s als een creatieve isolatie laag. Ik rits de tent open, de kou slaat op mijn lichaam en de wind grist het zeil uit mijn handen. Ik schiet met mijn wollen sokken in Olivier zijn schoenen, die als klompen om mijn voeten zitten. Ik sta op, kijk om mij heen, adem diep in en vergeet de kou.
‘Wauw!’ roep ik uit. ‘Wat?’ zeg Olivier. ‘Gewoon, dit, deze plek’ antwoord ik. Het zout knarst onder mijn voeten en de zeshoekige tegel waar ik op sta, wordt gevolgd door honderden andere tegels, als een oneindige puzzel. Ik volg ze met mij blik tot ik op de horizon stuit, waar het witte tapijt plots opbreekt in de hemel, zwart bedekt met zijn magische lichtjes. Hoe vaak je hier ook wakker wordt, Salar de Uyuni gaat nooit vervelen, denk ik.
Een rilling herinnert mij dat ik moet opschieten voor ik bevries. Ik ren twintig meter van de tent af en trek mijn legging naar beneden om het perfecte witte veld te doorbreken met één gele tegel. ‘Zonde' denk ik terwijl ik het bevochtigde toiletpapier mee terug pak en in ons vuilniszakje gooi. Ik heb de perfectie doorbroken. Zo snel ik kan rits ik de tent achter mij dicht, veeg het zout van mijn sokken en schiet, met een paar kniestoten tegen Olivier zijn hoofd, weer in mijn warme slaapzak. ‘Sorry schatje’ en geef de twee lippen en neus die overblijven een kusje. ‘Nu kan ik weer slapen’.
Als we wakker worden zegt de thermometer -7 graden binnen de tent en -11 graden buiten de tent. Olivier houdt de meter in zijn hand en zegt ‘als hij nul slaat, staan we op’. Terwijl de zon steeds een paar centimeter over de tent glijdt, tikt het tellertje op. Bij nul springt Olivier overeind en begint de lagen van me af te trekken. ’Wakker worden!' Binnen vijf minuten staat hij buiten, 100% geladen op zonne-energie en de nieuwe dag. Als ik ook buiten piep, sluit ik mijn ogen tegen de felheid.
Op de tast vind ik mijn zonnebril en zie weer waarom het giert van geluk in mijn buik. Ik zie mijn fijnste maatje op aarde op een van de mooiste plekken op aarde. Wat een droom. ‘De fietsen staan al te popelen’ beantwoordt Olivier met een grote glimlach op mijn grijns terwijl hij een dikke laag zonnecrème op zijn gezicht uitsmeert. Het is een verraderlijk plaatje. De dikke handschoenen en de fel blauwe hemel. Na het ontbijt werken we als een geoliede machine. Onze uitrusting kent zijn plaats en binnen twintig minuten zijn de fietsen opgetuigd. Klaar voor een nieuwe dag over de zoutvlakte.
We kijken naar het eiland dat ons de juiste richting wijst. Het lijkt slechts vijf minuten fietsen, maar het is een afstand van twintig kilometer. ‘Hoelang denk jij dat we er over doen?’ vraag ik aan Olivier. Over een asfaltweg zo vlak als deze vlakte zouden we er in minder dan een uur zijn. ‘Anderhalf uur’ zegt Olivier, ‘maar het is moeilijk te zeggen’ vult hij aan. Gisteren daalde onze snelheid tot zes kilometer per uur. De structuur en kwaliteit van het zout is onvoorspelbaar.
Van het ene op het andere moment kunnen groeven zich afwisselen met bobbels of een vlakte zonder tegels. Onze snelheid is afhankelijk van de ondergrond, maar het uitzicht blijft gelijk. Soms droom ik weg op het automatisme van het fietsen, en als ik weer opkijk en realiseer waar ik ben, lijkt het plaatje nóg mooier dan voorheen. Als we, tegen alle verwachtingen in vijftig minuten bij het eiland zijn kunnen we ons water aanvullen. We nemen genoeg mee voor twee dagen, niet wetende wanneer we de overzijde van de zoutvlakte behalen.
Olivier fietst voor me uit. Ik zie zijn contouren, het stille hobbelen van de fiets. Pure stilte is wat overblijft aan deze kant van de zoutvlakte. Alle toeristenjeeps hebben we achter ons gelaten en het is niets meer dan alleen wij. Tenminste zo voelt het. Met alleen het geluid van kruipende wielen over knisperend zout, met alleen het zicht van een wit bad omringd door besneeuwde bergtoppen en met alleen de geur van een frisse gezonde lucht. Olivier zijn contouren nemen plaats voor een zwart puntje. Opgegeten door het zout, weggezogen door het tapijt. De immense vlakte die alles opslokt wat haar betreedt. Ik voel me klein door de macht van de natuur, maar zo groot door het fenomeen dat ik haar doorkruis. Dat wij haar doorkruisen. Ik ben overtroffen.
We fietsen tot we opnieuw ons tentje mogen opzetten voor de laatste nacht op deze zoutvlakte. Maar niet voor we nog een naaktfoto hebben gemaakt. Want een fietser die Salar de Uyuni betreedt, komt er niet gekleed vanaf, de ongeschreven regel onder wereldfietsers. Met het zoutvat gevuld, een naaktfoto op zak en een energiemeter die overuren draait, verlaten we het witte tapijt. Een avontuur dat geen fietser in Zuid Amerika mag missen.