In het voor- en naseizoen, als de hordes Italiaanse badgasten van het eiland zijn verdwenen, kun je heerlijk buitenspelen op Sardinië. Je hebt de paradijselijke stranden en het ruige binnenland bijna voor jezelf alleen. Ruimte zat dus voor de kinderen om te klauteren, rennen, spetteren en struinen. En voor de ouders om te klimmen, trailrunnen en wandelen. Een eiland vol avontuur voor groot en klein. Reporter Claar Talsma was er met haar zoon Fosse en deelt haar ervaringen in deze blog.
Strandjes hoppen: Cala Sisine en Cala Luna
Cala Gonone is niet het mooiste dorpje aan de Golfo di Orosei, maar een prima uitgangspunt voor verschillende tochten in het nationaal park. Het heeft de basisvoorzieningen die we nodig hebben: camping, supermarkt, pizzeria en ijsboer. In de haven kun je bovendien bootjes met kapitein regelen die je op strandjes verderop kunnen afzetten. 's Morgens vroeg melden we ons in de haven. In een klein rubberbootje met buitenboordmotor stuiteren we even later over de golfen richting Cala Sisine. Na een "Ciao" en een wuif van de kapitein hebben we het strandje helemaal voor onszelf alleen. Eerst maar eens ontbijten in het ochtend zonnetje! Maar we komen niet om te zonnebaden, er is werk aan de winkel.
Langs de kust waar we daarnet nog onderlangs voeren en die als een muur uit het water oprees, lopen we nu over kleine paadjes terug. Het pad gaat door een ruig landschap. Soms is het pad makkelijk en zijn er sporen van herders en schapen. Soms loopt het pad over de rotsen en moeten we klauteren. We lopen onder een natuurlijke brug en klauteren naar een grot, echt een avonturen wandeling. Halverwege komen we langs nog zo'n paradijselijk wit baaitje, Cala Luna. Hier is een barretje met drinken en ijsjes. Hoe dichter we bij het eindpunt Cala Fuili komen hoe drukker het wordt. Dat is in dit geval geen nadeel want daardoor weten we een lift te regelen voor het laatste saaie stukje terug naar Cala Gonone.
De wandeling van Cala Sisine tot Cala Fuili is flink lang, maar kan ingekort worden door in Cala Luna te beginnen of daar te kamperen.
Cala Fuili is het laatste baaitje dat je vanaf Cala Gonone met de auto kunt bereiken. Nu gaan we niet langs de kust, maar lopen we vanaf het strandje het binnenland in. We hebben onze hardloopschoenen aan en rennen door de droge rivierbedding. Ook Fosse rent vrolijk met ons mee. De bergwanden om ons heen worden hoger. Het lijkt soms of we niet verder kunnen, maar steeds is er weer een opening. Al snel moet Fosse even uitrusten, dus lopen we heen en weer door de kloof om een beetje in de buurt te blijven. Opeens stuiten we op een grote rotspartij. Kunnen we hier toch echt niet meer verder? Maar kijk, daar hangt een touw! We klauteren omhoog en overzien de rest van het pad: nog meer grote rotsen. Mmmm, tijd om om te keren. Terug op Cala Fuili is het tijd om te spelen. Terwijl een regenbui nadert springen we van steen naar steen op het strand.
Vanaf Cala Gonone rijden we een eindje het binnenland in over een slingerende bergweg naar Passo Ghenna Silana. Hiervandaan gaan we lopend verder, op zoek naar de Gola di Gorropu die ergens onder ons moet zijn. Eerst zien we niets dan eikenbomen en groene heuvels, maar dan komen de oranjegrijze rotsen in beeld. Steeds verder gaan we naar beneden, terwijl het ondertussen steeds harder gaat waaien. Helemaal onderin staat aan het begin van de kloof een tentje waar je entree moet betalen en waar je bouwhelmen op krijgt. Wow, dit is echt een hoge kloof! Tussen grote rotsblokken lopen we verder de kloof in. De wind blaast door de kloof. Soms komen we bijna niet vooruit. Je kunt hier echt hangen op de wind. In de luwte van een grot eten houden we pauze. We besluiten om te keren. We moeten immers nog de hele weg terug. Omhoog dit keer...
We zijn een stukje naar het noorden gereden naar een soort hoogvlakte. Bar Su Porteddu heeft een grote parkeerplaats en is de start van onze volgende wandeling. Naast de parkeerplaats zijn een paar kampeerplekjes waar je, als de meeste daggasten zijn verdwenen, heerlijk rustig kunt kamperen. Ook deze wandeling gaat eerst naar beneden en dan omhoog. Dit keer zijn we lang niet de enige die onderweg zijn. Het is weekend en iedereen lijkt hetzelfde strandje als lunch doel te hebben gekozen. Na droge rivieren en rotsige paadjes komt de rotspilaar in zicht die boven Cala Goloritzè staat. We zien daarboven ook een paar klimmers aan de wand hangen. Niet veel later staan we dan op het kleine strandje met het azuurblauwe water. Het is druk, overal zitten mensen te kletsen en te zonnen. Een enkeling zwemt in het water. Het water ziet er erg aanlokkelijk uit: helder en blauw. Fosse neemt snel een duik. Wow, het is ijskoud, Mam!
Aan de haven van Santa Maria Navarrese moet een klimmuurtje zijn. We rijden door het dorpje langs barretjes en glimmende jachten. Helemaal aan het eind is inderdaad een behaakte muur. We trekken onze klimgordels aan en doen een paar van de eenvoudige routes onder wakend oog van het Mariabeeld dat in de muur staat. De routes zijn ook voor kinderen goed te doen. Fosse klimt een paar meter omhoog en kijkt dan eens om zich heen. Kijk mam, mooie boten hier! Al snel houdt hij het klimmen voor gezien en gaat hij alle boten bekijken.
Over kleine weggetjes zijn we het binnenland in gereden. Volgens ons gidsje moet hier ergens een kloof zijn, maar voorlopig zien we alleen maar bergen vol struiken. Stond Sardinië niet bekent om zijn struikrovers? We laten de auto achter langs een klein weggetje en lopen verder. Na een heuvel zien we onder ons het dal waar we naar op zoek waren. Een rivier met tal van waterbekkens en rotspartijen om doorheen te struinen. Soms een stuk door het water, dan weer over de rotsen gaan we. Bij elk waterbekken worden we natter en bij elke klimpartij voelen we ons stoerder. Als struikrovers gaan we door de rivier.
Capo Testa is een beeldentuin gemaakt door de wind. Hier kun je klauteren en verstoppertje spelen tussen de bizar gevormde rotsen. Of je pakt het wat serieuzer aan en maakt een wandeling rond de hele kaap of doet een paar boulders. Een half uurtje (met de auto) verderop ligt camping Acapulco, waar je tussen dezelfde soort rotsen aan zee kunt kamperen.
We gebruikten het Rother wandelgidsje: Wandelgids Sardinië, 63 mooiste kust- en bergwandelingen.