In korte tijd is de Dutch Mountain Trail populair geworden bij wandelaars die houden van een serieuze uitdaging. Deze meerdaagse route verbindt het mijngebied bij Kerkrade met de provinciehoofdstad Maastricht. Er tussenin ligt alles wat Zuid-Limburg en de Belgische Voerstreek zo bijzonder maakt: ‘bergen’, machtige vergezichten, stiegelkes, holle wegen, Mariakapelletjes en een met zorg getapte pint bier na afloop op het dorpsterras.
Zouden ze het zelf beseffen, de Zuid-Limburgers? Dat ze wonen in een streek met heuvels die zo steil zijn dat de koeien schuin staan te grazen, met snelstromende beken voor de deur, met kilometers aan onverharde wegen en paden en metershoge rotswanden. En als bonus, natuurlijk, besneeuwde toppen in de winter!
Het smalste stukje Nederland is een erkend walhalla voor ‘bergwandelaars’, maar het grootste deel van Nederland moet er bijna een halve dag voor rijden om het allemaal te kunnen beleven. Dus ‘even’ van al dat fraais genieten is er meestal niet bij. Ook onze tijd is beperkt. Drie dagen hebben we om de Dutch Mountain Trail te verkennen. Te kort om hem helemaal te lopen; van het stationnetje in Eygelshoven naar het centrum van Maastricht. Vier dagen is al aan de krappe kant als je ook nog wilt fotograferen en van de fijne dingen van het leven wilt genieten (lees: op het terras zitten met een goed bord eten en een pint bier. Ja lieve mensen, dat mag óók gewoon tijdens het wandelen!) Aan de andere kant, drie dagen om al die heerlijke heuvels van Limburg en de Belgische Voerstreek in te duiken en onze kuiten op hun sodemieter te geven. Het kan toch echt slechter.
Wij hakken de Dutch Mountain Trail grofweg in tweeën en beginnen onze trip in Mechelen. Het dorp maakt overigens geen onderdeel uit van de officiële tocht. Maar de DMT, zoals de route onder wandelaars inmiddels bekend staat, is nooit ver weg. Dat je niet precies de route hoeft te volgen, is ook in de geest van de bedenkers van de Dutch Mountain Trail: Toon Hezemans en Thijs Horbach. Koop een boekje of download de gratis route, zeggen ze, en maak er wat moois van. Waar het hen om gaat is dat je Zuid-Limburg, waar je met een flinke snuif fantasie het echte ‘berggevoel’ kunt beleven, op je eigen manier ontdekt.
Wie Mechelen zegt, zegt onmiddellijk de Geul. Dit heerlijke riviertje, dat uit verschillende bronnen ontspringt in het Belgische deel van Lichtenbusch (het andere deel van dit dorp ligt in Duitsland, lang verhaal..), loopt dwars door het dorp. In Zuid-Limburg stroomt water serieus snel. Wat heet: de Geul is officieel het snelst stromende riviertje van Nederland! Het eerste deel van onze route voert dan ook logischerwijs langs de 58 kilometer lange Geul die boven Maastricht uitmondt in de Maas. De steile oeverkanten zijn begroeid met koekoeksbloemen, gele dovennetel, leeuwenbek, vlierbes en felrode klaprozen. Mensen, wat is het hier meteen toch mooi. Ochtendgoud over de bedauwde graslanden. Golvende heuvels tot zover het oog reikt, in alle kleuren, vormen en maten. En wat Limburg zo speciaal maakt: achter elke heuvel ontvouwt zich een compleet nieuw uitzicht. Een nieuw landschap zoals u wilt. We willen het allemaal zien en we zijn nog maar net begonnen.
Limburg kan druk zijn in de zomermaanden, maar doordeweeks gaat het leven gelukkig ook hier gewoon verder. Neem het gehucht Partij waar de boeren massaal hun velden maaien. Dat betekent gegarandeerd droog wandelweer, want maaiende boeren; betere weervoorspellers zijn er niet! De voetbalvelden van Partij worden klaargemaakt voor een nieuw voetbalseizoen en de jeugd spoedt zich naar school met in het achterhoofd de weelde van een lange zomervakantie. Veel jongeren met elektrische fietsen, valt ons op, wat best logisch is als je je iedere dag in het schompes moet trappen door de Limburgse heuvels.
Bij Chateau Wittem pikken we even een stukje Krijtlandpad op, die ‘andere’ meerdaagse wandelroute in Zuid-Limburg. We klimmen door velden en boomgaarden naar de top van de Gulpenerberg. Voor ons is het geen doel op zich, zeven hoge toppen in Zuid-Limburg die als Seven Summits in de routegids staan en aparte wandeltochten vormen. De top van de Eyserbos laten we dan ook links liggen, die van de Gulperberg pikken we wel mee. Gelukkig maar. Want hadden we hem niet ‘bedwongen’, dan hadden ook niet geweten dat er een maar liefst 13 meter hoog Mariabeeld op de top staat. Het betonnen beeld is neergezet op 30 mei 1935, onder het goedkeurende oog van 25.000 gelovigen. Aan de voet van Maria teksten als ‘Maria, Tegenstander van Satan’ en ‘Maria, Bid voor ons zondaars’.
Nou, Maria heeft heel wat zondaars onder haar sokkel voorbij zien trekken. Vooral op Hemelvaartsdag 26 mei 1969. Op het terrein rondom het beeld en de nabij gelegen camping werd toen het gratis popfestival PinkNick gehouden, inclusief officiële hasjdealer. De Limburgers waren het zat dat alles wat ‘hip en happening’ was vooral in het westen van Nederland plaatsvond en besloten hun eigen muziekfestival te organiseren. Brainbox en Armand (die met graspollen werd bekogeld en het publiek daarna uitschold voor ‘boeren’ en ‘hufters’) traden er op. Plus nog een handjevol Limburgse artiesten. Een jaar later werd het festival nogmaals georganiseerd, maar dan in Geleen. Het heette toen overigens geen PinkNick meer, maar, jawel…..Pinkpop!
We zeiden het al. Zuid-Limburg kan druk zijn in het hoogseizoen. Maar tegelijkertijd is er ook weinig veranderd. Geen hoogbouw, enorme snelwegen of industrieterreinen. Een prettig, kleinschalig landschap waar Kapelaan Odekerke uit de serie Dagboek van een herdershond nooit ver weg is. Nog steeds vind je overal Mariakapelletjes. Soms midden in het bos, of ingebouwd in een rots, tussen het hoge gras of hangend aan een boom. ‘Oom Jo, hat dich good’ is de geschilderde tekst op een glimmende steen die aan de voeten van Maria in een boskapelletje ligt. Oom Jo, hou je haaks. Kapelletjes als deze geven de Limburgers troost en houvast. Want hoe kleinschalig het landschap dan nog steeds mag zijn: ook Zuid-Limburg ontkomt niet aan de vooruitgang.
We wandelen door de machtige hellingbossen van het Onderste en Bovenste Bos bij Epen. Ik ken het gebied uit mijn jeugd toen we vanuit de nabijgelegen camping Oosterberg (toen nog gewoon ‘de camping van Boer Frijns’) fossielen zochten in de afgravingen van de steile hellingbossen. We wijken wel even af van de route om aan te leggen bij Restaurant Gerardushoeve. Het is een doordeweekse dag, maar de mensen hangen met de benen buiten. Volgens de ober zijn het toch vooral Limburgers die de terrassen bevolken. ‘Die houden van het goede leven met lekker eten en een glas wijn en dan mag het best wat kosten’. Wij houden het bij koffie met een punt Limburgse proemenvlaai, maar wat we delen met de rest van het terras is het uitzicht. Fenomenaal. Het Vijlenerbos pal voor onze neus waar fietsertjes omhoog zwoegen. Verder, achter de Voerstreek en aan de horizon, de Ardennen en aan de andere kant, de 257 hoge Schneeberg net over de grens met Duitsland.
Nu we het toch over vlaai hebben (vlaai is gebak, géén taart!): in het Limburgse landschap tref je overal nog zogenaamde bakhuisjes aan. Vroeger werd hier het dagelijkse brood maar ook vlaai gebakken. Bakhuisjes staan altijd een stukje van de boerderij af om te voorkomen dat de hele zaak in lichterlaaie zou vliegen.
Bij grenspaal 14 overschrijden we de grens naar België, de Voerstreek in. Ongemerkt beklimmen we de Hakkenberg (één van die Seven Summits), maar echt een berg is het niet. Gewoon een hoog punt midden in het dichte bos. Ha, maar dan de afdaling naar Sinnich! Andere koek. Steil. Lang. Mooi. We wandelen door uitgestrekte beukenbossen die heerlijk ruisen en fluisteren en voor enige koelte zorgen op deze bloedhete junidag. We lopen noordelijk in een boog om Teuven heen en steken de Gulp over, dat andere snelstromende riviertje in Limburg. Wat is het hier stil en groen. Een enkele hoeve slechts langs het pad waar boeren druk bezig zijn met hooien, het zweet glimmend op het voorhoofd. De wereld ruikt naar vers gemaaid gras op een lome zomermiddag. Een wirwar van holle wegen en smalle paden leidt ons naar Nurop waar we van de officiële route afwijken en Nederland weer bereiken om ons hotel in Slenaken op te zoeken. Even terug in de drukte, maar wel een gezellige drukte. Wielrenners op de terrassen, motorrijders schuin door de bochten, wandelaars met bergschoenen, het getinkel van glazen. Dat Zuid-Limburg.
De Dutch Mountain Trail (DMT) is een 101 km lange route die begint in Eygelshoven in de buurt van Heerlen en eindigt in Maastricht. De route wordt in vier etappes beschreven in een handzame gids, o.a. te bestellen bij de Visit Zuid-Limburg webshop of via de website van het Dutch Mountain Film Festival, maar veel wandelaars doen hem in zes dagen of lopen hem in losse dagtochten. De vier etappes zoals aangehouden in de wandelgids zijn:
De Dutch Mountain Trail is deels gemarkeerd met blauw-witte markeringen (in de Alpen betekent blauw-wit: moeilijke alpiene wandelroute!), maar vaak ontbreekt de markering. De gps-route kan gratis gebruikt worden, o.a. binnen de SNP Reis App (voor iPhone en Android) met snelkoppeling 378437.
De makers van de Dutch Mountain Trail hebben geen commerciële bijbedoelingen gehad bij het ontwerpen van de route. Het is ook daarom dat de route nauwelijks door dorpen of toeristische trekpleisters loopt. Wandelaars die de route in meerdere dagen willen lopen, zullen hun etappes dus zo uit moeten zetten dat hij ook langs een hotel of camping loopt. Daarvoor moet je soms van de officiële route afwijken. Zowel het begin- als het eindpunt zijn bereikbaar met het openbaar vervoer.
Wil je de Dutch Mountain Trail zelf gaan doen maar heb je geen zin om alles zelf te organiseren? Goed nieuws! Wij bieden de Dutch Mountain Trail aan als compleet verzorgde 6-daagse wandelreis. De drie etappes die wij liepen zijn de drie laatste etappes uit deze wandelreis. Je overnacht in prima hotels en je bagage wordt voor je vervoerd.
Meer informatie over deze reis is te vinden op de website van SNP Natuurreizen. Of ga direct naar vertrekdata en boeken.
Epen wordt vaak geroemd om het machtige uitzicht, maar persoonlijk hebben wij toch meer met Slenaken. Vanaf het terras van ons hotel waar we heerlijk in het zonnetje mogen ontbijten, zien we misschien niet de Eiffel of de Ardennen liggen, maar kijken we juist aan tegen een besloten, groen en intiem dal met plukken hellingbos. Of we in een onbekend bergdorpje ergens in een Frans middelgebergte aan de croissants met café au lait zitten. In de groene oase voor onze neus zweeft een buizerd over de velden en landt sierlijk op een paal. Nadeel van dat uitgebreide ontbijt en prachtige uitzicht (er gebeurt steeds wat!) is dat we pas in beweging komen als de klok van Slenaken negen keer slaat. Veel te laat natuurlijk, luie donders!
Het Limburgse land zindert en siddert vandaag opnieuw van de warmte, de terrassen in Slenaken stromen al vroeg vol. Juni is een heerlijke maand. Lente en zomer schudden elkaar ergens halverwege de hand. De ochtenden beginnen soms nog fris en klam, maar tegelijkertijd duren de dagen oneindig lang. Even buiten het dorp duiken we de bossen van de grensstreek weer in en merken we niets meer van de drukte. Bij wijndomein De Planck (de zuidelijkst gelegen wijngaard van Nederland) lopen we een poosje gelijkwaardig met de grens alvorens we België insteken. Veel Nederlanders vinden België een beetje rommelig. Wij kunnen juist erg genieten van dat imperfecte. De gaten in de weg, het allegaartje aan huizen, het gebrek aan voortuinen, de elektriciteitsleidingen die als een kluwen garen tussen de huizen lopen. Je weet het meteen: België! In alle rust trekken we door het fraaie Broekbos waar beukenbommen van meer dan 150 jaar oud staan. ‘Kijk, een muis op die tak!’ Een muis, op een tak, maar…? Het klopt. Het gaat hier om de zeldzame hazelmuis die houdt van de warme grensstreek en elders in Nederland dan ook niet voorkomt. Het is een mooi beestje dat, anders dan andere muizen, niet kruipt maar klimt en zich vooral voedt met hazelnoten en bramen. Helaas wordt hij in zijn voorbestaan bedreigd omdat er door bemaaiing steeds meer van zijn leefgebied verdwijnt. Niet de grond, maar takken en struiken vormen immers de ‘paden’ van de hazelmuis. Gelukkig is er aandacht voor deze kleine jongen en wordt er in overleg met boeren en grens bezitters ‘verstandiger’ gemaaid.
Onderaan het bos stroomt het sympathieke riviertje de Veurs dat uitmondt in de Voer. Hier gaat het nog slechts om verschillende stroompjes die uit de rotsen sijpelen. Mannen in zwarte fourwheeldrives tappen water recht uit de bron in jerrycans, net zoals dat in berggebieden in het buitenland gebeurt. Prima drinkbaar, zeggen ze, want rechtstreeks uit moeder Aarde. In Sint Martensvoeren leggen we aan voor een koffiepauze bij ‘Bie Katrien’; terras annex bloemenwinkel annex cadeauwinkel. Het is absoluut drukker geworden met wandelaars, vertelt Katrien. ‘Zeker in de weekends zitten hier wel zeventig wandelaars die allemaal jullie Dutch Mountain Trail route lopen. Binnenkort ga ik ook kleine lunchgerechtjes serveren, want wandelaars moeten ook eten. Ik ben blij met al die aanloop! Misschien kun je de mensen in Nederland wel vertellen dat ik op dinsdag en woensdag dicht ben. Anders staan ze voor een gesloten deur.’ Bij deze Katrien.
Sint-Martens-Voeren is echt veranderd sinds wij er pakweg vijftien jaar geleden waren. Minder grimmig. Alle verwijzingen naar heftige taalstrijd die hier ooit woedde zijn zorgvuldig weggepoetst van muren en schuttingen. Je hoort er ook niet veel meer over tegenwoordig. Terwijl Walen en Vlamingen hier toch echt, neus tegen neus, in hun eigen taal tegenover elkaar stonden te schreeuwen dat ze op moesten rotten. De tijd heelt vele wonden.
We klimmen, en flink ook. Langs de Sint Martinuskerk en het riviertje de Voer, de Komberg op met vol uitzicht op de ‘beroemde’ 23 meter hoge stenen spoorbrug in Sint-Martens-Voeren, naar de ‘top’ van de Kattenroth; een soort hoogvlakte in een machtig en open landschap. We volgen een tijdje de brede kam om vervolgens aan de andere kant dwars door het bos en over de velden weer af te dalen naar Nederland. Het dal van het riviertje de Noor waar we terecht komen is van een buitenaardse schoonheid. In de diepte van dit kleinschalige landschap pronkt kasteel Altembroek, omgeven door fruitboomgaarden, wilde krieken (kersen), grazende Lakenvelder koeien en kruidige akkers vol bloemen. Dwars door de velden dalen we af en wandelen we het natuurgebiedje Noordal in. Natuurmonumenten zorgt hier voor het belangrijke onderhoud van de zogenaamde ‘graften’; steile taluds aan de rand van het bos waar vleermuizen jagen en de hazelmuis leeft. Zonder onderhoud zou het gebied dichtgroeien en de bomen afsterven.
We bereiken Mheer, of café De Smidse om precies te zijn waarvoor we even van de route moeten afwijken. De plaatselijke creativiteit heeft hier stevig toegeslagen. Op de menukaart staan zaken als een ‘broodje Rookkanaal’ en ‘salade Blaasbalg.’ Een avondje stevig brainstormen en je heb een menukaart gevuld met deze ongein. Maar het is een lekkere plek, zo aan de hoofdstraat waar het leven prettig voorbij trekt. Al is het alleen maar om de talloze wielrenners die vanuit Banholt of Libeek het dorp binnen komen suizen, niet wetende dat daarna een splijtende klim naar Wesch staat te wachten.
Mheer kent veel vakwerkhuizen. Dat u er even extra op let als u er bent. Die naam ‘vakwerk’ heeft overigens niets te maken met het woord vakmanschap, zoals wij dachten, maar met de vakken tussen de houten balken (het geraamte van het huis, dat staat op een bed van keien) die worden opgevuld met leem en stro en later zijn afgevlakt. Die vakken werden later, modeverschijnsel, wit gekalkt. De daken waren oorspronkelijk ook van stro, nu zie je vooral nog dakpannen.
Terug op de route volgt misschien wel het mooiste deel van onze dagetappe. Over heerlijke smalle landweggetjes en twee-voeten-brede paden worstelen we ons langs een smalle haag met daarachter velden met laagstamfruit aan de ene kant en bos aan de andere kant. We slingeren door lange tijd verder door dit intieme gebied, richting het westen. Het Savelsbos ten zuiden van Maastricht staat er om bekend, maar ook in het Hoogbos vinden we volop dassenburchten in de zachte zijkanten van de holle wegen. Met uitzicht op ’s-Gravenvoeren in de diepte eindigt het smalle pad. We rusten uit op een stenen bankje in het kapelletje Kapel Trichterbeeldje. De kapel ligt op een heuveltje aan de voet van twee holle wegen en is bereikbaar via een houten trap. Het Christusbeeld dat ooit in de kapel hing, is tegenwoordig te vinden in het gemeentehuis van Voeren. Op de plek van het beeld hangt nu een ‘gewoon’ houten kruisbeeld.
We staan de volgende dag op bij het kraaien van de haan omdat we nog voldoende tijd over willen houden voor een goed glas bier en een bordje zuurvlees op het Vrijthof in Maastricht. Maar als we bij het pontje over de Maas aankomen die ons naar de overkant in België moet brengen, blijkt deze pas om 10 uur te varen. Dan maar een ontbijt van warme worstenbroodjes en appelflappen bij bakkerij De Lekkerbek aan de Kerkstraat. Elders scoren we hete koffie en zo zitten we meer dan een uur te wachten aan de oever van de Maas. Veel is er niet te zien, want er varen geen grote schepen over dit deel van de rivier. Daarvoor is halverwege de 20e eeuw het Albertkanaal gegraven waar het drukke scheepvaartverkeer nu doorheen gaat.
De pont van 10 uur is goed gevuld met wandelaars die bijna allemaal de Dutch Mountain Trail lopen. Twee jonge meiden uit Amersfoort wandelen de route stoer in vier dagen wandelen en vinden hem ‘superleuk’ . En een groep Limburgers doet de route in losse etappes. Ze komen op plekken waar ze zelf ook nog nooit zijn geweest. ‘Mooi om zo je eigen omgeving te herontdekken!’
We lopen een tijdje over een mooi onverhard pad langs de Maas en steken dan het lelijke sluizencomplex van Ternaaien (Lanaye) over. Aanvankelijk volgen we een strak getrokken kanaal waar grote boten aan de kade liggen en net als we denken dat het verdorie toch nog saai gaat worden, verlaten we het asfalt en klimmen we door het bos naar de Belgische uitlopers van de Sint Pietersberg. Dit is werkelijk een bijzonder stuk van de route omdat je nergens in Nederland zo hoog en steil boven de oevers van de Maas kunt lopen.
De metershoge rotsen langs de route zijn op dit stuk behoorlijk imposant. Op delen in het boterzachte mergel, waar banden van keihard vuursteen doorheen aderen, zijn de namen van Bob, Jos en Gijs op gekrast. In het dichte bos vinden we nog relicten van het kasteel Caestert dat hier ooit stond, zoals muren, grafkelders en toegangspoorten. In 1966 stortte een deel van de kasteeltoren in en in 1972 verwoestte een brand een ander deel van het kasteel. De overblijfselen werden zonder pardon door bulldozers van de helling naar beneden geschoven. Nu wordt in het gedeelte wat nog rest, de Hoeve Caestert, een informatiecentrum van de Waalse overheid gepland.
We worstelen ons soms letterlijk door de jungle van Zuid-Nederland. We klauteren over omgevallen bomen, duwen klimop en takken weg als ware het lianen, glibberen over met mos begroeide stenen en worstelen door meterhoge bosschages met varens, kleefkruid, vlierbes en stekelige braam. Vlak voor we de top van d’n Observant bereiken, volgt dé sleutelpassage van de hele route: een loeisteile klim van een meter of twintig over kaal en glad mergel. Alleen door af en toe een boomstam vast te kunnen grijpen, slingeren we ons een weg naar boven. Ooit hing er een touw, maar dat is gejat of weggeregend. Spannend vinden wij het zeker, maar het is de vraag of dat voor iedereen geldt. Uit de verhalen die we onderweg horen is dit in ieder geval een passage die indruk maakt bij alle wandelaars die de Dutch Mountain Trail lopen. Tegelijkertijd is Natuurmonumenten, beheerder van het natuurgebied, op z’n zachtst gezegd niet blij met het geklauter door haar bossen. Er wordt gewerkt aan een alternatief dat dit steile stuk omzeilt en daarmee de natuur ontziet.
De Dutch Mountain Trail is een idee van ras-Limburgers Toon Hezemans en Thijs Horbach, de drijvende krachten ook achter de organisatie van het Dutch Mountain Film Festival dat sinds 2010 jaarlijks in Heerlen wordt georganiseerd.
‘Het begon in 2019 allemaal met de Limburgse Seven Summits’, vertelt Hezemans. ‘Zeven hoge toppen hier in Zuid-Limburg met een bepaalde uitstraling. Dat waren allemaal losse rondwandelingen van tussen de 6 en 9 km. Het logische vervolg was om die karakteristieke toppen met elkaar te verbinden en zo één lange wandeling te creëren. We hebben dat letterlijk gedaan door de kaart van Zuid-Limburg erbij te pakken en een schoenveter langs die zeven toppen te draperen. Op die manier ontstond een logische route die we later uiteraard zijn gaan verfijnen. Want we wilden wel de mooiste paden en beste uitzichten. ’
Belangrijke voorwaarden voor het maken van de nieuwe route waren volgens Hezemans dat er zoveel mogelijk onverhard moest zijn, dat de paden buiten de bebouwde kom moesten lopen en dat er overal een berggevoel aanwezig diende te zijn. ‘Daarom hebben we er soms ook voor gekozen om de beklimming van een berg via de steilste kant te laten verlopen, hoewel dat misschien niet de kortste weg is. Op die manier krijg je echter wel het idee dat je een berg beklimt.’
Het succes van de Dutch Mountain Trail heeft ook Hezemans enigszins verbaasd. ‘We hadden wel het idee dat het een populaire route zou kunnen worden, want naast het Krijtlandpad is er geen langere doorgaande route in Limburg. In eerste instantie dachten we aan 1000 routegidsen genoeg te hebben. Inmiddels zitten we aan de vijfde druk en zijn er meer dan 7000 gidsen verkocht. In werkelijkheid lopen veel meer mensen de route omdat de route ook gratis te downloaden is. Alleen maar leuk. Wij zijn dit project ook nooit begonnen om er geld aan te verdienen. Voor ons is het belangrijk om het verhaal van het unieke landschap van Zuid-Limburg te vertellen. Het enige landschap in Nederland waar je echt een soort berggevoel kunt ervaren. Met stromende beken, steile hellingen, rotspartijen en vergezichten op de Ardennen en de Eiffel. En hoe kun je dat beter doen dan actief de omgeving te ervaren, te voet! Dat het succes vervolgens zo groot is, is mooi meegenomen maar nooit ons doel geweest.’