Al ruim een jaar is het boek 'de Acht Bergen' van Paolo Cognetti niet weg te slaan uit de internationale bestsellerslijst. Als rechtgeaarde Italofiel met een grote leeshonger, had ik deze prachtige roman - evenals zijn minder beroemde voorganger 'de Buitenjongen' - dan ook al snel verslonden. Het verhaal van de kleine Pietro en zijn zomervriendje Bruno die samen te voet het berglandschap van de Aosta verkennen, wakkerde mijn nieuwsgierigheid naar dit deel van de Italiaanse Alpen flink aan. Een half jaar later reed ik door de Mont Blanc tunnel vanuit de Franse kant het Aosta dal binnen, op weg naar het 'Grote Paradijs'.
Aan de westkant wordt het Aosta dal begrensd door het Mont Blanc massief, in het noorden door de Walliser Alpen met bergreuzen als de Monte Rosa en de Matterhorn en in het zuiden door de hoogste Italiaanse top van de Gran Paradiso. Ook al kende deze vallei daarmee een geografisch isolement, toch is het Aosta dal door de eeuwen heen een belangrijke handelsroute geweest. Al in de achtste eeuw werd hier de Via Francigena aangelegd, de pelgrimsroute die het Karolingische Rijk met Rome moest verbinden.
In de vroegste tijden werd het bewoond door het bergvolk van de Salassi, echter in 25 v. Chr. werd deze stam tot de laatste bewoner toe uitgeroeid door de bereden cohorten van keizer Augustus en verkreeg het zijn Romeinse naam Vallis Augustana, de voorloper van Valle d'Aosta.
Wanneer je door het hoofddal van Aosta rijdt, zie je op de strategische heuveltoppen allerlei vestingen, burchten en kastelen liggen. Het wapengekletter moet hier eeuwen lang hoorbaar zijn geweest.
Maar ik kom hier niet voor de cultuur, ik wil de bergen in. Weg van de bewoonde wereld, naar het domein van de bergmarmotten en steenbokken, naar de bergen uit de jeugd van Paolo Cognetti. En zo beland ik in Cogne, uitvalsbasis voor dagwandelingen in het Nationaal Park Gran Paradiso. Dit kleine bergdorpje van nog geen 1.500 inwoners heeft alles wat de bergwandelaar nodig hebt: een paar hotels en restaurants, een kleine supermarkt, bakker, groenteboer en een bezoekerscentrum met informatie over de mooiste wandelingen en een uitgebreide verzamelingen kaarten. De volgende ochtend vroeg sta ik bepakt en bezakt klaar voor mijn eerste 'hike'. Het is een prachtige najaarsdag, de hemel is kraakhelder, de zon kruipt net boven de bergkam uit en heeft nog geen tijd gehad om de lucht te verwarmen, prima condities voor een flinke, adembenemende klim. Na 600 overwonnen hoogtemeters bereiken we de stoere berghut 'Vittorio Sella'; tijd voor warme soep en brood alvorens de terugweg te aanvaarden. Op de steile bergwanden zien we de eerste groep steenbokken. Deze acrobatische klauteraars zijn hier vreemd genoeg niet erg schuw dankzij een lange periode van bescherming in dit voormalige jachtgebied van het - eveneens voormalige - Italiaanse koningshuis.
Oeffah, dat valt niet mee. Bij de eerste stap uit het warme bed blijkt het effect van de overwonnen hoogtemeters van de dag ervoor. Stijve spieren en fikse pijn in de benen. Toch weer te enthousiast omhoog gerend. Vandaag gaan we het voorzichtiger aanpakken. Op het programma staat een rondwandeling vanuit het nabijgelegen dorpje Lillaz. Na een eerste steile klim zijn de spieren direct weer alert en opgerekt. De beloning is groot. Boven de boomgrens treffen we een prachtige lunchplek aan het spiegelgladde meer Lago delle Loie op 2354 meter. Het pad slingert over een bergkam met vergezichten naar alle kanten. Het is weer kristalhelder want we zien aan de verre horizon de witte top van het Mont Blanc Massief schitteren.
Bij de afdaling naar de Valle di Urtier wandelen we een idyllisch dalletje in met een zomerboerderij die zo uit het boek van Cognetti zou kunnen zijn geplukt. Een paar mannen bewaken hier een grote kudde geiten en koeien. Nog een paar weken en ze zullen de winterstallen weer opzoeken.
De laatste dag maken we het onszelf makkelijk en kiezen we voor een vrijwel vlakke wandeling heen- en terug langs beide oevers van de wild stromende bergbeek van Valnontey. Ik denk aan Paolo Cognetti en zijn liefde voor dit schitterende berglandschap. Dan ritselt het in de struiken en verschijnt een groepje gemzen die onverstoord wat komen drinken. Ook deze bergbewoners lijken niet bevreesd voor menselijke aanwezigheid in het 'Grote Paradijs'.