Wandelen in Zweden als de zomer voorbij is, is dat wel een goed idee? Loop je niet de hele dag met je hoofd in je kraag weggedoken, door druilerig niemandsland? Na een vijfdaagse verkenningstocht van de zuidelijke provincies Halland en Skåne, durven wij te zeggen: doe ons maar oktober. Hallo bossen in vlammende herfstkleuren, duizenden paddenstoelen, vreedzame baaitjes badend in de najaarszon en restaurants met seizoensgerechten op het menu.
Achter ons kiepert de hemel de zon voorzichtig over de bosrand heen. Het strand van Tylösand wordt overgoten met perzikachtig zonlicht en lijkt er alleen voor ons te zijn. De laatste badgasten zijn vertrokken, het dorp is weer in handen van de 350 inwoners. Wanneer we de onbemande reddingstoren passeren, concluderen we dat een fleecejack als tussenlaag niet per sé nodig was geweest.
Onze eerste wandeling in Zuid-Zweden gaat over het Prins Bertils Pad. Een 18 kilometer lang kustpad dat van Halmstad naar Tylösand slingert, en voor de liefhebbers nog een stukje door naar Möllegård. Vernoemd naar prins Bertils, hertog van Halland en zoon van de later koning Gustaaf Adolf, die in Tylösand een zomerhuis tot zijn beschikking waar hij de eindeloze lichte dagen doorbracht met zijn prinses.
Wij doen de route in omgekeerde richting. Op momenten worden we gekidnapt door bossen waar de loofbomen in vuur en vlam staan, over paadjes bedekt met gouden bladeren, door bossen overwoekerd met rododendrons en overal paddenstoelen. Eén ding weten we inmiddels zeker: de zee is nooit ver weg. De route volgt het grillige verloop van de Hallandse kustlijn, over zandstranden en rotspartijen, met na elke bocht weer een nieuw maagdelijk baaitje waar je heerlijk doelloos kunt rondzwerven.
Wij noteren: falurode schuurtjes met stoffige ruiten, vissersboten met schelpdieren op de onderkant, fuiken die opgestapeld blokkentorens vormen, glibberige rails om de boten het water in te laten glijden, wiebelende schommels in afbladderende bomen, vakantieliefdes met een zakmes vereeuwigd in honderden jaren oude eikenbomen, steengroeves, haventjes, droomduinvilla’s. Uren later, wanneer de grote Halmstad zich opdringt, vatten we de dag samen: dit is Zweden zoals je het je altijd al hebt voorgesteld.
Een duivelse regenbui die de hele nacht aanhield heeft de ondergrond van Osbecks Beukenbos geluidsdicht gemaakt. De herfstbladeren van de honderden jaren oude bomen kraken niet langer onder onze voeten, maar maken ons onhoorbaar. We zweven over een roestkleurig tapijt dat wordt beschenen door magisch, schuin invallend ochtendlicht. Overal staan paddenstoelen paars, rood, bruin, geel in de schijnwerpers.
Om de wandeling nog net iets magischer, meditatiever te maken, trekt mijn reisgenoot Joris een stok uit de struiken. Aan de rondingen te zien heeft iemand voor hem deze stok ook al als wandelstok gebruikt. Zonder ons te haasten trekken we de noordelijke flank van de Hallandse heuvelrug, dat op het randje ligt met de provincie Skåne.
Het 273 hectare grote ‘Beukenbos van Osbeck’ dankt zijn naam aan Pehr Osbeck, een van de apostelen van de wereldberoemde wetenschapper Linneaus, die zijn pupillen de wereld over stuurde om hem te assisteren bij zijn research. Na een omzwerving in China begon Osbeck in de Zuid-Zweedse provincie Halland met zijn studie naar beukenbomen.
De grond op de gekantelde kant van de heuvelrug is bij vlagen zo vochtig – stroompjes dartelen trapsgewijs naar beneden – dat het bijna aan een moeras doet denken. Overal om ons heen is de grond bedekt met zachte mossen en puntige varens en donkerkleurige libellen snorren over roestige bruine poeltjes heen.
De blauwe paaltjes vertellen ons vandaag de weg in het natuurreservaat. We passeren de ingedutte restanten van het verlaten dorp Allgustorp en steken oude landbouwgronden waarvan de oude opgestapelde keien nog altijd de grens bepalen. Als boomstronken konden praten, zouden ze ons influisteren dat we niet de eerste mensen zijn in dit mysterieuze woud.
Duizenden jaren voor ons holden bewoners in dit bos diepe, perfect ronde geulen uit, historische paden, waarvan we het verloop vandaag meer dan eens volgen via onze eigen blauwe wandelroute. Verderop, op een open plek in het bos, ‘ontdekken’ we een reusachtige zwerfkei waarop knoestige handen in de Bronstijd rode tekeningen hebben achtergelaten, middenin wat nu een graasweide is, omringd door verse koeienvlaaien.
Op het water in de haven van Helsingborg is geen rimpeltje te ontdekken. De zeiljachten zitten er als Zweedse balletjes in de jus in vast gesmolten. We volgen de oranje bordjes van de Kullaleden, een 70 kilometer lange route langs de kust van de Øresund, die op haar beurt weer onderdeel uitmaakt van de nog veel grotere Skåneleden.
Met ons mee zijn Alfred en Fanny, twee oude vrienden die hun vrije zaterdag met liefde opofferen voor een dagje wandelen. Want de zon schijnt en de kust is hun geliefde.
Na de luxueuze appartementen in de haven van de middeleeuwse stad Helsingborg, met doorkijk naar het oude kasteel, volgen de buitenwijken, de weelderige Skånegele landhuizen en het koninklijk buitenverblijf dat in het voorjaar is omringd door vijfhonderd verschillende soorten bloeiende rododendrons. Dan alleen nog de bosrand van eiken, beuken, berken en populieren die tussen ons en de branding in staan.
Moe zullen we vandaag niet worden. De wandeling gaat nagenoeg over alleen vlak verhard terrein, als je het handjevol boshellingen en duinranden dat de oude vissersdorpen Hittarp, Domsten en Viken met elkaar verbindt, niet meerekent. Zonder al te veel te zeggen lopen we door de heuphoge hagen van roestkleurig rimpelroos, af en toe klauteren we op een bunker uit de Tweede Wereldoorlog voor het uitzicht. Het gevoel dat je op het puntje van de boeg staat, je blik versmolten met de horizon.
Daar, tussen de kust en de horizon, ligt alles wat de Kullaleden is. Een wandeling waarbij je aandacht continu wordt gegijzeld door de zee. Op de keien in de branding de ganzen en aalscholvers, sommige met de vleugels in de droogstand. Door de zoomlens van de camera bestudeert Joris een zeehond en terwijl Alfred vertelt dat je van rozenbottels likeur kunt maken, steekt Fanny haar hand op naar de vuurtoren. ‘Wonen aan de kust went nooit. Steeds wanneer je de deur opentrekt, is er magie. Je ziet er meteen liggen, met haar helende, rustgevende superkrachten.’
Opnieuw gaapt de zee ons aan zonder zijn blik van ons af te wenden. Net als gisteren, net als morgen. Een verschil is er wel. Voor de kust zijn nu de steile kliffen van het eiland Hven zichtbaar.
Pier, de lokale gids die ons meeneemt op het eerste deel van etappe 8 van de Skåneleden, vertelt dat hij nog aan de verplichtingen van een verloren weddenschap moet voldoen, veertig jaar geleden inmiddels. Toen spraken hij en zijn jeugdvriend, uitkijkend op het eiland waarvan de velden bloeiend koolzaad je ogen verblinden, af dat wie als eerste het eiland zou bezoeken, de ander mee uit eten zou nemen. ‘Niet doorvertellen.’
De richting is vandaag noordwaarts, in een shirt en een trui over een nagenoeg kaarsrechte en door de zon beschenen kustlijn. We laten de stad Landskrona achter ons, met haar stokoude citadel en slotgrachten, de traditionele volkstuintjes, de oude en de nieuwe watertoren die de skyline domineren, de rij kanonnen op de kade waar Pier vroeger zijn biertjes in verstopte, erachter het strandpaviljoen waar ABBA ooit een verrassingsconcert gaf, tegenwoordig een kliniek voor plastische chirurgie. Alles wordt kleiner en kleiner.
Net wanneer de bebouwing langs de kust geringer wordt, neemt ze plotseling weer toe. We lopen langs traditionele keurig onderhouden vissershuisjes rondom groene grasveldjes waarop de netten aan palen te drogen hangen. Elk blok in Borstahusen, hoe klein ook, heeft z’n eigen veldje, z’n eigen palen en z’n eigen netten. In de haven van het achttiende-eeuwse vissersplaatsje een restaurantje waar we gitzwarte filterkoffie drinken in een museum over hoe het leven hier ooit was, in Borstahusen.
Dan eindelijk een stukje wildernis, de beschoeiing in. De gemengde bossen van Lill-Olas met de vakantiehuisjes en een camping, de kanoverhuurmachine op het strand en restaurant Kvarteret Erikstorp waar Pier zijn boetedoening plaatsvervangend bij ons afkoopt met winterse gerechten. Daarna gaan we de hoogte in, door een bos onverstoord balancerend boven zee.
Bij een opening in de struiken laten we ons naar het smalle strookje strand onder ons afglijden, de vlucht is bijna verticaal. Aan de voet van de zachtgele hoge klif, waar zwaluwen holletjes in graven, groeien wilde bieten, tomaten en kamille en liggen duizenden afgedankte bakstenen uit de tijd dat de kust vol stond met baksteenfabrieken.
Nabij de inham van Rustningshamn klimmen we weer omhoog, op het dak van het golvende plateau. Het indrukwekkende grasheuvellandschap ontstond tijdens de laatste ijstijd door een smeltende gletsjer en houdt plotseling op daar waar de Øresund begint. Vanaf een picknickbankje op de rand bestuderen we nog een keer goed de zee, het eiland Hven en daarachter Denemarken.
Met de aankomst van de veerboot in Bäckviken wordt het eilandje Hven kunstmatig beademend. Schilders, bouwvakkers en landbewerkers in overalls stappen met hun instrumenten de kade op, trucks met lege bakken verdwijnen de heuvel over, de bietenvelden tegemoet.
Etappe 9A van de Skaneleden begint precies in dit tafereel. In het haventje direct rechtsaf, langs de kade, aan de voet van de heuvel met de huizen met de rozenperken. Zo’n 400 inwoners telt het eilandje in de Øresund, tussen Denemarken en Zweden, een stuk minder dan de 1.400 mensen die hier woonden toen de bakstenenfabrieken op Hven nog op volle toeren draaiden.
Sacraal stil is het er dan ook. Op het eiland waar het in het hoogseizoen geel ziet van het bloeiende koolzaad en de duizenden gele huurfietsjes, hoeven we nu alleen op de wereld om ons heen te letten. Die ligt er vandaag als volgt bij: de gaarden bezaaid met appels en peren, de lijsterbessen rimpelig en rood in de bomen, de bladerdaken deels boven ons, deels onder onze voeten.
De wandeling op Hven verbindt de vier dorpen op het eiland: Bäckviken, Tuna By, Norreborg en Kyrkbacken, gehuchtjes waar je in één ademtuig doorheen loopt. Met hun romp liggen ze boven op de backafallen, de kliffen, met hun ledematen languit uitgestrekt op de kustrand. Hier hebben de vensters uitzicht op tuimelende bootjes, houten steigers om vanaf te duiken en kiezelstranden die voortdurend slurpgeluidjes maken. Een plek om een roman te schrijven, een tijdje onder te duiken of, zoals in het geval in Norreborg, te mediteren in een yogakamp.
Op de weg terug naar de haven van Bäckviken passeren we de plek waar Tycho Brahe op zijn eigen manier met het universum connectte. De Deense astronoom liet, eind zestiende eeuw, op deze plek een kasteel met renaissancetuin bouwen, en een ondergronds observatorium van waaruit hij het heelal kon bespioneren. Het observatorium is in de jaren ’50 weer uitgegraven, het kasteel had minder geluk. Voor de permanente tentoonstelling over het leven van de wereldberoemde wetenschapper moet je daarom in het nabijgelegen kerkje zijn.
Dit artikel kwam tot stand in samenwerking met Visit Halland en Tourism in Skåne