Wij mogen graag fietsen. Dat is gezond. Maar soms biedt een fietstocht meer. Dat overkwam ons, rijdend over de Havel-Radweg, van Wittenberge naar Potsdam. Niet alleen hadden wij vijf dagen wind mee. Nee, we reden ook pardoes de ene na de andere verrassing binnen. Havelberg, Brandenburg, Werder, nooit geweten dat zich achter de grauwsluier van het ‘reëel bestaande socialisme’ zulke mooie stadjes bevinden. En dan dat fietsen, over die hoge dijk, de eerste dag, en later, tussen de Seëen door, en o ja, richting Potsdam, mijn hemel…
De Havel-Radweg meet 432 kilometer en loopt van de bron bij Waren in Mecklenburg-Vorpommern tot de monding in de Elbe, bij Wittenberge. Hij is in twee richtingen gemarkeerd en loopt hoofdzakelijk over vrijliggende fietspaden en rustige nevenwegen. Hoogteverschillen zijn er amper.
Onderweg staken we ook nog het nodige op. Dat de mensheid hier haar eerste vlieglessen heeft genomen, helaas met dodelijke afloop. Dat uit deze contreien het Kartoffelbefehl stamt waaruit ons volksvoedsel is voortkomen. En dat de Duitsers, natuurlijk, humor hebben – Loriot heet de man uit Brandenburg en hij tekende ´Oh-Ich dachte es wäre die Post’ – grappiger bestaat niet. Intussen genoten we tijdens de hele tocht van het gezelschap van Cindy en Bert. ‘Immer wieder Sonntags … kommt die Erinnerung, tsjiepe tsjiepe tsjiep tsjiep … tsjiep tsjiep’.
De eerste dag is het meteen raak. Amper Wittenberge uit, een stil stadje aan de Elbe, opent zich een ruim rivierenlandschap met uiterwaarden waarin groepjes nietige koeien dwalen, tegen een achtergrond van doorgeschoten wilgenbomen – Jacob van Ruisdael had het niet beter kunnen verzinnen. We komen langs Rühstädt, een dorpje dat meer ooievaars telt dan inwoners, lijkt het. Gids Jakob houdt van getallen en vertelt dat de nesten wel vijfhonderd kilo zwaar kunnen worden en dat ooievaars wel honderd kilometer per uur kunnen vliegen en dat ze wel honderddertig muizen per dag moeten vangen om hun jongen te voederen. Dochter Renée schrikt als ze hoort dat het ouderpaar er niet voor terugschrikt een zwak jong de nek te breken en uit het nest te gooien.
Na schitterende kilometers hoog over de dijk tussen Havel en Elbe eindigen we in het nietige Strodehne waar een blozende Marion Werner een bed&breakfast exploiteert. Voor het avondeten verwijst ze ons naar het terras van Gaststätte Stadt Berlin – met zicht op een minuscuul haventje en bevolkt door vriendelijk ogende mannen, net zo ruw als de houten tafels waaraan ze zitten. En hoe begroeten de inwoners elkaar als ze binnenkomen? Dan lopen ze langs je tafel en kloppen er even op. Overigens, eten en drinken kost hier helemaal niks. Voor een Zanderfilet (vers gevangen snoekbaars) betaal je 12,50 euro en voor 2,5 euro krijg je er dan nog een elleboog bier bij!
Als we de volgende dag amper een uurtje onderweg zijn, komen we langs Stölln en uitgerekend hier, in deze uithoek, zette de mensheid haar eerste stappen richting luchtvaart. Het was ene Otto Lilienthal die, gebiologeerd als hij was door de statige vlucht van de ooievaar, pogingen ondernam met zelfgebouwde vleugels en op basis van spierkracht te vliegen. Dat lukte hem ook – liefst 250 meter ver kwam hij maar uiteindelijk moest hij zijn drieste verlangen bekopen met de dood, in 1896. Wat rest is een mooi museum en een fotoboek waarin je Otto met zijn vleugels de Gollenberg ziet afrennen. Onwaarschijnlijk!
Over stille landwegen gaat het vervolgens via Rathenow naar Brandenburg, weer zo’n geweldige verrassing. Waar Rathenow tot in het hart wordt gekenmerkt door Plattenbau – de eenvormige flats waarom de DDR bekend stond - heeft Brandenburg zijn oorspronkelijke gezicht weer helemaal terug. Daar was wel wat voor nodig, vertelt gids Christian Heise, want na decennia staatskapitalisme resteerde van de binnenstad niet meer dan een puinhoop. En het Volkseigener Betrieb Stahl- und Walswerk waarop de werkgelegenheid van Brandenburg steunde, was er zo slecht aan toe dat het bedrijf na de Wende van 1990 meteen zijn poorten kon sluiten. Maar dat is alles verleden tijd en inmiddels keren de mensen terug naar de stad die zij eens verlieten - Christian is er zelf een voorbeeld van.
Het mooiste bewaart de Havel-Radweg tot het laatste, bemerken we als we vanuit Brandenburg naar Potsdam fietsen. Opnieuw rijden we, met de wind vol in de rug, over een hoge dijk met zicht op verre, ruime uiterwaarden. We vliegen voort en als de zon zich vervolgens ook steeds meer laat zien, neuriën we voluit mee met Cindy en Bert. En dan moet het parklandschap bij Potsdam nog komen. Nooit geweten dat zich zuidwestelijk van Berlijn zo’n fraai landschap bevindt, met meren en heuvels en bossen en, jawel, tientallen kastelen en paleizen. Die staan er niet voor niks!