icon-mouse icon-mountain icon-facebook icon-instagram icon-pinterest icon-twitter icon-youtube icon-close icon-zoek icon-triangle-left icon-triangle-right icon-ebike icon-hond icon-gezin icon-zwaarte icon-gps icon-trein icon-comfort
Image
Kanaaleilanden, wandelen Groot-Brittannië
Reisverhaal

Wandelen op de Kanaaleilanden

  • 24 april 2019
  • Door: Marjolein van Rotterdam
  • Fotografie: Marjolein van Rotterdam en John van Helvert

Een causeway, een klifpad, een Chinese Muur en een exentrieke Seigneur. Genoeg te beleven op de Kanaaleilanden. Maar waar blijven die papegaaiduikers?

We zijn op de Kanaaleilanden, waar het ene eiland nog kleiner dan het andere blijkt. Vlakbij Guernsey liggen Sark, Herm en Lihou en net iets verderop Alderney. Guernsey is al niet heel groot, ongeveer half Texel. Serk en Herm zijn een flink maatje kleiner, Lihou is zo klein dat je het tussen twee hoogwaters in, compleet kunt verkennen. Naar Lihou kun je vanaf Guernsey lopen - mits het getij je goed gezind is.

Image
Kanaaleilanden

Guernsey, waar iedereen een Franse achternaam heeft

We beginnen op Guernsey. Logisch. Het vliegtuig landt er en het is, met Jersey, het bekendste eiland van de hele Kanaaleilandengroep. Zo'n 78 km² oppervlakte en nog geen 67.000 inwoners rijk. Dé charme van Guernsey valt meteen op: haar Englishness met Franse touch. Guernsey ligt voor de kust van Normandië, heeft Queen Elizabeth als staatshoofd, maar hoort niet bij het Verenigd Koninkrijk. Alle families hebben er Franse namen, maar Engels is de voertaal. Je gooit je post in typisch Engelse pillarboxes, maar dan blauw, en je betaalt met ponden, maar boven het hoofd van de Queen staat ‘The states of Guernsey’.

Vroeger spraken de Guernsians een soort van Frans. Maar sinds de Tweede Wereldoorlog, is het Guernésiais aan het uitsterven. Toen de Duitsers de Kanaaleilanden bezetten (de enige gebieden van de Engelse Kroon waar dat gebeurde), werden alle kinderen naar Engeland gestuurd en verengelsten. Het is een van de vele, nog altijd merkbare effecten van de oorlog. Er zijn 800 gebouwen door de Duitsers op Guernsey neergezet, en hun geschiedenis wordt in ere gehouden. Nu is het vooral vreedzaam op Guernsey. Overal staan vitrinekasten langs de kant van de weg. Veg in the hedge, noemt men dat. Groente en fruit direct van de kweker, met een honesty box ernaast voor het geld. We stoppen om een zak druiven te confisqueren. De gelddoos ligt vol. Dat is ook typisch Guernsey, er is geen criminaliteit.

Image
Kanaaleilanden

De baai van Renoir

Het klopt. Guernsey geeft een veilig gevoel. De Engelse jaren ’50 lijken er nooit ver weg. In het park Candie Gardens bijvoorbeeld, waar een openluchtconcert aan de gang is bij de muziektent die nu Café Victoria heet. Rijen stoelen in het gras, gevuld met (zeer) oude, (zeer) keurige mensen. Ook heel knus Engels lijkt een ouderwets plezier in gekke dingen. Iedereen stuurt je naar de kapel die is opgetrokken uit schelpen, naar het krankzinnige huis van Victor Hugo, geheel door en voor hem zelf ingericht met veel VH initialen, en naar een manor met een biologische markt en een beeldentuin vol vrouwenbeelden. Dat laatste heeft overigens niets, maar dan ook niets te maken met de fixaties van de ietwat excentrieke stokoude eigenaar Seigneur Peter de Sausmarez, die me bij het afscheid heel even quasi-onschuldig bij de kont grijpt.

Het mooiste is Guernsey aan de kust,  waar je aan zuidkant ruige rotsen vindt - bekijk Moulin Huet Bay, nog geschilderd door Renoir - vind je aan de noordkust stranden, havens en een groot getijdenverschil. De havens vallen twee keer per etmaal droog, de bootjes op de bodem aan hun lot overlatend. Al even schilderachtig als de zuidkust. Een minpuntje heeft Guernsey ook. Het is vol. Elke vierkante meter lijkt in cultuur gebracht. Op de wegen is het altijd druk. Het eiland mag klein zijn, iedereen rijdt hier auto. Een Guernsiaanse grap: ‘We used to drive on the left side of the road, now we drive on what’s left of the road.’ Misschien is het gewoon te dicht bevolkt. Vergelijk het met Texel. Ruim twee keer zo groot en een vijfde van het aantal inwoners van Guernsey.

Image
Kanaaleilanden

Sark, waar tractoren het enige gemotoriseerde vervoer zijn

Hop! naar het volgende eiland. Dat is Sark - oppervlakte 5,5 vierkante kilometer, 450  inwoners. Een stuk kleiner en groener, en stukken rustiger. Op Sark is alle gemotoriseerde verkeer verboden - op de tractor na. Dat heeft als gevolg dat er nogal wat oneigenlijk gebruik van wordt gemaakt. Zelfs de dokter berijdt er één. Op Sark worden we ontvangen door Beth Owen. Ze is Engelse en als een blok gevallen voor Sark, zonder te vervallen in kritiekloze adoratie. En ze is een enorm gezellige verteller bovendien. Vooraf heb ik bij haar een wandeltocht geboekt. Een schot in de roos. Al voor we goed en wel op weg zijn heeft Beth allerlei weetjes over Sark verteld. Dat de levenskwaliteit er hoog is, dat de inwoners fit zijn, de lucht schoon, dat er er  weinig stress is en dat er dolfijnen en papegaaiduikers zijn (!). En dat Sark een microklimaat in een microklimaat (dat van de Kanaaleilanden) heeft. “Het is bij ons altijd warmer dan op Guernsey!”

Dat laatste kun je wel stellen. Onder een brandende zon puffen we ons een weg omhoog, op weg naar Sark Henge, een variant op Stone Henge. Het monument is een verwijzing naar de geschiedenis. In 2015 was het 450 jaar geleden dat  Queen Elizabeth van Sark een leengoed had gemaakt. De gelukkige lener was Helier de Carteret, Heer van St Ouen op Jersey. Vandaar dat de stenen gemaakt zijn van roze graniet van Jersey. Beth: “De hedendaagse Seigneur leent Sark nog steeds rechtstreeks van de Kroon. Voor hetzelfde bedrag als toen. 1 pond 79 per jaar.”

Image
Kanaaleilanden

Venus en Adonis

Hét icoon van Sark is La Coupée, de smalle verbinding tussen de twee delen van Sark. Het pad is indrukwekkend. Als het lint van een ritmische-gymnastiekmeisje slingert het over de graat. Aan beide kanten heeft de zee het land weggeslepen. La Coupée is drie meter breed,  900 meter lang. Aan weerszijden gaapt een afgrond van 80 meter.

Met respect lopen we eroverheen. “We komen nu aan op Little Sark”, zegt Beth plechtig. “Misschien wel het mooiste stukje Sark. En het lekkerste, maar dat merk je straks wel. Eerst gaan we naar de Venuspoel, want als we daarmee wachten is het te laat.” Beth bedoelt dat het badje van Venus door het tij wordt overstroomd. De Venuspoel is een natuurlijk zwembad in de rotsen. Je klimt ervoor naar beneden, tot vlak bij de zee. Bij volle maan komt Venus zelf er zwemmen. Nu ligt er een man in de poel. “Heerlijk water!”, roept hij als ik vraag of het koud is.

“Er is ook een Adonispoel”, zegt Beth even later. “Maar die is moeilijker bereikbaar. Dus die laten we even. Er is hier namelijk ook nog een fantastisch thee-adres!” Ze neemt ons mee naar La Sablonnerie, tevens hotel en restaurant. Na een high tea lopen we verder langs wijngaarden. Of de wijn goed is kan Beth niet zeggen. “Niemand heeft die nog gedronken op het eiland. De bevolking speculeert dat die naar The Ritz gaat. De wijngaarden zijn van de gebroeders Barclay. Sir David and Sir Frederick, landheren van Brecqhou, het kleine eiland voor Sark. En eigenaren van de Telegraph Media Group en het Ritz hotel. De eilanders vertrouwen ze niet.”

“Hello Love!” Schipper George Guille van de Non Pareil, een klein bootje waarmee ik de volgende dag een tochtje om het eiland doe, begroet me vriendelijk en helpt me aan boord. Onderweg vraag ik hem naar de Barclays. Zijn humeur slaat meteen om. “Het zijn boeven!”, zegt hij. “Ze mogen geld in het eiland steken, maar ze gebruiken insecticiden voor de wijnbouw, waardoor bijzondere vogels zijn verdwenen.” De Barclays en de Guilles zijn geen vrienden, zoveel wordt snel duidelijk. “Ze haten de Guiles omdat wij zeggen wat we vinden”, zegt George.

Ander onderwerp. Twee wensen heb ik voor dit tochtje: dolfijnen en papegaaiduikers zien. In het begin zien we niets. Het mist als een gek. Later, wanneer de eerste zonnestralen door de mist boren en de oeroude rotsblokken in een blauw, bovenaards licht zetten, lijken de levende wezens nog steeds verdwenen. “Wat denk je George, gaan we papegaaiduikers zien?” George lacht. “Dat denk ik niet, Love! Die zijn alweer gevlogen. Maar meeuwen hebben we wel! En zijn die niet beter? Ze zijn in elk geval groter. HAHAHA.”

 

Image
Kanaaleilanden

Lihou, waar internet niet werkt, en de meeuwen de baas zijn

Toen ik als kind niet wilde groeien, pompte mijn moeder het erin. Klein is fijn! Dat het altijd nóg fijner kan, bewijst Lihou. Officieel geen zelfstandig eiland, het mini-eiland wordt gerekend tot Guernsey, hoewel er meestal een sloot van ongeveer 250 meter tussen de twee ligt. Meestal. Dankzij het enorme getijdenverschil ligt de sloot soms droog. Dan komt er - taráá - een klinkerpad tevoorschijn. Die causeway moet worden gedaan!

Bij laag water staan we dus aan de kust. Lihou lijkt dichtbij, maar toch ver weg. De stenen blinken door het water heen, maar alleen op het eerste gedeelte. Daarna is er zee. “Unless you undress it can’t be done”, zegt een kustbewoner met hond. “En kijk sowieso uit, er staat een sterke stroming. Controleer altijd van tevoren of het kan. Er is een website.” Ik kan het niet laten, trek schoenen en sokken uit en glibber over wieren in alle mogelijke kleuren een stukje de causeway op. Maar wat nu? Poedelnaakt naar het eiland zwemmen is ook zo wat. De schoenen maar weer aan, dan.

Lihou laat me niet los. De volgende dag ga ik terug en ‘Yes! It can be done!’ De zee heeft zich teruggetrokken en er is een pad naar Lihou! Alsof Mozes langs is geweest. Ik steek over. Loop het eiland rond. Er zijn meer mensen, vooral Guernsians. En leuk: op het onbewoonde mini-eiland is nog best wat te zien. Er is geen internet, geen telefoon, maar wel een huis voor groepen, een ruïne (een oud Benedictijner klooster), en zelfs een Venuspoel. Er zijn vogels, meeuwen vooral, en gek genoeg rijdt er een boer op een tractor alsof er geen causeway bestaat.

Maar het mooiste: ik ben er.

Image
Kanaaleilanden

Must Read!

The Guernsey Literary and Potato Peel Pie Society van Mary Ann Shaffer is hét boek om vooraf te lezen over Guernsey. Het gaat over een stel eilanders dat zich met veel gevoel voor humor en met dank aan de literatuur, door de oorlog slaat. En over Juliet Ashton, een grappige en chaotische Engelse journaliste, die het verhaal van het eiland ontdekt, en voor de literaire aardappelschiltaart-club valt. Het boek is in het Nederlands vertaald (als Eilandpost) en is verfilmd.