De nachttrein arriveert in Basel. Het is een aparte gewaarwording om in Zwitserland wakker te worden, alsof het om de hoek ligt. We komen zo uitgerust aan én met de hele dag nog voor de boeg. Niets staat ons dus in de weg om meteen met het echte bergwandelwerk te beginnen! Ons plan: de Nidwaldner Höhenweg, hoog boven het uitgestrekte Vierwoudstedenmeer!
Op het hoofdmenu staan drie etappes van de Nidwaldner Höhenweg, waarbij we een keer overnachten in een hooggelegen bergpension en een keer in een berghut van de Zwitserse Alpenvereniging. De route voert op een hoogte van 1600 tot 2000 meter rondom het dal van Engelberg, precies op de scheidslijn van waar het lager gelegen Zwitserse Mittelland abrupt overgaat in de Alpen. We zullen zowel uitzicht krijgen op hoge bergen van 3000+, maar vooral ook veel mooie vergezichten over het Mittelland en de Vierwaldstättersee. Zwitserland op zijn mooist!
Vanuit het stadje Stans rijden we de volgende dag per trein verder naar Engelberg, startpunt van de meerdaagse tocht. Wintersportdorp Engelberg ligt aan het einde van het Engelbergertal op een hoogte van ongeveer 1.000 meter. Stonden we gisteren op deze hoogte bijna op de top van de Bürgenstock, nu bevinden we ons beneden in het dal en worden we omringd door veel hogere bergen, waaronder de 3.238 meter hoge Titlis, de hoogste top in de omtrek.
Het begint meteen goed met een lange klim van 800 hoogtemeters naar de Brunnihütte. Onze laatste bergwandeling dateert van ruim een jaar geleden en wat hebben we het gemist. De benen zijn het klimmen gelukkig niet verleerd. In een rap tempo stijgen we boven de boomgrens uit en komen in de ‘echte bergen’! De lange klim wordt beloond met een aankomst bij een fotogeniek bergmeertje met een mooie weerspiegeling erin. De spieren mogen weer even ontspannen, want het komende uur volgen we een heerlijk pad langs de bergflank zonder noemenswaardige hoogteverschillen. Dwars over een alm, met een uitbundige bloemenpracht aan weerszijden. Behalve het gemoedelijke geklingel van Zwitserse koeienbellen is het helemaal stil. De enkele wandelaars die we tegenkomen, groeten ons met het typisch Zwitserse ‘grüezi mitenand!’, dat zoiets betekent als ‘gegroet met elkaar’. Buiten Zwitserland is dit gebied niet erg bekend, maar de Zwitsers zelf komen hier graag. Sterker nog, dit is heilige grond. Het kleine halfkanton Nidwalden*) waarnaar onze wandelroute is vernoemd, is één van de ‘oerkantons’ van Zwitserland. In 1291 stichtten drie kantons hier vlak in de buurt een Eidgenossenschaft waaruit het huidige Zwitserland is voortgekomen.
*) Samen met het andere halfkanton Obwalden vormt Nidwalden het nog steeds erg kleine kanton Unterwalden.
Los van de geschiedenis is het hier ook gewoon heel erg mooi wandelen. De route loopt op het snijvlak van waar laagland overgaat in de Alpen en dat zorgt voor afwisselende landschappen en uitzichten. Het ene moment kunnen we de kale rotswanden aanraken, het andere moment kijken we juist uit over het uitgestrekte laagland tot aan een verre horizon. Af en toe moeten we een koe ontwijken die dwars op het pad staat, stoïcijns herkauwend op het gras. Met zoveel kruiden moet hun melk haast wel geneeskrachtig en gezond zijn. De almkaas, die ervan wordt gemaakt in een kleine herdershut langs het pad, smaakt in elk geval supergoed.
Bij het uitzichtpunt Walegg kijken we vanuit grote hoogte neer op een tapijt met miniatuurhuisjes, kronkelweggetjes en strakgemaaide mini-weilandjes. Dan volgt een van de mooiste trajecten van de hele tocht: onder steile Felsenwanden langs, eerst over een wat spitse bergkam en daarna zigzaggend over een smal pad langs een knalgroene bergwand. Heel mooi verlicht door de namiddagzon. Genieten! Bij een tweede naamloos maar minstens even mooi uitzichtpunt kunnen we in de diepte de Bannalpsee al zien liggen, het eindpunt van vandaag.
De Bannalpsee, een stuwmeer op een kleine hoogvlakte, wordt omringd door een keten van ruige en spitse rotstoppen, een soort amfitheater. Helemaal geen verkeerde plek om de avond en de nacht door te brengen. Dat doen we in Berggasthaus Bannalpsee.
De volgende dag begint met een afdaling per kabelbaan. We moeten immers nog genoeg lopen vandaag. De enkele reis met de kabelbaan naar Oberrickenbach heeft bovendien wel iets, in een kleine ouderwetse rode cabine. Het past bij deze regio, die bekend staat om de vele kabelbanen. Stel je daarbij geen grote liften in skigebieden voor, maar kleine charmante kabelbaantjes die van oudsher mensen, kaas en andere goederen vervoeren van het dal naar de alm en vice versa.
Anders dan de namen van de dorpen doen vermoeden, moeten we eenmaal beneden in Oberrickenbach weer klimmen naar Niederrickenbach. Níederrickenbach blijkt een autovrij dorpje op een uitgestoken zadelpunt, een oud bedevaartsoord met alweer een klooster. Onderweg komen we geen mens meer tegen. Wat een weldadige rust! De klim is heel geleidelijk, met alleen in het begin enkele steile stukken. Het is zonnig en warm. Sparrenbomen bieden aangename verkoeling in de schaduw. Een parapenter springt voor onze ogen van de berg om op de thermiek naar de overkant van de vallei te zweven. En: we waren hem even kwijt, maar zien 'm nu weer liggen in de diepte: de Vierwaldstättersee! Mooi als altijd...
Voorbij Niederrickenbach gaat het verder bergopwaarts, het wordt steiler. Sparren verdwijnen en de alm komt weer terug, net als het vertrouwde geklingel van de koeienbellen. Ruige rotswanden en bergtoppen verschijnen weer om ons heen en bezorgen ons het heerlijke gevoel weer hoog in de bergen te zijn. Op datzelfde moment komt de lokale Jodelverein in tegengestelde richting op ons af lopen, bestaande uit zo’n dertig mannen en vrouwen, jong en oud, gezamenlijk zingend en jodelend. Dit maakt onze Zwitserland-gevoel helemaal compleet!
Moe maar voldaan komen we even later aan de berghut Brisenhaus, eindpunt van deze etappe. Hier genieten we van de gezelligheid in de hut, de gelijkgestemde mensen. De ondergaande zon zet de kale rotswanden achter de hut, die met hun dubbelgevouwen gesteentelagen van ongekende natuurkrachten getuigen, in vuur en vlam. Ook hier krijgen we weer het mooiste van twee werelden voorgeschoteld: vanaf de eerste rang uitzicht op het laagland met heel in de verte zelfs de contouren van het Zwarte Woud en aan de andere kant, achter ons, het rotsmassief, dat ons juist het uitzicht beneemt en waar je bijna pijn van in je nek krijgt als je te lang naar de toppen kijkt.
Combineer dat met een keur aan aangename bergpaden, die nergens echt moeilijk zijn, een enorme bloemenpracht, almen met koeien, almhutjes waar soms nog echt kaas wordt gemaakt en je drie generaties boer aan het werk kunt zien - met vorken hooi opstapelen op dezelfde manier als het al honderden jaren gebeurt. Dan vatten we de Nidwaldner Höhenweg wel goed samen. Het mooie van een trektocht als deze is ook dat er na elke bocht, bergpas of bergkam die je passeert weer iets nieuws tegenkomt. Al wandelend verandert het landschap steeds en maak je met je voeten een prachtige print in je geheugen die echt beklijft.
De slotetappe brengt ons van het Brisenhaus langs de flanken van de Schwalmis en Oberbauen naar het bergstation van Niderbauen, waar een kabelbaan ons na drie dagen in de bergen weer terugbrengt naar de bewoonde wereld, waar mensen massaal verkoeling zoeken in het heerlijke heldere water van de Vierwaldstättersee. Helemaal geen slecht idee trouwens! Dat moesten wij ook maar eens doen...