Voor een fietsvakantie in Europa kun je natuurlijk proberen heuvels en bergen zo veel mogelijk te vermijden. Langs bijvoorbeeld de Donau en de Elbe liggen historische routes. Maar… door de bergen kronkelen vaak wel érg mooie wegen. Met een beetje klimervaring trap je door schitterende streken die voor fietsers met bergvrees onbereikbaar blijven. Daarom nu hier: 10 tips voor wie een berg op wil fietsen (en eentje over het afdalen, ook niet geheel onbelangrijk). Enthousiast? We tippen 9 cols die het befietsen meer dan waard zijn!
Makkelijk gezegd, maar hoe train je voor een (berg)fietsvakantie?
Kort samengevat:
Bij een georganiseerde fietsreis van hotel naar hotel is een spontane rustdag meestal niet mogelijk. Maar bij zo’n vakantie is wel al vooraf bekend hoeveel kilometers er voor elke dag op het programma staan. Die afstand moet je dus kunnen fietsen. Met gemak en liever zelfs iets meer. Want wie in ons land al moeite heeft met pakweg 70 kilometer, zal dat zeker ook in een ander land hebben. En daar zijn er waarschijnlijk onderweg dan ook nog bezienswaardigheden die om tijd en energie vragen.
Oké, je kunt nu een afstand waarmee je jezelf niet overbelast fietsen in een gemakkelijk vol te houden tempo. Je lichaam is daar aan gewend. Dan nu de overige 9 tips voor het bedwingen van een col van naam.
Bijzonder fanatieke fietsers zwoegen op een hometrainer met een bergsimulator, maar de doorsnee-vakantiefietser pakt gewoon zijn fiets uit de schuur en gaat eropuit. Zoek tijdens trainingstochten al klimmetjes op. Bruggen, viaducten én uiteraard onze eigen heuvels: de Col du VAM in Drenthe, de Holterberg in Overijssel, het Kopje van Bloemendaal in Noord-Holland, de Heuvelrug in Utrecht, de Cauberg in Zuid-Limburg enzovoort.
Schakel je met behulp van een derailleur? Vergeet dan niet om van tevoren de juiste tandwielen voor en achter op je fiets te (laten) zetten! Zodat je voldoende terug kunt schakelen om met een licht verzet naar boven te kunnen. Wanneer bijvoorbeeld je kleinste kettingwiel voor even groot is als je grootste kransje achter, kun je 1 : 1 trappen, wat absurd licht is voor op een vlakke polderweg, maar erg prettig kan zijn om de Keutenberg op te komen, om van de Mont Ventoux nog maar te zwijgen.
Schakel je niet met een derailleur maar met een Rohloff-naaf? Het lichtste verzet daarvan is al erg licht, maar desgewenst kun je een kleiner kransje of kettingwiel laten monteren.
Op Pad schrijft regelmatig over de uitrusting die je nodig hebt tijdens een wandel-, fiets- of andere outdoortocht. Op deze pagina vind je alle Op Pad test- en achtergrondartikelen over fietsuitrusting.
Een viaduct bedwingen, of zelfs de Cauberg, lukt menig fietser nog wel. Puur op kracht, soms staand op de pedalen. Maar om een echte berg of col van naam te bedwingen, trap je beter zo lang mogelijk op souplesse. Schakel daarom naar een versnelling waarmee je vrij gemakkelijk trapt. Niet te zwaar, zodat je gemakkelijk rond blijft trappen, je hartslag niet hoger wordt, je minder snel verzuurt en… minder snel afstapt.
Ga niet te snel van start ̶ ook al ben je dan nog fris ̶ maar kies voor een tempo dat je lang vol kunt houden. Begin je te snel, ook dan verzuren je spieren, en daarvan herstellen kost tijd en kracht. Veel vakantiefietsen hebben evenveel versnellingen als een mountainbike: 21 of meer. Door op steile stukken naar een kleinere versnelling te schakelen en op mindere steile weer naar een grotere, blijf je in hetzelfde tempo trappen.
Welk tempo je lang vol kunt houden, leer je door ervaring. Trap daarom niet blind een berg op, maar zoek vooraf op hoe steil en lang een beklimming is, bijvoorbeeld op climbfinder.com. Ga eerst enkele dagen fietsen in Zuid-Limburg, bijvoorbeeld over de Lange Bosweg en Vaalserberg, en dan pas naar de Ardennen, voor de Côte de Wanne en de Côte de Redoute. Bevalt dit, denk dan aan de Vogezen, voor de Ballon d’Alsace (1173 m) en Planche des Belles Filles (1140 m). En ga daarna pas naar Andermatt (Zwitserland), Barcelonette (Frankrijk) of een ander campingrijk dorp tussen fraaie alpencols.
Alles wat je thuislaat, is meegenomen. Want: hoe minder gewicht, hoe gemakkelijker je omhoog gaat. Kijk daarom kritisch naar je bagage en je fiets. Wat kan weg? En: kijk ook ruim van tevoren in de spiegel, elk kilootje minder zorgt ervoor dat het klimmen minder kracht kost. Denk maar aan de zak aardappelen die in de supermarkt weinig lijkt te wegen, maar onderweg naar huis steeds zwaarder wordt. Laat je echter ook niet gek maken: de steel van je tandenborstel zagen is echt niet nodig en ook een carbon frame is geen must, investeer eerder in een prettig zadel.
Een lange klim vraagt nogal wat van lichaam (en geest). Op tijd eten en drinken is dan ook belangrijk. Tijdens ‘gewone’ fietsdagen, kun je op water en brood leven, maar wie op een warme zomerdag de Alpe d’Huez of Passo Stelvio wenst te bedwingen, heeft zeker baat bij een bidon (of twee) met isotone sportdrank in de bidon en een energie-reep of gelletje (of twee) voor de gelegenheid.
Drie dingen die tijdens een lange klim soms helpen (en soms niet):
Een veelgehoorde vraag van fietsers die voor het eerst een alpencol proberen te bedwingen is: ‘Waarom doe ik dit?’ Het beklimmen van een berg is immers – zeker op een fiets met bagage – een vorm van masochisme. Wie al goede zin heeft, ziet alle bloempjes vrolijk juichend in de berm, doch wie al somber is, gaat donkere tijden tegemoet. Zorg daarom voor goede zin. Overigens, het bereiken van de top geeft vrijwel altijd een bevredigend antwoord op de hiervoor gestelde vraag. Pure euforie (= een extreem gevoel van vreugde), daarvoor doe je het.
Er zijn mensen die zeggen: de afdaling is de beloning voor de klim. Welnu, sorry voor mijn taalgebruik, maar dit is lulkoek. Dat is bijna hetzelfde als zeggen: het naspel is de beloning voor het voorspel. Terwijl dé kick toch echt in het moment van (boven)komen zit. Wat niet wegneemt dat afdalen bijzonder prettig kan zijn. De top is gehaald en je spieren kunnen eindelijk ontspannen: alle reden voor een glimlach. Maar toch… let op! Dalen is gevaarlijker dan klimmen, vanwege de snelheid waarmee je over de weg vliegt.
Wat je zeker nodig hebt:
En deze tips:
Ter lering en vermaak hier korte beschrijvingen van 9 cols die vrijwel zeker goed zijn voor euforie bij aankomst op de top. Maar uiteraard zijn er nog véél meer. Zoals de Passo Stelvio, Cruz de la Demanda, Pantokrator, Cime de la Bonette, Roque de Los Muchachos, enzovoort, enzovoort.
Bergpas in de Franse Pyreneeën, bekend dankzij bergetappes in de Tour de France. In 1910 maakte de Col d'Aubisque voor het eerst deel uit van de Tour. En in 1951 reed Wim van Est (bijgenaamd: De Locomotief, IJzeren Willem & de Beul van het Heike), op dat moment de eerste Nederlander ooit in de gele trui, lek tijdens de afdaling. Wim vloog uit een bocht en tuimelde in een ravijn, zeventig meter diep. Vrijwel ongedeerd, gelukkig. Zijn horloge liep nog, maar zijn Tour was voorbij.
Vanuit Argelès Gazost, in het oosten, kom je langs de plek waar de Beul bitter weende. Reken ook op koebelgeklingel, schapengemekker en, met een beetje geluk, half-wilde paarden. Deze klim, via de Col du Soulor, is 30 km lang, waarbij je 1409 hoogtemeters bedwingt, met een gemiddeld stijgingspercentage van 4,5 (wat vrij laag is, maar dat komt doordat je onderweg ook 2 kilometer daalt). Vanuit Laruns in het westen is de klim slechts 17 km lang, goed voor 1201 hoogtemeters en is het gemiddelde stijgingspercentage 7. Steilste stukje? 9%.
Over de Mont Ventoux − alias Kale Reus, Gigant van de Provence & Poort naar de Hel – zijn vele boeken vol te schrijven. Sterker nog, dat is al gedaan. Deze reuzebult is niet omgeven door collega-bergen, maar ligt eenzaam te zinderen tussen wijngaarden, lavendelvelden en de Gorges de la Nesque. Boven kan het steenkoud of bloedheet zijn. Het kan windstil zijn of snoeihard waaien. De zon kan branden of het is aan het sneeuwen of hagelen. Hier groeit de Groenlandse Papaver, naast flora die je vindt in Afrika en op Spitsbergen. Een uniek bio-reservaat, waar moeflons grazen, bijzondere vlinders fladderen en al in de oudheid mensen kwamen. Veel later (1336) beklom Petrarca, de grote dichter, de berg. Louter om te weten hoe het zou voelen om erop te staan. En het voelde geweldig! Weer later (1951) kwam de Tour. Fietsers doken op, van drie kanten. Vanuit Malaucène in het noorden, Sault in het oosten en Bédoin in het zuiden.
Wie in Sault begint, kiest voor de makkelijkste weg. De cijfers: 24,5 km, 1204 hoogtemeters, gemiddeld stijgingspercentage 4,9. Een mooie klim, met aan het begin 18 relatief gemakkelijke kilometers. Zelden stijgt het asfalt hier met meer dan 5%. Maar ja, dan komt ook deze weg uit bij Chalet Reynard.
De route vanuit Malaucène mist het maanlandschap maar is ook rijk aan vergezichten en allesbehalve lelijk. De cijfers: 21 km, 1564 hoogtemeters met een gemiddeld stijgingspercentage van 7,5. Steilste stuk: 12%. Omdat deze weg breder is, en minder druk, is het hier prettig afdalen.
De klim vanuit Bédoin is de zwaarste: 21 km, 1594 hoogtemeters, gemiddeld stijgingspercentage 7,7. Maar let op: dit is het gemiddelde van zowel stukken van 3% (in de eerste kilometers) als stukken van 12. Bij Chalet Reynard (restaurant-café & ex-berghut) trap je het maanlandschap binnen en dan is het nog 6 kilometer naar de top.
Bergpas in de Franse Alpen, tussen Briançon, de hoogst gelegen stad van Frankrijk, rijk aan Vauban-vestingwerken, en het stadje Guillestre, welgelegen aan de voet van Mont-Dauphin, vestingdorpje uit 1692 en werelderfgoed. Ook de Izoard is vooral bekend vanwege de Ronde van Frankrijk, al was de pas ook menigmaal te gast in de Giro van Italië. Legendarische renners als Fausto Coppi en Louison Bobet waren hier op hun best, hieraan herinneren twee marmeren plaquettes op de zuidflank, 1 kilometer onder de kop. Daar ligt ook de Casse Déserte, het kale, bizar gevormde rotsachtige deel.
Om hier vanuit Guillestre te komen, klim je 16 km lang (met een gemiddeld stijgingspercentage van 6,9). Eerst door een kloof, de Combe de Queyras, door enkele druiptunnels en langs de wildschuimende Guil. Dan linksaf (waar rechts de − eveneens oogstrelende − weg naar de Col d’Agnel begint). Nu volgt een een trio gehuchtjes, Brunissard, La Chalp en Arvieux, waarna je door een schaduwrijk bos klimt. Eenmaal hieruit wacht de Casse Déserte. Klimmend vanuit Briançon ben je, via het dorpje Cervières, Fort de la Lausette en Refuge Napoléon, 19 km lang onderweg, gemiddeld 6% stijgend.
* Gouden tip voor wie deze mythische col dolgraag wil bedwingen, maar denkt hiervoor niet sterk genoeg (meer) te zijn, kijk eens hier.
Onterecht (relatief) onbekend, want deze reus, te vinden in de Italiaanse Alpen, het Nationaal Park Gran Paradiso, is dubbelzinnig adembenemend. De pas schittert hoog op de grens van de regio’s Piemonte en Valle d'Aosta, maar daar boven loop je ook zo Frankrijk in. En wel dat deel waar geen mensen maar gemzen, gieren en (veel) bergmarmotten wonen.
Deze − schrik niet − 40 km lange klim is enkel vanuit het zuiden te doen (vanaf Locana). En goed voor 2100 hoogtemeters, met 4,5 als gemiddeld stijgingspercentage. Plus: een handvol bergdorpjes en zicht op fonkelende bergmeren, klaterende watervallen en eeuwige sneeuw. Mijd als het even kan het weekend en de maanden juli & augustus omdat het dan (veel) drukker op de weg is.
In Zwitserland, zowel tussen de kantons Wallis en Uri als op de Europese waterscheiding tussen Middellandse Zee en Noordzee, daar ligt de Furkapas. Wie in Wallis begint, vanuit het monumentale bergdorp Gletsch (1759 m), klimt langs de piepjonge Rhône, Hotel Belvédère (uit 1882) en de Rhônegletsjer. De cijfers: 16,5 km, 1065 hoogtemeters en 6,5 als gemiddeld stijgingspercentage.
De top biedt fenomenale vergezichten en in Uri, aan de andere kant, ontspringt de Furkareuss, een rivier die in de Rijn uitkomt. De weg zigzagt echter 12 km lang naar het dorp Realp, 1538 meter hoog. De cijfers: 895 hoogtemeters, steilste stukje 11,5%, gemiddeld stijgingspercentage 7,5. Waarna Andermatt (1393 m) opduikt, het stadje van waaruit je zowel naar de woeste Schöllenenschlucht met de Teufelsbrücke kunt fietsen, richting Luzern, als naar de Oberalppas (2044 m) of Gotthardpas (2.106 m). Te moe? Stap dan met je fiets op de trein, al zouden wij dat uiteraard nooit doen. En oh ja, in 1964 scheurde James Bond voor de film Goldfinger over de Furkapas, maar dan wel per auto.
De Sella Ronda is geen col maar een fietsronde in de Dolomieten, 52 km lang, waarvan de helft bergop. In totaal bedwing je 1690 hoogtemeters en maar liefst vier cols, met een gemiddeld stijgingspercentage van 7 en vergezichten om te zoenen.
Wie in het dorp Corvara van start gaat en tegen de klok in fietst, klimt eerst 9 km lang naar de Passo Gardena (2.136 m). Na een afdaling volgt dan vanuit Plan da Gralba een klim van 5,5 km naar de Passo Sella (2.218 m), hierna klim je vanuit Canazei 12 km naar de Passo Pordoi (2.239 m) en tenslotte vanuit Arabba nog 4 km naar de Passo Campolongo (1.875 m). Aan horeca onderweg is geen gebrek en twee keer per jaar, op een zaterdag in juni en september, rijden er geen auto’s & motoren op de weg. Want dan is het Sella Ronda Bike Day.
* Wil je nog dieper de Dolomieten in? Pak dan je wandelschoenen en kijk hier.
Maak een majestueuze mountainbike tocht door de Franse Hautes Alpes, laveer tussen de imponerende toppen van de Ecrins en de Queyras. Beklim bekende cols uit de Tour de France, zoals de Col du Galibier (2645m) en de Col d'Izoard (2360m).
Meer informatie over deze reis is te vinden op de website van SNP Natuurreizen. Of ga direct naar vertrekdata en boeken.