Bergwandelen met kinderen vinden veel ouders spannend. Hoe pak je dat aan, zodat het leuk en veilig blijft? Wij geven antwoord op tien veel gestelde vragen.
Natuurlijk, eens moet de eerste keer zijn. Ook voor beginners zijn er genoeg mooie routes te vinden in de bergen, zelfs routes waarbij je niet (veel) hoeft te klimmen of dalen. Denk aan een ontspannen rondje om een idyllisch bergmeertje, een korte en niet al te steile route naar een mooie almhut in een bloemenrijke wei of naar een klaterend beekje. Langzaam bouw je je ervaring op en dan komt die hoge bergtop met dat onvergetelijke uitzicht vanzelf een keer. Tip: wil je toch al van dat hoge uitzicht kunnen genieten zonder lang te hoeven klimmen, zoek een gebied waar de skiliften ook in de zomer geopend zijn.
Dat hangt af van de leeftijd en ervaring van je kind. Hou er rekening mee dat in de bergen niet alleen de kilometers en de wandelduur tellen, maar vooral het aantal hoogtemeters stijgen. Een paar richtlijnen: een zesjarige die gewend is om te wandelen, kan op een dag wel drie à vier uur lopen en ongeveer 400 à 500 meter stijgen; een fitte achtjarige kan vier à vijf uur lopen en 600 à 700 meter stijgen; een sportieve tienjarige kan over het algemeen vijf à zeven uur lopen en 800 à 1.000 meter stijgen en dalen.
De tocht moet haalbaar zijn voor het jongste kind. Dat moet je uitgangspunt zijn bij de berekening van de duur en het aantal hoogtemeters. Daarnaast moet je goed op de hoogte zijn van potentieel gevaarlijke trajecten, die je wilt vermijden. Zijn er routes met steenslag, met al te forse afgronden, of kans dat sneeuwvelden of gletsjers moeten worden gekruist? Hoe je aan die informatie komt? Ideeën voor routes kun je bijvoorbeeld van het internet of uit een wandelgids halen. Een volgende stap is de aanschaf van goede wandelkaart. De kaart geeft informatie over terrein, afstanden en hoogteverschillen. De kaart is uiteraard ook onmisbaar om te kunnen navigeren tijdens het wandelen zelf - ongeacht of de route goed is bewegwijzerd.
Variatie is hier het toverwoord. Juist vanwege de kinderen kun je geneigd zijn om een breed en recht pad te kiezen. Maar een half uur wandelen zonder iets te beleven, duurt een eeuwigheid ze. Een smal kronkelpaadje over boomwortels, door beekjes of over rotsblokken is zoveel leuker. Je zult zien dat ze veel minder snel klagen over vermoeidheid. Kinderen willen ook graag dingen ontdekken. Probeer een route te plannen waarbij je onderweg langs een aantal leuke ‘attracties’ komt.
Denk aan een meertje, een plek waar je dieren kunt spotten, een beek of een waterval, een almhut waar je iets kunt eten en drinken en mogelijk met een speelplek. Maar ook op of langs het pad valt er genoeg te vinden: beestjes, bloemen en planten zoals de wilde aardbei (hm, lekker!), mooie stenen die in de rugzak van papa verdwijnen… Behalve deze tastbare dingen kun je de bergen meer tot leven laten komen door er mooie en interessante verhalen over te vertellen. Dat bergbeekje wordt nóg bijzonderder als je weet dat het zijn weg vindt in de Rijn die misschien wel door je achtertuin stroomt. Wijs je kinderen op het moment dat jullie boven de boomgrens uitkomen. Of wanneer jullie een bergpas oversteken en zich weer een heel nieuw landschap voor jullie openbaart. Hoor je die bergmarmot fluiten? Kun je hem vinden? In de bergen valt genoeg te beleven als je er maar oog voor hebt. Kinderen zien zelf ook heel veel in een landschap, ze kunnen je aangenaam verrassen met hun vondsten!
Je hebt een goede route gevonden en uitgestippeld. Voordat jullie kunnen gaan lopen, heb je natuurlijk een goede uitrusting nodig. Goede bergwandelschoenen zijn een noodzaak. Evenals een rugzak en beschermende kleding (regenjas, zonnepet, isolerende kleding). Hoe hoger je komt in de bergen, hoe kouder het er wordt. Zelfs in de zomer kan het sneeuwen en vriezen in het hooggebergte. Het weer in de bergen kan snel omslaan en onweer is ronduit gevaarlijk (ga dan niet op pad of zorg dat je ruim op tijd weer binnen bent). Controleer daarom voor vertrek altijd het weerbericht. Noteer ook het telefoonnummer van de (lokale) reddingsdienst in geval van nood.
Eenmaal op pad, dan is het goed om een paar duidelijke afspraken te maken met je kinderen. Zoals op elkaar wachten bij elke splitsing. Kijken waar je je voeten zet. Wil je rondkijken, sta dan stil. Gooi nooit met stenen in de bergen. Een goede afspraak is ook dat je elkaar moet kunnen blijven zien. Kinderen zien minder gevaar dan volwassenen.
Een lege batterij bederft het wandelplezier compleet, dus zorg dat die te allen tijden voldoende is opgeladen. Dit begint al voor vertrek. Ga met een goede bodem en voldoende gehydrateerd de deur uit, want anders gaat die water- of thermosfles veel te snel leeg. Bedenk dat je tijdens het wandelen meer energie en vocht gebruikt dan normaal en zorg dat je voorraad nooit opraakt.
Kinderen zien vermoeidheid zelf niet aankomen. Het is aan de ouders om dit te herkennen en te voorkomen. Als de uitputting toch toeslaat, is rusten het enige dat helpt. Spullen overnemen en praten helpt ook. Kleine kinderen kun je dragen op je nek, mits het terrein dit toelaat. Wees eerlijk op moeilijke momenten. Geef aan waar ze aan toe zijn, zodat ze zich daar op kunnen instellen. Is het nog ver, deel het traject dan op in stukken en stel elke keer een nieuwe beloning in het vooruitzicht. Dat kan iets lekkers zijn, maar ook een speelplek, een bergmeer of een beekje om een dammetje in te bouwen. Bij jongere kinderen helpt ook om de gedachtes even te verzetten door een spelletje te doen tijdens het lopen (Raad een dier, Ik zie ik zie wat jij niet ziet..).
Vanaf ongeveer tien jaar krijgen kinderen vaak meer behoefte aan uitdaging en avontuur. Misschien zijn jullie nu wel zo ervaren dat jullie ook avontuurlijkere trajecten aankunnen, zoals stukjes klauteren, via ferrata’s, gletsjeroversteken. Hebben jullie die ervaring nog niet en beschikken jullie ook niet over de juiste uitrusting, overweeg dan eens om zoiets te doen onder leiding van een berggids als je dit leuk lijkt. Een andere tip om het leuk te houden als kinderen wat ouder zijn, is vriendjes of vriendinnetjes meenemen. Wat vaak erg goed werkt, is als er een gelijkgestemd gezin meegaat met kinderen in dezelfde leeftijd die het goed met jouw kinderen kunnen vinden. Dit geldt overigens ook voor jongere kinderen.