De dorpen in La Rioja liggen als arendsnesten op de top van de heuvels in de vallei, die gedomineerd wordt door de geometrische patronen van de wijngaarden. Op de velden is de wijnrank geplant. Boven zijn de bergen. La Rioja als wijntour is bekend. Het kan ook heel anders: fietsen in de Rioja.
‘Mini-Guggenheim,’ zegt Pedro in de plaatselijke bar, wijzend op de gebogen titanium platen, die als een bundel wimpels in alle kleuren van de regenboog tegen de lucht afsteken. We kijken naar bodega Marqués de Riscal in Elciego, ontworpen door de bekende architect Frank Gehry die ook het museum Guggenheim in Bilbao op zijn naam heeft staan. De bogeda behoort tot de nieuwere generatie pakhuizen, gebouwd in een bijzondere architectuur. Dat hebben we al eerder in het nabijgelegen Laguardia gemerkt. Daar fietsten we voorbij wijnhuis Ysios, ontworpen door Santiago Calatrava, dat als een rij golvende wijnvaten naast elkaar tussen de wijngaarden ligt, net buiten het dorp. Nog iets eerder kwamen we bovendien langs een glazen wijnkelder, ontworpen door een Baskische architect.
In de dorpen waar we doorheen fietsen komen we steeds weer wijnkelders tegen. Behalve de grote wijnpakhuizen, zijn er de huiselijke varianten. Dat zijn grotten in rotswanden, met een deur en een hangslot. Honderden jaren geleden hebben bewoners deze kelders met een hamer uitgehakt. Het is er het hele jaar door zo’n tien graden. Hier komen mannen bij het licht van een olielamp samen om hun eigen wijn te proeven uit antieke eikenhouten vaten. De grotten zijn een soort privé-cafeetjes.
We fietsen door het eindeloze mozaïek van wijnvelden. Overal het bladerloze hout van de stronkige struikjes in rijen. Overal de vergroeiingen van de stompen en stronken. Enkele cipressen en een bos pijnbomen steken donker groen af tegen de heldere hemel. En in de verte een verrassend wit: de schitterende karteling van besneeuwde toppen. Er is weinig verkeer, op een boer na, die met een paar stronken wijnranken onder de arm naar zijn huis loopt. Op veel erven liggen grote hopen stronken voor de deur. Het is prima brandhout voor de barbecue en de houtkachel.
Onveranderlijk liggen de Rioja-dorpen op de top van een heuvel in de vallei, die begrensd wordt door hoge steile rotspartijen. Daar boven op de kliffen jagen bewoners op jabali en duiven en vieren ze oudjaar met veel eten en Rioja-wijn uit eigen finca. Op de dorpspleintjes staan platanen en een oude bron. Handig om je bidon tijdig mee bij te vullen. ’s Avonds aan de toog in de plaatselijke bar drinken mannen een glas wijn van de plaatselijke finca. ‘Iedereen is hier wijnbouwer,’ zegt de gepensioneerde Pacho. ‘Er is hier geen koe, geen paard te vinden.’ La Rioja is voor hem synoniem met rijkdom, armoede heeft de streek niet gekend. De notabelen van het dorp komen geregeld samen in het plaatselijke veldkapelletje. In de meeste dorpen wonen maar een paar honderd inwoners. Zij wonen niet meer in de aardige centra, waar grote granieten huizen staan met brede en hoge poorten waar ooit de karren van handelaren doorheen konden rijden naar de binnenplaats en waar op de gevels nog escudos van de notabelen pronken. Want veel Rioja-dorpen liggen op de oude handelsroute tussen de Ebro-vallei en het hoogland. Karren vol wijn, zout, kleren, honing en varkens reden hier langs. Toch, zegt Pacho, zijn deze huizen merendeels verlaten, want mensen willen hun auto en tractor voor huis kunnen parkeren. Dat is onmogelijk in de nauwe straten in het centrum.
Nadat we onder meer door Haro, Labastida en het middeleeuwse Briones zijn gefietst, krijgen we in de gaten dat La Rioja niet per se meer gelijk staat aan rode wijn: rosé en witte wijn winnen gestaag terrein. Al deze wijnvelden, die in de buurt van de rivier de Ebro liggen, produceren inmiddels nieuwe wijnen, al blijven de klassieke het nog steeds goed doen.
Soms kruist de fietsroute oude cañadas, traditionele schaapsroutes. Een laatste relict daarvan komen we tegen bij zonsondergang als een dorpsherder zijn kleine schaapskudde over de weg voert, achter het kerkhof langs drijft en naar een kraal brengt.
Om nog meer van de Rioja-cultuur mee te krijgen, bezoeken we ‘s avonds het Paasfeest dat in San Vicente de la Sonsierra op een bijzondere manier wordt gevierd. Bij de entree van het dorp, een middeleeuwse brug over de Ebro, stromen Spanjaarden van heinde en ver toe om het evenement Picaos (Cofradía de la Santa Vera Cruz y de los disciplinantes (geselaars)) mee te maken, dat zelfs op de nationale televisie wordt uitgezonden. Curieus genoeg heeft deze zelfkastijding hier standgehouden. Terwijl dramatische muziek aanzwelt, loopt de processie door de straten, met onder hen twee in het wit geklede boetedoeners op blote voeten, die zichzelf met een takkenbos kastijden. ‘Tot bloedens toe,’ fluistert een man. ‘En morgenochtend in de kerk doen ze het nog een keer.’
Langzaamaan fietsen we zuidwaarts, richting de bergen, met uitzichten over de vallei en haar mozaïek aan wijnvelden, bespikkeld met kleine dorpen. Vanaf Santa Domingo de la Calzado tot voorbij Ezcaray scheren we langs de Rio Oja. Aan de Rio Oja heeft de streek haar naam Ri-oja te danken. Nadat we de pelgrimsroute van Santiago de Compostela hebben gekruist, verandert de wijn-sfeer in een klooster-sfeer, waarvan de kloosters Suso and Yuso in San Millán de la Cogolla het hoogtepunt vormen. Hier treffen we literaire pelgrims, die op zoek zijn naar de oorsprong en de historie van de Spaase taal. Vandaar dat men wel zegt, dat in deze regio het puurste Spaans wordt gesproken.
Met de fietstour krijgen we een samenvatting van La Rioja. Het wijngebied ligt strak ingeklemd tussen de kliffen aan de noordkant en de hoge bergen aan de zuidzijde waar gieren boven diepe kloven en verstilde kloosters zweven. Juist deze bergketens beschermen de wijngaarden in de vallei tegen koude zeewinden en regenbuien. Bijzonder dat de wijn uit dit relatief kleine gebied zo bekend is geworden. Terugdenkend aan het kleurrijke mini-Guggenheim aan het begin van de fietstour, is het tijd om af te sluiten met het Guggenheim in Bilbao.