LAW's, de Lange Afstand Wandelpaden, verbinden kriskras door Nederland onze mooiste stukjes natuur. Nederland telt drieëntwintig van die paden. Ze voeren door bos, hei, rivierlandschappen, duinen, polders, maar ook door historische steden. Op Pad selecteerde de acht mooiste LAW's en liep per pad een tweedaags traject. Op deze pagina lees je meer over het Grenslandpad (LAW-11) dat de grens volgt van Nederland met België, tussen Sluis en Thorn, over een afstand van 372 kilometer. Op Pad liep van Sluis naar Philippine, 45 km.
Dit artikel is geactualiseerd in juni 2020.
Het regent. Een straffe wind jaagt grijze wolken van west naar oost, over het vlakke land, over Zeeuws-Vlaanderenland. Vier kilometer loop ik nu langs het Leopoldkanaal, en er volgen er nog minstens vier. Kaarsrechte kilometers, door nat hoog gras waardoor mijn schoenen doorweekt raken. Ik krijg er lamme poten van.
Onder aan de dijk wacht de Isabellahoeve. Populieren ruisen. Het lukt me een paar laaghangende twijgen om te buigen tot een zitje. Eindelijk. Rust. Een blik in het routeboekje van het Grenslandpad maakt duidelijk dat ik mezelf enorm heb overschat. ‘Terneuzen, dat gaat nooit lukken, Vreuls. Je mag blij zijn als je Philippine haalt.’
Dat is dus een lelijke streep door de rekening, zou je denken. Maar mijn humeur laat anders zien. Hiervoor ben ik gekomen. Om uit te waaien. Om op te gaan in licht, lucht en ruimte. Daar is Zeeuws-Vlaanderen niet zûnig mee. Een dagje wandelen extra? ‘Heerlijk’, en ik gooi er nog een pepermuntje in. Trouwens, die regen was eigenlijk wel welkom, na de benauwde dag van gisteren!
En benauwd wás het begin van de wandeling, niet alleen vanwege de temperatuur. Loop op een willekeurige augustusdag Sluis binnen, het begin- respectievelijk eindpunt van het Grenslandpad, en huiver. Ik gun de horeca en het winkelbedrijf van het oude vestingstadje het allerbeste maar moet het nou zo’n kermis worden? Het grootste raadsel is nog dat mensen dit fijn vinden. De smalle straatjes zitten propvol Belgen en het kost me de grootste moeite in al dat gewriemel nog iets van stadsschoon te ontwaren – de Kaai, daar proef je het Sluis zoals het ooit was, een welvarende handelsstad. Maar dan praten we over de tijd van de hertogen van Bourgondië, over de veertiende eeuw.
Even na twaalven geef ik me op pad voor de eerste etappe. Hij moet tot voorbij Aardenburg leiden, een kleine twintig kilometer. Aangezien er buiten de bebouwde kom niets te koop is, lossen de mensenmassa’s snel op. Ze maken plaats voor lange, strakke landerijen. Het is een hete, broeierige dag. Op de horizon dansen de rode daken van de boerenhoeven. Een koeltje zwerft door de populieren langs de Damse Vaart. In één ervan zit een ooievaar op het nest, gadegeslagen door een Belgisch gezinnetje. Vader, moeder en de kinderen staan perplex – aan hún kant van de grens is de ooievaar nog niet weer in zulke grote getale te zien als in Nederland.
Het warme weer van de laatste dagen heeft de boeren het land opgejaagd. Het is een drukte van belang. Overal wordt gehooid dan wel gekeerd of de grond anderszins bewerkt. Ik ruik de geur van vers gemaaid koren. In de verte steekt een jongeman met een riek de schelven omhoog naar zijn vader die ze keurig optast op de wagen. Een straatnaambordje ‘Zeedijk’ verraadt dat wat nu in cultuur is gebracht, ooit de zee behoorde. Sluis lag toen aan het Zwin, een zeearm die tot Brugge reikte, en Zeeuws-Vlaanderen bestond uit drie grote eilanden, genoemd naar respectievelijk Cadzand, Axel en Hulst.
Over een stoffig karrenpad gaat het tussen de velden door. Het is onweersachtig. ‘Dat verklaart natuurlijk de ijver van de boeren. Die willen de bui vóór zijn.’ Twee vlinders buitelen om elkaar heen, ver weg miauwt een buizerd, langs de kreek babbelt een rietzangertje – ze kletsen wat af, die beestjes. Ik mis alleen de leeuwerik. Die hóórt bij dit weer, en deze velden. Waar is-ie gebleven? Of behandelen ze ook hier de gewassen met neonicotinoïden zoals imidacloprid? Sinds 1995 in de handel en nu, twintig jaar later, komen ze erachter dat die troep de insectenstand minimaliseert en daarmee de vogels van het boerenland. Om je haren uit je kop te trekken.
De zon staat al in het westen als ik door de Kaaipoort Aardenburg binnenloop. Ik ben er al eerder geweest maar sta opnieuw versteld. Dit plaatsje heeft alles wat Sluis mist. Rust, beschaving, eenvoud. Neem nou de Weststraat – hier wordt niet gewinkeld, hier wordt gewoond, achter simpele gevels die samen een gesloten wand vormen die langzaam om de hoek verdwijnt, zonder schreeuwerige kleuren en onnodige overdaad. In een deuropening staan Jan Vermeulen en Irene Demeulenaere, met 84 en 81 jaar al danig op leeftijd maar nog heel goed. Als ik ze vertel dat Aardenburg me zo bevalt, nodigen ze me binnen uit.
Daar kantelt het beeld van de Weststraat. Want wat vertellen Jan en, vooral, Irene? Dat het er ooit wemelde van de winkels. Dáár had je een bloemist en daar zat een bakker en daar nog een, en een schoenmaker en wel vier kleermakers. Jan was één van hen en had samen met Irene veertig jaar magazijn De Halve Maan gehad, een zaak in herenmode. De boeren in de omgeving waren zijn voornaamste klanten. ‘Om de twee, drie jaar bestelden ze een nieuw pak. Dat komt, in de jaren vijftig zaten de boeren hier goed bij kas. Ze waren heel vroeg met de mechanisatie en dat betaalde zich uit. Ze droegen echt het mooiste van het mooiste. Engelse stof, van Scabal uit Brussel, het bestaat nog steeds. Later werd maatwerk ook hen te duur en gingen ze over op confectie.’
In 1995 kwam een abrupt einde aan hun bestaan als winkelier. De buurvrouw kon nog haarfijn vertellen hoe ze een paar mannen het magazijn had zien leeghalen. Maar het was te laat en het echtpaar bleef achter met een kolossale kostenpost want verzekeren, ach, wie deed nou aan verzekeren in die tijd? Irene: ‘Ik was zo boos, èè, zó boos!’
Het contrast met de eerste dag kan haast niet groter. Er staat een stugge wind en de hemel is helemaal betrokken als ik afscheid neem van Bea Vandendriessche - weer zo’n fijn adresje van Vrienden op de Fiets. Het heeft iets wat geen enkel hotel kan bieden. Iets authentieks. Vanaf het Groote Gat – een wiel, stel ik me voor, ooit geslagen door het zeewater – de Zuidweg volgend, begint het grote uitwaaien waarvoor ik ben gekomen. De populieren buigen in de wind, het water in de Blokkreek en de Kruiskreek en de Vrouwkeshoekkreek golft door het riet, in de lucht schieten zilvermeeuwen voorbij.
Het grootste deel van de dag voert het Grenslandpad door België. Het lijkt wel of het landschap met het passeren van de grens ook verandert; het wordt kleinschaliger en in de buurt van Zonne begint het zelfs een beetje te golven. Mooi, ware het niet dat het pad af en toe door een dorp voert en, het is algemeen bekend, daar maken de Belgen niet veel van. Of het nou om Kommer gaat, Sint-Laureins of Bentille, het is allemaal zonder kraak of smaak.
Deels komt het omdat deze dorpen net als die in Zeeuws-Vlaanderen in de Tweede Wereldoorlog enorm te leiden hebben gehad onder de Slag om de Schelde. Maar dan nog. Al die onderhoudsarme tuinen, sommigen zelfs geasfalteerd, de morsige aanbouwsels, het ene lelijke tuinhek na de andere rare afrastering – vrijheid is een groot goed maar een beetje regelgeving kan geen kwaad. Of ben ik nou chauvinistisch?
Het is vandaag dode-dierendag. Net als ik denk: ‘Wat zie je onderweg toch weinig klein wild’, ligt er in de berm een dode haas, even later zelfs een tweede, en weer even later een groene specht die ergens tegenop moet zijn gevlogen want hij kijkt wakker uit zijn ogen maar kan niet meer vliegen. Het geeft me de gelegenheid het beestje nader te bestuderen. Wat een prachtige kleur groen! Aan het eind van de dag ten slotte zie ik een schaap dat zich niet meer uit het water van het Isabellakanaal heeft weten te redden.
Wat me verbaast, zijn de visvijvers die je bij elk dorp vindt. Ik wist niet dat Belgen zulke hengelaars waren. Een feit waar ik verder geen aandacht aan besteedde totdat ik ergens las dat het samenhangt met het katholieke gebod op vrijdag geen vlees te eten. Dus moest men er zeker van zijn ergens in de buurt vis te kunnen vangen! Grappig. Zo kun je aan de visvijvers zien waar je je bevindt, in het protestantse noorden of in het katholieke zuiden.
Het loopt al tegen vijven als ik bovenop de dijk beland langs het Leopoldkanaal. Het lekker uitwaaien begint nu goed op gang te komen, met deze kanttekening dat ik blij ben de wind in de rug te hebben. Voort gaat het, voort, met af en toe de regen striemend over het land maar het deert me niet. Het zoete licht aan de ogen, de open landerijen, het verre zicht, hiervoor ben ik gekomen.
Het landschap bestaat uit grootschalig boerenland voor de verbouw van aardappels, bieten en uien. En uit ingepolderd land, doorsneden door kreken, met hier en daar een wiel en omgeven door hoge dijken met hoge populieren. Onderweg werd zoetjesaan duidelijk dat het wegvallen van de grens de verschillen tussen beide landen niet heeft opgeheven. Landschappelijk gaat het van de Zeeuwse klei naar de Brabantse zandgronden, met de daarbij behorende veranderingen in ruimte, zicht en bebouwing.
Alleen bij wind tegen zou het volgen van het Grenslandpad wat zwaarder kunnen zijn. Gezien de overheersende windrichting verdient het daarom de voorkeur van west naar oost te lopen. Hoogteverschillen doen zich niet voor. Houd wel rekening met mogelijk modderige stukken of nat gras.
Het pad is zeer goed bewegwijzerd in 2 richtingen met de bekende standaard witrood streepjes van de langeafstandwandelpaden (bordjes, verfstreepjes en stickers). Wijzigingen in routeverloop of bewegwijzering worden bijgehouden op de site van het Wandelnet, check die even voordat je gaat wandelen. Je kunt hier ook de track downloaden en/of de routekaart uitprinten. Geef onduidelijkheden of wijzigingen in de route aan op Meldpunt Routes.
Tips voor accommodatie langs de route: Vrienden op de Fiets, Nivon, Bed & Breakfast en wie graag kampeert kan eens kijken op de site van Natuurkampeerterreinen.
Met het OV naar Sluis is een lange onderneming. Met de trein naar Vlissingen, daar het veer naar Breskens nemen en vervolgens met de bus (ri. Brugge in België) naar Sluis. Van Philippine terug naar het station in Goes eerst met de bus naar de busterminal bij de Westerscheldetunnel in Terneuzen en vervolgens met de bus naar het station van Goes.
Grote stukken van het westelijke Grenslandpad voeren door open terrein. Minder plezierig bij stormachtig, nat of erg warm weer, vanwege gebrek aan schaduw en beschutting.
Alle 23 LAW's hebben een uitgebreide zeer praktische wandelgids met veel achtergrondinformatie. De hoofdroute is opgesplitst in dagtrajecten, beschreven in beide richtingen, met per traject een gedetailleerd routekaartje, waarop ingetekend bushaltes, overnachtingsplekken en bezienswaardigheden. Met name vanwege de routekaartjes onmisbaar bij het lopen van de route.
Het stadje telt Aardenburg slechts 25.00 inwoners, maar de stad beschikt over een magnifieke kerk. De Sint-Bavo, uit de tiende eeuw, is het enige voorbeeld van Scheldegotiek in ons land. In de zomer geopend van 14 tot 16 uur behalve op maandag. Verder heeft Aardenburg een Archeologisch Museum, met ter plekke gevonden resten die teruggaan tot 4.500 voor Christus.
Dag 1, Sluis - Sint-Kruis (Zeeland, Zeeuws-Vlaanderen), 20 km
Sluis is het begin-/eindpunt van het Grenslandpad. Het oude vestingstadje barst in de zomer uit zijn voegen van de toeristen. De Kaai, daar proef je het Sluis zoals het ooit was, een welvarende handelsstad ten tijde van de hertogen van Bourgondië, de veertiende eeuw. Buiten de bebouwde kom maken de mensenmassa’s al snel plaats voor lange, strakke landerijen. Op de horizon dansen de rode daken van de boerenhoeven. Een koeltje zwerft door de populieren langs de Damse Vaart. Overal op het land wordt gehooid dan wel gekeerd of de grond anderszins bewerkt. Een straatnaambordje ‘Zeedijk’ verraadt dat wat nu in cultuur is gebracht, ooit de zee behoorde. Sluis lag toen aan het Zwin, een zeearm die tot Brugge reikte, en Zeeuws-Vlaanderen bestond uit drie grote eilanden, genoemd naar respectievelijk Cadzand, Axel en Hulst. Over een stoffig karrenpad gaat het tussen de velden door. Via de Kaaipoort voert de wandelroute Aardenburg in. Dit plaatsje heeft alles wat Sluis mist. Rust, beschaving, eenvoud.
Dag 2 Sint-Kruis - Philippine (B), 25 km
Vanaf het Groote Gat – een wiel, ooit geslagen door het zeewater – de Zuidweg volgend, begint het grote uitwaaien. De populieren buigen in de wind, het water in de Blokkreek en de Kruiskreek en de Vrouwkeshoekkreek golft door het riet, in de lucht schieten zilvermeeuwen voorbij. Het grootste deel van de dag voert het Grenslandpad door België. Daar is het landschap kleinschaliger en in de buurt van Zonne begint het zelfs een beetje te golven. Mooi, ware het niet dat het pad af en toe door een dorp voert en, het is algemeen bekend, daar maken de Belgen niet veel van. Of het nou om Kommer gaat, Sint-Laureins of Bentille, het is allemaal zonder kraak of smaak.
Deels komt het omdat deze dorpen net als die in Zeeuws-Vlaanderen in de Tweede Wereldoorlog enorm te leiden hebben gehad onder de Slag om de Schelde. Maar dan nog. Al die onderhoudsarme tuinen, sommigen zelfs geasfalteerd, de morsige aanbouwsels, het ene lelijke tuinhek na de andere rare afrastering – vrijheid is een groot goed maar een beetje regelgeving kan geen kwaad. Of ben ik nou chauvinistisch? De visvijvers die je bij elk dorp vindt, zijn ook een verhaal apart. Het verschijnsel hangt samen met het katholieke gebod op vrijdag geen vlees te eten. Dus moest men er zeker van zijn ergens in de buurt vis te kunnen vangen! Zo kun je aan de visvijvers zien waar je je bevindt, in het protestantse noorden of in het katholieke zuiden.
En dan belandt de route bovenop de dijk langs het Leopoldkanaal. Het lekker uitwaaien begint hier goed op gang te komen, Zeeuws-Vlaanderenland. Minstens acht kilometer volgt het Grenslandpad het Leopoldkanaal, kaarsrechte kilometers. Je bent blij als je hier de wind in de rug hebt. De open landerijen, het verre zicht, wie van uitwaaien houdt is langs het Grenslandpad aan het goede adres.