Langs diepe fjorden, op imposante hoogvlaktes en in dichtbegroeide bossen: door heel Noorwegen wachten honderden hutten op avontuurlijke wandelaars. We selecteerden zes van de mooiste huttentochten door de ruige, Noorse natuur.
Besseggen is de populairste bergkam van het land, maar de meeste Noren vinden Trollheimen nog net een tikkie mooier. Deze bergrug ten zuidwesten van de stad Trondheim laat zich maar moeilijk in een hokje proppen. In het oosten wordt het decor gekenmerkt door ronde toppen en valleien gevormd door gletsjerijs, maar meer naar het westen doen de scherp afgetekende pieken eerder aan de Alpen denken. De meest bejubelde wandeling in de wijde omgeving is de dagtocht naar de top van de Snota: met 1668 niet de grootste piek van de streek, maar wel met een uitzicht om in te lijsten.
Wie meer dan een dag te besteden heeft, kan ook kiezen voor de Trekanten (lees: ‘driehoek’) van Trollheimen. De tocht voert in drie dagen naar Gjevilvasshytta, Jøldalshytta en Trollheimshytta: drie klassieke berghutten met eigentijdse service. Voor een mooie opbouw kun je vanuit Gjevilvasshytta het beste tegen de richting van de klok in lopen. Je krijgt dan weliswaar steeds wat meer hoogtemeters en ruig terrein voor de kiezen, maar het landschap vol frisblauwe forelmeren en hooggelegen bergdalen wordt onderweg steeds weer wat mooier.
Met zijn fonkelmooie waterspiegel en groen gespikkelde bergflanken bezit het Lysefjord die woeste screensaverschoonheid waar Noorwegen zo om bejubeld wordt. Maar het fjord dankt zijn faam bovenal aan twee Instagramfähige natuurspektakels. De 604 meter hoge ‘selfierots’ Preikestolen steekt vervaarlijk boven het water uit. De minstens zo beroemde Kjeragbolten is een ronde zwerfkei die muurvast tussen een rotsspleet vast is komen te zitten. De meeste bezoekers blijven plakken rond deze – het moet gezegd worden – adembenemend mooie toeristentrekkers. Maar wie verder kijkt dan zijn bergschoenen lang zijn, vindt tijdens een ‘rondje Lysefjord’ nog veel meer vijfsterrennatuur.
Voor de hele rondwandeling moet je zo’n zeven dagen uittrekken, al is het ook eenvoudig om de huttentocht in te korten door af te snijden met de lokale veerdienst. De route is best pittig, met lange dagetappes en ruig terrein dat tijdens een regenbuitje gevaarlijk glibberig kan worden. Het gevarieerde decor is een beetje doorbijten echter meer dan waard. Gemoedelijke kuierpassages langs de waterlijn worden afgewisseld met steile kuitenbijtklimmetjes op honderden meters hoogte. Wees gewaarschuwd: wie te vaak stilstaat om zich te vergapen aan al die magnifieke uitzichten, watervallen en bossen kan buiten de zomermaanden zomaar verrast worden door het invallende donker.
Ten oosten van Jotunheimen ligt Rondane: een streek die al in 1962 met een dikke strik werd ingepakt als eerste nationale park van Noorwegen. In deze uitgestrekte wildernis bevinden zich maar liefst tien toppen van boven de 2000 meter, waardoor ook bergwandelaars en buitensporters het gebied in hun hart hebben gesloten. Eerlijk is eerlijk: het park mist de spectaculaire fjordenpracht die je wel vindt aan de Noorse kust. Maar de schier eindeloze vlaktes en de wat meer afgeronde bergflanken vormen nog steeds een wandeldecor om de vingers bij af te likken.
Voor een kennismaking met het nationale park is de Rondane Triangle Route de beste keus. Vanuit Spranget wandel je in vijf dagen – met elke dag ongeveer tien kilometer op het programma – naar alle uithoeken van het park. Alleen tussen Dørålseter en Bjørnhollia krijgen de kuiten wat steile stukjes te verduren. Verder zijn de vlaktes vol zacht verend kerststukjesmos ook voor minder ervaren kilometervreters prima te behappen. Onderweg is er dus alle tijd om de horizon af te speuren naar wilde rendieren. Ook muskusossen steken op deze Noorse toendra geregeld hun harige kop en woeste kapstokhoorns boven het maaiveld uit.
In het zuidoosten van Noorwegen, op de grens met buurland Zweden, wacht een streek waar je door de bomen het bos niet ziet. In de 17e eeuw trokken veel Finse immigranten naar dit dunbevolkte deel van Scandinavië om plukjes bos kaal te branden en zo geschikt te maken voor akkerbouw. Desondanks wordt het gebied nog altijd gedomineerd door soms torenhoge naaldbomen. De 214 kilometer lange Finnskogleden slingert als een aangeschoten rendier door dit prachtige, bosrijke gebied.
Hoewel je voor deze huttentocht maar liefst 13 dagen moet uittrekken, zijn de gemoedelijk glooiende paden eenvoudig te belopen. Vanuit Oslo reis je al in zo’n twee uur naar startplaats Morokulien; waar zelfs gezinnen met kinderen de veters aansnoeren voor een of meerdere dagetappes. De hele tocht is prima bewegwijzerd en bestaat ook dikwijls uit passages aan de Zweedse kant van de grens. De hutten langs de route zijn eenvoudig en onbemand, maar de panorama’s vol antieke boerderijen, serene meertjes en – met een beetje geluk – een eenzame eland zijn onbetaalbaar.