IJzersterke wind. IJzersterke vestingen. IJzersterke verhalen en legendes. Dat zijn de ingrediënten van de GR-wandeling over een woeste hoogvlakte in de Zuid-Franse Aveyron: de Causse du Larzac. Het thuis van de tempeliers.
Gelopen tocht: 5-daagse wandeltrektocht van 100 kilometer van en naar La Cavalerie. Dit is een lus van de GR71, de complete GR is nog langer.
Zwaarte/moeilijkheidsgraad: Meestal vlak, een enkele steile doch korte klim of afdaling. Kortere dagetappes mogelijk door andere etappe-indeling; dan wordt de tocht 1 of 2 dagen langer.
Markering: Uitstekend, rood/witte GR-markering. Tocht beschreven in een 'topoguide' met routebeschrijving en detailkaartjes.
Verhard/onverhard: 5/95.
Beste tijd: Voorjaar, vanwege de orchideeën. Tocht mogelijk van april t/m oktober.
De Causse du Larzac is de grootste en zuidelijkste van alle 'Grands Causses', een verzameling hoogvlaktes die onderdeel zijn van het grote Massif Central in Zuid-Frankrijk. De Causses, die samen een natuurpark vormen, zijn onbekender dan de naburige Cevennen of de Aubrac. En ze zien er anders uit. Het zijn uitgestrekte, dorre kalkplateaus. Woeste leegtes waar wild gras groeit en de wind vrij spel heeft. De tempeliers vestigden zich in de 12de eeuw op de Causse du Larzac. Hun commanderijen, zoals de kloosterburchten genoemd worden, waren succesvolle agrarische bedrijven. Tot op heden bepalen deze plaatsen het aangezicht van de streek. De wandelroute GR 71 knoopt ze allemaal aan elkaar.
Onze startplaats is La Cavalerie. De ommuurde middeleeuwse kloosterburcht beslaat nog steeds een groot deel van het dorp. Pal erlangs loopt een lange hoofdstraat met, net als in elk ander Frans dorp, een bar, een supermarché, en zelfs een auberge en een gîte d'étape plus een office du tourisme. Het souvenirwinkeltje binnen het ommuurde deel verkoopt boeken over de Orde van de Tempeliers; serieuze geschriften, laat dat duidelijk zijn.
Buiten La Cavalerie belanden we snel tussen de akkers. Vlak bij raast het verkeer over de Autoroute A75 (La Méridienne), die voor een snellere verbinding van Parijs met de Middellandse Zee gezorgd heeft. De laatste link, het Viaduc de Millau, kwam in 2004 gereed. Deze brug zette Millau voorgoed op de kaart, omdat het nu de op één na hoogste brug ter wereld heeft die, rustend op zeven gigantische pijlers, de Tarn overspant.
De snelweg snijdt dwars door de hoogvlakte, maar daar merken we de komende dagen niks van als we langs de zuidrand van het plateau lopen. Het geraas sterft weg in de bossen bovenop een heuvelkammetje en maakt plaats voor geblaf en belgerinkel: een troep jachthonden is in achtervolging. Enkele honden komen even dichterbij om in te schatten of wij ook tot de prooi behoren. Iets verderop staan posterende jagers te wachten tot hun prooi tevoorschijn komt.
Vóór ons strekt zich een heuvellandschap uit, een bonte lappendeken van bruine akkers en groene weilanden, gescheiden door bermen en heggen volop leven. We hebben het stevig naar onze zin. Achter de ronde heuvels duikt de volgende tempeliersvesting alweer op. Fier in het landschap, in de diepte, ligt de vierkante wal van Sainte-Eulalie de Cernon, met op elke hoek een toren. Dit was de belangrijkste van alle commanderijen in de Larzac, omdat hier het moederhuis van de tempeliers gevestigd was. Hoewel het dichte netwerk van commanderijen in deze streek uniek is, richtten de tempeliers in heel West-Europa kloosterburchten op. Van daaruit stuurden ze grote sommen geld en andere middelen naar hun wapenbroeders, die na de eerste kruistocht forten en kastelen bouwden in het Heilige Land om daar de pelgrims op weg naar het graf van Christus in Jeruzalem te beschermen. Hun strijdrossen werden hier in de Larzac gefokt.
Uiteraard bezoeken we St. Eulalie, zitten op de rand van de oude fontein op het middenplein, nemen een kijkje in de kerk en het moederhuis en slenteren door de wirwar van middeleeuwse steegjes. Even later klimmen we het dal uit naar weer een plateau. De mediterrane wind heeft hier vrij spel. Voor het eerst herken ik de leegte, de dorheid van de foto’s, en de bizarre rotsvormen en rotspilaren. Dit is ook het land van de Roquefort, de beroemde schapenkaas met de krachtige smaak die alleen hier geproduceerd mag worden. Hier en daar staan gestapelde muurtjes en vervallen stenen herdershutten. Ze worden duidelijk niet langer gebruikt. Schapen zien we ook nergens. Hoe kan dat? De Roquefort is niet minder populair geworden sinds Plinius er in de Romeinse tijd melding van maakte. Het is een wereldwijd exportproduct.
Het antwoord krijg ik een paar dagen later. Dan zien we voor het eerst een rondtrekkende herder met een kleine kudde. Een der laatste Mohikanen, blijkt. 'Vijftien jaar geleden kon je 's ochtends vroeg en 's avonds laat nog duizenden schapen op het plateau zien', zegt de oude man met een blik vol nostalgie. 'Maar de tijd dat een herder als een nomade met zijn kuddes over de hoogvlakte trok, is voorbij. Dat is te duur geworden.' De schapen worden nu dagelijks naar de sappigste weides gebracht en weer opgehaald. Met vrachtauto’s als het nodig is. De herder van nu rijdt in een quad. De smaak van Roquefort is niet meer dezelfde, klagen sommige kenners.
We lopen lange tijd zonder dat het landschap wezenlijk verandert. Voor landbouw is deze grond duidelijk te arm. Water sijpelt door de oppervlakte als door een zeef. Aan het eind van de middag duikt tussen een bomenrij plots de 12de eeuw weer op. Eerst één toren, dan een hoge brede wal, dan de huizen. Viala-du-Pas-de-Jaux. Het eindpunt van dag één. De gîte d’étape zit in de grote hoektoren. In het kantoortje van het offide du tourisme pikken we een grote ijzeren sleutel op, die ons toegang tot de toren verschaft. Als eerste stoken we de haard op, schenken een glas wijn in en keuren de meegebrachte Roquefort. Gisteren nog in Amsterdam, nu hier. Het leven is mooi. La vie en rose.
Bij het verlaten van Cornus stuiten we weer op een jachtpartij. Een troep honden jaagt een hert op, terwijl rondom de jagers staan. Het is zondag en hier in de Aveyron gaan de mannen dan jagen. Die traditie zit diep. Vroeger was de jacht een belangrijk onderdeel van de lokale economie. 'In Frankrijk zijn twee zaken heilig. De eerste is eten. De tweede is de jacht', zal Alexandre me later op de dag uitleggen, een kunstenaar uit Parijs die samen met zijn vrouw tien jaar geleden de rust en inspiratie van het platteland opzocht en de chambre d'hôte runt waar wij vanavond de nacht zullen doorbrengen.
Door een steil bos klimmen we naar het Plateau de Guilhaumard, dat bekendstaat om z’n rijke flora. In het voorjaar staat het hier vol met wilde orchideeën. De natuur maakt indruk. Zo ver als we kunnen kijken, rekt zich een lege vlakte uit waarin dikke dotten struiken en kleine rotsbergjes liggen waar ons pad tussendoor slingert. 'Les grands espaces', de grote leegten, worden de Causses liefkozend genoemd. Honderden sprinkhanen springen voor onze voeten uit. Wandelmaat Thomas, die zich ontpopt als natuurvorser, vindt onder een steen een vette spin met een harige achterkant. We zien salamanders, vogels. We klimmen op rotspilaren en gebruiken deze als zetels om alles nog beter te overzien. We lanterfanten, treuzelen, beseffen dat het niet mooier kan worden.
We lopen door het boerengehucht Canals waar we niemand aantreffen en stappen verder over een smal, onverhard pad dwars over een heuvelkam, langs wilde appelbomen in bloei. Overal zijn coulissen, heggen, bomenrijen, akkerranden. Dan duikt La Couvertoirade op. De best bewaarde van alle tempeliersvestingen, en dat zie je. Indrukwekkend en stoer ligt de vesting in een plooi van het landschap, deels gebouwd op de rotsen. De stadswallen bestaan uit zeven delen met op elke hoek een ronde toren, het kasteel of de kerk. Binnen de muren krijgen we een rondleiding van Laurence van het Conservatoire Larzac Templier et Hospitalier, een organisatie die het erfgoed van de tempeliers bewaakt. Ze vertelt over het ontstaan de vesting: ‘De tempeliers bouwden rond 1180 het kasteel en de wallen.’ Over de eeuwen daarna: ‘Na de verkettering van de tempeliers door de Franse koning, die zwaar in de schuld stond bij de steenrijke orde en daarom van ze af wilde, namen de hospitaalridders de commanderij over. In de 15e eeuw, een onveilige periode aan het eind van de 100-jarige oorlog, hoogden zij de ommuring flink op.’ Laurence wijst op het dorre land om ons heen. 'Er zijn hier nergens natuurlijke waterbronnen', zegt ze. 'En kijk, alles in La Couvertoirade is erop gebouwd om elke druppel regen die valt op te vangen en te verzamelen via dakgoten en straten. Elk huis heeft een eigen reservoir en onder de kerk bevindt zich een heel groot waterbekken, 'Les Conques'. Daar hebben de tempeliers hun rijkdom aan te vinden, hun enorme vindingrijkheid.’
Een aanrader is deze volledig verzorgde wandelvakantie langs chambres d'hôtes en auberge in de schitterende Gorges de la Vis ingeklemd tussen de Causse du Larzac en de Causse de Blandas. Uniek aan deze reis: bijzondere kalkvegetatie, veel roofdieren en gieren, weidse wolkenluchten, weinig bekend en rustig gebied met zonnig klimaat.
Over het wandelgebied de Causse du Larzac in Aveyron
De Causse du Larzac, waar de GR 71 door voert, is de meest zuidelijke van een serie hoogvlaktes (Grands Causses), die samen het Parc Naturel Régional des Grands Causses vormen. Deze verzameling kalksteenplateaus ligt in het zuidwestelijke deel van het uitgestrekte Centraal Massief gebergte en in het departement Aveyron. De Causse du Larzac is een op het oog vrij kale, verlaten vlakte waar sinds eeuwen bijna alleen grazende schaapskuddes met hun herders rondtrekken. De mythische religieuze ridderorde van de Tempeliers stichtte op en rond de Causse du Larzac in de twaalfde eeuw voor het eerst welvarende vestingen, zogenoemde commanderijen, die dreven op landbouw, ondanks de schaarse grond, maar dankzij vernuft.
Wat is het beste seizoen voor een wandelroute in Aveyron?
In het voorjaar kun je het beste gaan wandelen in Aveyron, vanwege de orchideeën (vooral op het plateau de Guilhaumard). Maar deze wandeltocht is qua temperatuur aangenaam te doen gedurende de lange periode van april t/m oktober. Zoals meestal houd je de meeste kans op regen in het najaar.
De overige etappes, die nog niet in het verhaal zijn beschreven:
Etappe 2: Viala-du-Pas-de-Jaux - Saint-Jean d’Alcas.
Afstand: 15 kilometer. Zwaarte: Slechts één korte, steile afdaling en geen klims. Wat maakt deze etappe anders dan de andere? De spectaculaire rotsen bij Tournemire. De vervallen, half overwoekerde herdershutten op de hoogvlakte. Het dorpscafé in Tournemire met de komische cowboy- en indianen-decoratie. Het prachtige Saint-Jean d’Alcas.
Etappe 3: Saint-Jean d’Alcas - Cornus.
Afstand: 20,5 kilometer. Zwaarte: Eén korte, steile klim. Redelijk lange tocht.
Wat maakt deze etappe anders dan de andere? Regen, regen en nog eens regen; over het landschap daarom geen oordeel, want verder dan een straal van 10 meter reikte ons zicht niet. Het verblijf in het oerkneuterige familiehotelletje in Cornus. Eenvoudige kamers, maar op en top Frans dorpsleven.
Etappe 5 La Salvetat – La Cavalerie.
Afstand: 22,5 kilometer. Zwaarte: Vlakke tocht, redelijk lang.
Wat maakt deze etappe anders dan de andere? Meer drukte, dorpen en wegen onderweg. Ten opzichte van de vorige dag eigenlijk een beetje een tegenvaller.