Tijdens de romantiek inspireerden de spitse rotsnaalden, massieve tafelbergen en geheimzinnige kloven dichters, componisten en schilders. In de voetsporen van deze kunstenaars zwerven vandaag wandelaars door het betoverende landschap van Saksisch-Zwitserland – op de Malerweg.
Het verhaal dat je hieronder gaat lezen is gebaseerd op de achtdaagse reis 'Sächsische Schweiz, adembenemende uitzichten vanaf de Malerweg' van onze partner SNP Natuurreizen.
Wil je deze reis zelf maken, of ben je benieuwd naar alle ins en outs? Klik dan hier voor meer informatie op de website van SNP.
Het olieverfschilderij: De wandelaar boven de nevelen (1818) is het beroemdste werk van Caspar David Friedrich (1774-1840). Het toont een man in donkergroene kleding met een bergstok, die met zijn linkerbeen op een rots rust en omhoogkijkt naar de bergen die voor hem uit de nevel opduiken. Een prachtige compositie gebaseerd op diverse schetsen die de schilder had gemaakt tijdens zijn zwerftochten door Saksisch-Zwitserland.
Die naam kreeg het middelgebergte in de 18de eeuw van de Zwitserse schilders Adrian Zingg en Anton Graff. Het woeste berglandschap herinnerde hen zo sterk aan hun thuisland dat ze het ‘Saksisch-Zwitserland’ doopten. In de hoogtijdagen van de romantiek trok de regio massa’s schilders, dichters en componisten aan – van Friedrich, Goethe en Wagner tot H.C. Andersen... Deze laatste schreef vol ontzag: ‘Hoog is het hier, heel hoog! Je moet quasi meerdere kerktorens boven op elkaar stapelen en dan niet duizelig worden als je op de hoogste spits staat!’
De klassieke reisroute van de kunstenaars was de zogenaamde Fremdenweg, de voorloper van de Malerweg. Tot hun favoriete motieven behoorde de Bastei: de rotspoort van Neurathen was bijvoorbeeld het hoofdmotief in Friedrichs schilderij Rotslandschap in het Elbezandsteengebergte (1823).
200 jaar later geldt de Bastei als een van de hoogtepunten van de Malerweg of het ‘Schilderspad’. Deze langeafstandswandelroute, die in 2006 werd geopend, kronkelt in acht etappes door een fascinerend landschap met diepe kloven, slanke rotsnaalden en hoekige tafelbergen, langs grillige zandsteenformaties met veelzeggende namen als Domwächter – ‘domwacht’, Mönch – ‘monnik’, Affensteine – ‘apenrotsen’ of Lokomotive – ‘locomotief’. Het basismateriaal zand werd afgezet in het Krijt, toen het gebied nog door de zee bedekt was. De dikke laag zand werd later door de hoge druk omgevormd tot zandsteen. Maar de aarde kwam niet tot rust: honderd miljoen jaar geleden werd de 600 meter dikke zandsteenblok opgeheven, gekanteld en in stukken gebroken. Daarbij vrat de voorloper van de Elbe zich steeds dieper in het gesteente, tot wel 300 meter diep. Wind, regen en vorstverwering bewerkten de zandsteenblokken als een onvermoeibare beeldhouwer tot ten slotte een sprookjesachtig landschap met fantasierijke rotsformaties, grotten en kloven overbleef.
Een klim van een goed uur brengt ons van Stadt Wehlen naar de Bastei, die wordt overspoeld door dagjesmensen, gewapend met selfiesticks en tablets om het geweldige panorama vast te leggen. 190 meter dieper stroomt loom de Elbe, een goederentrein ratelt voorbij. Aan de overkant van de rivier staan markante tafelbergen als zandstenen soldaten in het gelid.
De Bastei was de bakermat van het toerisme in Saksisch-Zwitserland. In 1812 werden hier al reizigers in drie open schorshutten verwelkomd door Gottfried Pietzsch, een slager uit Lohmen. Vandaag trekken jaarlijks 1,5 miljoen bezoekers naar de Basteibrücke en het gloednieuwe uitzichtpunt op de Bastei, een gewaagd platform van voorgespannen beton, dat begin 2023 werd geopend. Het vroegere uitzichtpunt op de Bastei moest in 2016 worden gesloten nadat geologen hadden vastgesteld dat de zandsteen hier brokkelig was geworden.
Trappen voeren omlaag naar de Amselgrund, waar een schilderachtig meertje tussen de bomen glinstert. Op het roerloze oppervlak van de Amselsee dobberen waterfietsen en roeiboten. De oevers zijn omzoomd met een gemengd bergbos van beuken, bergiepen en gewone zilversparren. De nabijgelegen Amselfall was ooit een van de populairste motieven van de romantische schilders, die in de vroege 19de eeuw vaak hun reis onderbraken in de Amselfallbaude. Dan de schok: in juli 2017 loste zich in de kloof een rotsplaat, een puinregen daalde over de uitspanning neer. Sindsdien is de Amselfallbaude gesloten vanwege het gevaar door vallend gesteente – misschien wel voor altijd. Gelukkig biedt de Rathewalder Mühle een alternatief. De historische watermolen met een knusse biertuin ligt aan het bovenste uiteinde van het dal, omringd door hoge kliffen.
Met het Polenztal al in zicht wordt het nog eens spannend, want kort voor onze eerste overnachtingsplaats verdwijnt de Malerweg in een smalle rotsspleet, die enkel toegankelijk is via een reeks lange stalen trappen. De Wolfsschlucht (wolfskloof) is op sommige plaatsen zo nauw dat je je er gebukt doorheen moet wurmen.
Vanuit het Polenztal duiken we de Schindergraben in. Een wilde en romantische vallei met bemoste rotsen, hoge varens en omgevallen bomen, vaak vereeuwigd door de romantische schilders Zingg en Friedrich. De oorsprong van de naam is minder romantisch: rond 1550 zou een vilder (Duits: Schinder) uit Hohnstein regelmatig dood vee in het kloofdal hebben gedumpt om de overdracht van ziekten en het ontstaan van epidemieën te voorkomen.
Bij het verlaten van het dal komt tussen het gebladerte de rotspunt met het kasteel Hohnstein tevoorschijn. Uit gravures en verslagen blijkt dat heel wat romantische schilders en dichters in de middeleeuwse stad vertoefden. In 1928 streken ook poppenspeler Max Jacob (1888-1967) en zijn Kasperfamilie er neer, die op de Burg Hohnstein hun Kasperspiele ten uitvoer brachten en al snel voor furore zorgden. Tot op de dag van vandaag worden in Hohnstein volgens de oude traditie poppenhoofden gesneden en poppenkleding genaaid. Om de haverklap stuit je in het stadje op levensgrote houten handpoppen (Kasper). Ook het oude Max Jacob Theater bestaat nog. Gepland is bovendien de opening van een showatelier waar je een poppenmaakster bij het werk over de schouder kunt kijken.
Onze volgende halte is de Brand-Baude. Het ‘balkon van Saksisch-Zwitserland’, 177 meter boven de rivier de Polenz, verrast met een van de beroemdste uitzichten van Saksisch-Zwitserland. Het panorama reikt vanaf de Bastei tot aan de Schrammsteine. Daartussen verrijst de Gamrig, precies zoals Friedrich hem vereeuwigde in De wandelaar boven de nevelen.
Vanuit de verte ziet de hoge muur van de Schrammsteine eruit als het onneembare fort van een boze tovenaar. De doorkruising ervan behoort tot de absolute hoogtepunten van de Malerweg. Het verbaast des te meer dat de rotstorens tijdens de romantiek blijkbaar amper ontsloten waren. Friedrich moet ze echter gekend hebben, want in een brief heeft hij het over een wandeling door de Schrammsteine. Zijn de schetsen die hij er vervaardigde eventueel verloren gegaan?
Alleen al de beklimming van de lange stalen trappen en ladders is een uitdaging. Later verschrompelt de Malerweg tot een heuse graatweg, beveiligd met stalen leuningen en gekruid met diverse uitkijkpunten. Na de Schrammsteine gaat het al net zo spectaculair verder over de Affensteine, waarbij je door de vele richtingsveranderingen bijna duizelig wordt. Een goed hulpmiddel bij de oriëntatie zijn de vele rotstorens met hun vaak unieke vorm: de licht gekromde Brosinnadel, de massieve, loodrechte pijler van de Bloßstock, de boog van het Kleines Prebischtor...
In het Kirnitzschtal lijkt het alsof je met een tijdmachine naar het verleden wordt terug geflitst. Net als een eeuw geleden ratelt de nostalgisch ogende gele tram van de Kirnitzschtalbahn door de vallei van Bad Schandau naar de populaire Lichtenhainer Wasserfall. Omdat het beekje dat over de rotsen stroomde de vreemde bezoekers aanvankelijk maar matig leek te boeien, werd rond 1830 een stuwbekken aangelegd om de gasten wat meer spektakel te bieden. Er kwam zelfs een ‘watervaltrekker’ aan te pas die tegen een fooi de dam een paar minuten opende, zodat de waterval zijn ding kon doen. Een traditie die werd voortgezet door de waard van de nabijgelegen Gaststätte Lichtenhainer Wasserfall – totdat de waterval werd verwoest door de overstroming van 17 juli 2021.
Vanaf de herberg konden reizigers zich ook door twee gespierde kerels in een draagstoel naar de populaire rotspoort Kuhstall (koestal) laten dragen om zo de ‘vreselijke ontberingen’ van de klim te vermijden. Een praktijk die aan het begin van de 20ste eeuw werd afgeschaft. Een historisch plakkaat bij het Wasserfallhäuschen vermeldt nog de tarieven voor de ‘taxi’: twee tot vijf mark – afhankelijk van de afstand.
Of Goethe en Friedrich voor hun bezoek aan de Kuhstall van het aanbod gebruik maakten, is niet bekend. Vast staat echter dat de Kuhstall toen al een van de grootste attracties van de Malerweg was. En dat in de ware zin van het woord: de op één na grootste rotspoort van het Elbezandsteengebergte is 24 meter lang, 17 meter breed en 11 meter hoog. De naam dateert wellicht uit de Dertigjarige Oorlog, toen de streekbewoners er hun vee verborgen voor plunderende Zweedse soldaten.
Vanaf de Kuhstall klauteren we via de Himmelsleiter – de ‘ladder naar de hemel’ – door een nauwe rotsspleet naar het dak van de grot, waar ruïnes herinneren aan de verdwenen Burg Wildenstein. Die werd in 1442 met de grond gelijkgemaakt omdat de kasteelheren, de Berka von Dubá, al te enthousiast bijklusten als roofridders. Terwijl we van het uitzicht genieten, klinkt een droge knal uit de diepte, gevolgd door een doffe plof. De oorzaak zal al snel duidelijk worden...
Op weg naar de Neumannmühle heeft blijkbaar een reus mikado gespeeld. Kale sparrenstammen boren zich spookachtig de lucht in. Veel dode bomen zijn omgevallen en liggen kriskras verspreid op de grond. Aan de chaos herken je meteen de hand van de boosdoener: de schorskever. Volgens het nationaal park heeft hij al de helft van de sparren in het park te grazen genomen. Dat komt overeen met 2.000 hectare – de oppervlakte van bijna 3.000 voetbalvelden! De natuurbeschermers stoort dat niet echt, omdat de sparren, die ooit werden aangeplant voor de snelle houtwinning, hier niet thuishoren. Waar de sparren het loodje legden, duiken al snel andere bomen op: eerst berken, wilgen en espen, later beuken en gewone zilversparren. Zo wordt het evenwicht in het bos geleidelijk hersteld.
Op de Großer Winterberg (556 m) heeft de natuur zich blijkbaar al vrij goed hersteld van de ooit extensieve bosbouw. Toen Friedrich in 1807 op de nabijgelegen Kipphorn zijn Uitzicht op de Elbevallei schetste, was de berg nog kaal.
Trappen en smalle paden leiden steil omlaag naar Schmilka. In de 19de eeuw was het toenmalige schippersdorp een populaire bestemming voor schilders als Friedrich en Carus. Vandaag geldt Schmilka als ecologisch modeldorp en bezit bijvoorbeeld ook het eerste gecertificeerde ecologische hotel in Saksen.
De historische Malerweg eindigde bij het Prebischtor (Tsjechië). Vanuit het grensdorp Hřensko of Herrnskretschen voeren de kunstenaars per boot terug over de Elbe, waar ze stroomafwaarts de reis traditioneel een laatste keer onderbraken bij de vesting Königstein. De huidige route kronkelt verder op de linkeroever van de Elbe, waar de Malerweg een heel ander gelaat toont: de hoge, ruige zandsteenmuren maken hier plaats voor een zacht golvende vlakte, waarboven hier en daar forse tafelbergen oprijzen.
Ietwat afzijdig ligt bijvoorbeeld de Kaiserkrone (351 m). Op deze tafelberg schetste Friedrich de markante rots die hij als voorgrond zou verwerken in zijn olieverfschilderij De wandelaar boven de nevelen. De wilde rotsformaties van Saksisch-Zwitserland duiken ook op in het interieur van de nabijgelegen kerk van Reinhardtsdorf – als achtergrond in een reeks schilderijen met taferelen uit het Oude en Nieuwe Testament (1681-1711). In Krippen brengen we onze voorlaatste nacht door. Friedrich verbleef er in 1813 meerdere maanden om de Franse bezetters in Dresden te ontlopen.
De laatste etappe eindigt in de vestingstad Königstein. Maar eerst staat ons nog de beklimming van de Pfaffenstein te wachten. En die is best pittig, want de klauterpartij over lange houten en ijzeren trappen door smalle rotsspleten staat niet voor niets bekend als het ‘oog van de naald’! De regen doet de rest. Het beboste topplateau heeft echter een paar verrassingen in petto – van een rustieke uitspanning met een uitkijktoren tot de grot waarin een valsemunter in 1854 op zijn dooie gemak biljetten van vijf gulden zat te drukken. En de rotsnaald Barbarine: volgens de legende is de 42 meter hoge rotsnaald, die zich ietwat afzijdig in de lucht boort, een maagd die door haar moeder werd vervloekt omdat ze op zondag liever bosbessen ging plukken op de Pfaffenstein dan naar de kerk te gaan. Toegegeven, het vergt enige fantasie om in de knobbelige naald een versteende maagd te herkennen. Tot 1975 klauterden nog regelmatig rotsklimmers op de ‘maagd’ – totdat de dame het beu was en de massieve kop op een dag vervaarlijk begon te kantelen... Net als we de naald ontdekt hebben, scheurt het wolkendek open. Terwijl de zwarte wolken op de achtergrond langzaam de aftocht blazen, schittert de Barbarine in de vroege avondzon. Wanneer boven de naald dan ook nog een regenboog opduikt, is de euforie compleet. Ook Friedrich was door deze aanblik vast in vervoering gebracht.
Gebied: Saksisch-Zwitserland (Elbezandsteengebergte).
De route: De Malerweg is 116 km lang en bestaat uit 8 etappes. Op Pad verkende het traject van Stadt Wehlen tot Königstein (6 etappes, 83 km).
Zwaarte/moeilijkheidsgraad: Het niveau varieert van gemakkelijk tot redelijk veeleisend. De vele trappen en soms steile klimmen vereisen een behoorlijke conditie. Je moet ook goed ter been zijn en op sommige etappes geen last hebben van hoogtevrees.
Navigatie: Markering met het logo van de Malerweg.
Beste tijd: Vanaf april tot oktober. Bijzonder boeiend is de herfst met zijn prachtige kleuren van het loofwoud en ochtendmist boven de Elbe.
Ernaartoe: Trein naar Pirna (ca. 10 uur vanaf Utrecht, 2-3 keer overstappen).
Overnachten: kleine hotels met het certificaat ‘Wanderfreundlich am Malerweg’
Wandelkaart Malerweg: Kijk op de website van Reisboekhandel De Zwerver.